
Jurisprudentie
BE9192
Datum uitspraak2008-08-26
Datum gepubliceerd2008-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers146805 / KG ZA 08-316
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-08-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers146805 / KG ZA 08-316
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
De zorgverzekeraars Menzis c.s. en UVIT voeren sinds 1 juli 2008 een zogeheten “individueel preferentiebeleid”. Ten aanzien van 9 werkzame stoffen (voor Menzis c.s.) en 33 werkzame stoffen (voor UVIT) hebben deze zorgverzekeraars bepaalt dat alleen het generieke merk met de laagste bruto adviesprijs onder de dekking van hun zorgverzekeringen valt.
Een aantal apothekers in de omgeving van Zwolle weigert aan dit beleid medewerking te verlenen en hebben dat ook publiekelijk bekend gemaakt.
Met Menzis c.s. en UVIT is de voorzieningenrechter van oordeel dat de apothekers alleen de door deze zorgverzekeraars aangewezen merken aan de desbetreffende verzekerden mogen verstrekken. De apothekers hebben zich namelijk daartoe verplicht in tussen hen en de zorgverzekeraars gesloten zorgverleningsovereenkomsten.
Er is niet gebleken van redenen waarom de zorgverzekeraars de apothekers niet aan deze verplichting zouden kunnen houden. Niet aannemelijk is geworden dat de handelwijze van de zorgverzekeraars een inbreuk vormt op de professionele autonomie van de apothekers of dat de apothekers niet meer kunnen voldoen aan hun wettelijke informatieverplichting naar hun patiënten. Ook is niet voldoende reden dat dit beleid voor (sommige) apothekers mogelijk per saldo leidt tot een verlies. Indien daarvan al sprake zou zijn dienen zij langs andere weg wijziging van de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde vergoedingen na te streven.
De wijze waarop de apothekers per brief publiekelijk de weigering om aan dit beleid mee te werken hebben bekend gemaakt is volgens de voorzieningenrechter onrechtmatig. Daarom moeten de desbetreffende apothekers overgaan tot rectificatie.
Een aantal apothekers in de omgeving van Zwolle weigert aan dit beleid medewerking te verlenen en hebben dat ook publiekelijk bekend gemaakt.
Met Menzis c.s. en UVIT is de voorzieningenrechter van oordeel dat de apothekers alleen de door deze zorgverzekeraars aangewezen merken aan de desbetreffende verzekerden mogen verstrekken. De apothekers hebben zich namelijk daartoe verplicht in tussen hen en de zorgverzekeraars gesloten zorgverleningsovereenkomsten.
Er is niet gebleken van redenen waarom de zorgverzekeraars de apothekers niet aan deze verplichting zouden kunnen houden. Niet aannemelijk is geworden dat de handelwijze van de zorgverzekeraars een inbreuk vormt op de professionele autonomie van de apothekers of dat de apothekers niet meer kunnen voldoen aan hun wettelijke informatieverplichting naar hun patiënten. Ook is niet voldoende reden dat dit beleid voor (sommige) apothekers mogelijk per saldo leidt tot een verlies. Indien daarvan al sprake zou zijn dienen zij langs andere weg wijziging van de door de Nederlandse Zorgautoriteit vastgestelde vergoedingen na te streven.
