
Jurisprudentie
BE9142
Datum uitspraak2008-06-11
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600307-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600307-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
verkeersongeval, bestuurder onder invloed, en verlaten plaats ongeval
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600307-08
Datum uitspraak: 11 juni 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Locatie Nieuwegein
te Nieuwegein.
Raadsman: mr. G.J. Dijkman, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te De Meern, althans in het arrondissement Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (de Zandweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank niet, althans onvoldoende, uit te wijken voor een fietser (die in dezelfde richting reed als hij, verdachte) en/of
met (de voorzijde van) zijn auto tegen die fietser/fiets aan te rijden,
waardoor de bestuurder van die fiets ([aangever 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en/of een gebroken been/enkel en/of een gescheurde lever, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (een ademalcoholgehalte van 625 µg/l);
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
en/of
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Zandweg,
niet, althans onvoldoende, is uitgeweken voor een fietser die over de Zandweg reed in dezelfde richting als waarin hij, verdachte reed en/of met (de voorzijde van) zijn auto tegen die fiets/fietser is aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2008 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Zandweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [aangever 1]) letsel en/of schade was toegebracht, althans terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander aan wie bij dat ongeval letsel is toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
De bewezenverklaring
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van 14 op 15 maart 2008 veel alcoholhoudende drank had gedronken en dat hij daarna in zijn auto, een Renault Clio met kenteken [kenteken], is gestapt en over de Zandweg te De Meern richting Breukelen is gereden. De verdachte heeft ook verklaard dat hij weet dat op die weg fietsers rijden. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op een gegeven moment een knal gevoeld en gehoord heeft. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment niet besefte wat er gebeurd was. De verdachte heeft overigens ook verklaard dat hij niets op de weg heeft gezien. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij een klap hoorde, zag dat zijn voorruit kapot was en dat hij van schrik is doorgereden . Ook bij de rechter-commissaris, op 17 maart 2008, heeft de verdachte verklaard dat hij een klap hoorde en de voorruit zag barsten.
De verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij, toen hij er aan terug dacht, vermoedde dat hij iemand had aangereden.
Een opsporingsambtenaar trof op de plaats waar het ongeval had plaatsgevonden een kentekenplaat met het kenteken [kenteken] .
Uit de Verkeers OngevalsAnalyse is gebleken dat, gezien het aantreffen van de kentekenplaat en het passen van de diverse op de plaats van het ongeval aangetroffen onderdelen op de Renault, gesteld kan worden dat de Renault op de Zandweg te De Meern een aanrijding heeft gehad . Bovendien kan, gezien de schade van de Renault, worden gesteld dat de Renault in botsing is gekomen met een voetganger dan wel een fietser. Gelet op de schade aan de fiets kan voorts worden gesteld dat deze aan de achterzijde is aangereden door een personenauto .
Het slachtoffer, [aangever 1], weet nog dat hij in de nacht van 14 op 15 maart 2008 met de fiets via de Zandweg van Harmelen naar De Meern is gereden, maar kan zich van het ongeval niets herinneren . Het slachtoffer heeft aan het ongeval een gebroken oogkas, een gebroken been en een gescheurde lever overgehouden .
Uit het ademonderzoek, waaraan de verdachte zijn medewerking heeft verleend, is gebleken dat de verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank . Het resultaat van het ademonderzoek was 625 µg/l .
De officier van justitie is onder meer van oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden doordat hij onder invloed van alcoholhoudende drank in zijn auto heeft gereden én een fietser niet heeft opgemerkt. Voorts is de officier van justitie van oordeel dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten.
De raadsman heeft terechtzitting aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, aangezien niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden. De raadsman heeft gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte de fietser over het hoofd heeft gezien doordat hij onder invloed was van alcoholhoudende drank. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de toedracht van het ongeval niet kan worden vastgesteld en het derhalve ook mogelijk is dat het slachtoffer zonder licht op zijn fiets reed en dat hij niet uiterst rechts op de weg heeft gereden.
De rechtbank is echter van oordeel dat het gegeven dat de verdachte de fietser niet heeft opgemerkt in combinatie met het feit dat de verdachte onder invloed was van alcoholhoudende drank, voldoende redengevend is voor het oordeel dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. De rechtbank is voorts van oordeel dat de mogelijkheid dat het slachtoffer niet uiterst rechts op de weg heeft gereden niet afdoet aan het verwijt dat de verdachte in deze zaak valt te maken en dat niet aannemelijk is geworden dat hij zonder brandend achterlicht zou hebben gereden.
De raadsman heeft ter terechtzitting eveneens aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, aangezien de verdachte door de klap een blackout heeft gekregen en dat hij zich daardoor niet bewust was van het feit dat hij iemand had aangereden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte een blackout heeft gehad en zich daardoor niet bewust was van het feit dat hij iemand had aangereden. De verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat hij, nadat hij een klap hoorde en zag dat zijn voorruit kapot was, van schrik is doorgereden. Ook bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij een klap hoorde en de voorruit zag barsten. Naar het oordeel van de rechtbank moest de verdachte op dat moment redelijkerwijs vermoeden dat hij iets of iemand had geraakt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
Primair
op 15 maart 2008 te De Meern, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Zandweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend:
terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
met (de voorzijde van) zijn auto tegen die fietser/fiets aan te rijden,
waardoor de bestuurder van die fiets, [aangever 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken oogkas en een gebroken been en een gescheurde lever, werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (een ademalcoholgehalte van 625 µg/l);
2.
op 15 maart 2008 te De Meern, als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Zandweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander, te weten [aangever 1], letsel en schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 7 Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een Leefstijl training, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Renault Clio, met kenteken [kenteken], wordt verbeurd verklaard.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, terwijl hij zwaar onder invloed was van alcoholhoudende drank, als bestuurder van een auto een fietser niet opgemerkt en heeft deze fietser aangereden. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Blijkens de overgelegde slachtofferverklaring is het slachtoffer nog steeds aan het revalideren in een revalidatiecentrum en is het nog steeds onduidelijk wat de gevolgen van de opgelopen kwetsuren gaan zijn voor zijn opleiding bij het Korps Mariniers. Voorts heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten en het slachtoffer daardoor in een zeer hulpbehoevende toestand achtergelaten.
Door zijn zeer onvoorzichtig en onoplettend handelen heeft de verdachte niet alleen zichzelf, maar met name ook andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Dat gevaar heeft zich voor het slachtoffer ook op wrede wijze geopenbaard.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 22 mei 2008, opgemaakt door M.N. van der Wilt, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat de verdachte baat heeft bij het volgen van een Leefstijl training, welke een vervolg is op de training Terugval Preventie Middelengebruik, waaraan de verdachte in de Penitentiaire Inrichting deelneemt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Dat betekent dat de rechtbank tot een lagere straf komt dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht hiertoe redengevend dat de verdachte ook zelf door de gevolgen van het ongeval is getroffen. Hij is immers zijn baan kwijtgeraakt en ziet zich gesteld voor financieel moeilijke tijden. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
Met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Renault, type Clio, met kenteken [kenteken], zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de verdachte.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 9 MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de
Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat
nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een Leefstijl training.
Met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt de verdachte wegens het onder 1 bewezenverklaarde voorts de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Renault, type Clio, met kenteken [kenteken], aan de verdachte.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D.A.C. Koster, voorzitter, P. Wagenmakers en J.M. Bruins, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2008.
Mr. J.M. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.