De wijze waarop de apothekers per brief publiekelijk de weigering om aan dit beleid mee te werken hebben bekend gemaakt is volgens de voorzieningenrechter onrechtmatig. Daarom moeten de desbetreffende apothekers overgaan tot rectificatie.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 146805 / KG ZA 08-316
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2008
in de zaak van
1. de onderlinge waarborgmaatschappij
MENZIS ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Zwolle,
2. de onderlinge waarborgmaatschappij
ANDERZORG U.A.,
gevestigd te Zwolle,
3. de naamloze vennootschap
CONFIOR ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Zwolle,
4. de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
5. de naamloze vennootschap
IZZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
6. de naamloze vennootschap
TRIAS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
7. de naamloze vennootschap
UNIVÉ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Zwolle,
8. de naamloze vennootschap
UNIVÉ ZORG ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseressen,
procureur mr. M.F.H.M. van Haastert,
advocaten mrs. G.R.J. de Groot en M.F. van der Mersch te Den Haag,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK [gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK [gedaagde 4] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK [gedaagde 5] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK NIEUWLEUSEN B.V.,
gevestigd te Nieuwleusen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK [gedaagde 7] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK LEMELERVELD B.V.,
gevestigd te Lemelerveld,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK WIJHE B.V.,
gevestigd te Wijhe,
gedaagden,
procureur mr. M.G.I.W. Teunis,
advocaat mr. A.J.H.W.M. Versteeg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook Menzis c.s. (voor eiseressen in conventie, verweersters in reconventie sub 1 tot en met sub 3), UVIT (voor eiseressen in conventie, verweersters in reconventie sub 4 tot en met sub 8), Apotheek [gedaagde 1] c.s. (voor gedaagden in conventie, eiser(e)s(sen) in reconventie sub 1 tot en met 9), Apotheek [gedaagde 4] c.s. (voor gedaagden in conventie, eiser(e)s(sen) in reconventie sub 1 tot en met sub 5) en Apotheek Nieuwleusen c.s. (voor gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie sub 6 tot en met sub 8) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 29 juli 2008;
- de door Menzis c.s. en UVIT in het geding gebrachte producties;
- de op 31 juli 2008 uitgebrachte hersteldagvaardingen van Menzis c.s. en UVIT;
- de memorie, tevens voorwaardelijke eis in reconventie van Apotheek [gedaagde 1] c.s.;
- de door Apotheek [gedaagde 1] c.s. in het geding gebrachte producties;
- de mondelinge behandeling
- het wrakingsverzoek en het daarvan opgemaakte proces-verbaal
- de pleitnotities van Menzis c.s. en UVIT;
- de pleitnotities van Apotheek [gedaagde 1] c.s.
- de schriftelijke aantekeningen van Apotheek [gedaagde 1] c.s..
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Menzis c.s. en UVIT zijn zorgverzekeraars in de zin van artikel 1 aanhef en onder b Zorgverzekeringswet. Apotheek [gedaagde 1] c.s. zijn rechtspersonen die een apotheek als onderneming drijven of vennoten van zodanige rechtspersonen.
2.2. Menzis c.s. en Apotheek [gedaagde 1] c.s. hebben in november en december 2007 zorgverleningsovereenkomsten gesloten over het jaar 2008 met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging (“overeenkomst farmacie buitengebieden 2008”).
Artikel 2 van deze overeenkomsten bepaalt:
“De overeenkomst tussen partijen heeft betrekking op farmaceutische zorg, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Besluit zorgverzekering, meer specifiek in artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering, zoals deze thans luidt dan wel in de toekomst komt te luiden, en met inachtneming van de op dit besluit nadere regelgeving.”
Artikel 6, eerste lid van deze overeenkomsten bepaalt in aanvulling daarop:
“De zorgaanbieder verleent de farmaceutische zorg, met inachtneming van de voorwaarden in het Verzekeringsreglement Zorg.”
2.3. UVIT en Apotheek [gedaagde 1] c.s. (met uitzondering van Apotheek Wijhe) hebben in december 2007 zorgverleningsovereenkomsten gesloten over het jaar 2008, met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging (“Zorgovereenkomst Farmaceutische zorg Univé VGZ IZA Trias 2008”). Deel II van de desbetreffende zorgverleningsovereenkomsten bepaalt in artikel 1, tweede lid:
“farmaceutische zorg: farmaceutische zorg voor zover opgenomen in de Zorgverzekeringswet, nader uitgewerkt in het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering, m.u.v. de dieetpreparaten, en aangeduid in de vigerende Nza-beleidsregels.”
Artikel 2 bepaalt, voor zover van belang:
“1. De Zorgaanbieder verleent de zorg naar aard en omvang zoals in deze zorgovereenkomst overeengekomen.
2. De Zorgaanbieder verleent de farmaceutische zorg op basis van een voorschrift van een arts […].
3. De Zorgaanbieder verleent de farmaceutische zorg, met inachtneming van de voorwaarden in het voor het betreffende merk geldende Verzekeringsreglement Zorg respectievelijk het Reglement farmaceutische zorg. […]”
2.4. Menzis c.s. en UVIT hebben voorts met hun verzekerden zorgverzekeringsovereenkomsten (“zorgverzekeringen”) in de zin van artikel 1 aanhef en onder c Zorgverzekeringswet gesloten. Het betreft zowel restitutieverzekeringen (bij dekking aanspraak gevend op een vergoeding van kosten) als naturaverzekeringen (bij dekking aanspraak gevend op zorg), zoals omschreven in artikel 10 en 11 van de Zorgverzekeringswet.
2.5. Artikel 2.8 eerste lid Besluit zorgverzekering, dat het begrip “farmaceutische zorg” zoals bedoeld in artikel 10 en 11 Zorgverzekeringswet nader definieert, bepaalt - voor zover van belang - dat verzekerden aanspraak hebben op de (vergoeding van) farmaceutische zorg van de door de minister aangewezen geregistreerde geneesmiddelen “voor zover deze geneesmiddelen zijn aangewezen door de zorgverzekeraar”.
Het derde en vierde lid van het Besluit zorgverzekering stelt regels waaraan de zorgverzekeraar bij aanwijzing van geneesmiddelen dient te voldoen. Het derde lid bepaalt dat aanwijzing zodanig dient te geschieden dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in de bij ministeriële regeling aangewezen geneesmiddelen tenminste één geneesmiddel voor de verzekerde beschikbaar is. Het vierde lid bepaalt - samengevat - dat farmaceutische zorg ook andere dan door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddelen omvat indien het aangewezen geneesmiddel voor de verzekerde medisch niet verantwoord is.
2.6. In de tariefbeschikking van 16 juni 2008 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) de (maximale) vergoedingen vastgesteld die apothekers in rekening mogen brengen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een bedrag per voorschrift dat dient als vergoeding voor inkomen en praktijkkosten (receptregelvergoeding) en een bedrag dat dient als vergoeding voor de verstrekte geneesmiddelen.
Indien aan een verzekerde van Menzis c.s. of UVIT farmaceutische zorg wordt verstrekt, wordt de aan de zorgaanbieder deze laatstgenoemde vergoeding betaald die is gebaseerd op de zogeheten “G-standaard”, een landelijke, maandelijks bijgewerkte, lijst met door de leveranciers van geneesmiddelen opgegeven bruto adviesprijzen.
Op deze vergoeding diende, ter compensatie van aan apothekers door leveranciers gegeven inkoopvoordelen een percentage in mindering te worden gebracht (de zogeheten “claw-back”). Bij uitspraak van 11 juli 2008 heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) de passages in voornoemde tariefbeschikking omtrent de claw-back geschorst.
2.7. Met ingang van 1 juli 2008 voeren Menzis c.s. en UVIT een individueel preferentiebeleid. Dit beleid houdt in dat de zorgverzekeraar ten aanzien van bepaalde werkzame stoffen slechts dekking verleent indien aan de verzekerde een door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddel is verstrekt. De zorgverzekeraar wijst daarbij het geneesmiddel aan dat de laagste prijs heeft op de G-standaard.
Het individuele preferentiebeleid van Menzis c.s. heeft betrekking op 10 werkzame stoffen, dat van UVIT op 33 werkzame stoffen. De aanwijzing van Menzis c.s. geldt van 1 juli 2008 tot 1 juli 2009. De aanwijzing van UVIT geldt van 1 juli 2008 tot en met 31 maart 2009.
Apotheek [gedaagde 1] c.s. zijn door Menzis c.s. en UVIT respectievelijk bij brieven van 3 en 2 juni 2008 op de toepassing van dit beleid gewezen.
2.8. Het individuele preferentiebeleid heeft tot gevolg gehad dat de prijzen op de G-standaard van de door Menzis c.s. en UVIT aangewezen werkzame stoffen met gemiddeld 70% zijn gedaald, met uitschieters van prijsdalingen groter dan 90%. Niet in geschil is dat de door de leveranciers aan de apothekers gegeven inkoopvoordelen daarbij grotendeels zijn weggevallen.
2.9. Apotheek [gedaagde 1] c.s. weigeren - ook na daartoe door Menzis c.s. en UVIT te zijn gesommeerd - mee te werken aan het door Menzis c.s. en UVIT gevoerde individuele preferentiebeleid. Apotheek [gedaagde 1] c.s. (uitgezonderd Apotheek Wijhe) hebben aan de bewoners van Hardenberg, Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen een brief gezonden waarin zij stellen dat:
- de beperking in keuzevrijheid die door zorgverzekeraars wordt opgelegd onrecht doet aan de verplichting van de apothekers om de patiënten optimaal van medicatie en adviezen te kunnen voorzien;
- zij zullen doorgaan met de levering van de “vertrouwde” geneesmiddelen, hetgeen tot gevolg kan hebben dat dit geneesmiddel niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar, in welk geval contant dient te worden afgerekend met de apotheek, waarna de rekening bij de desbetreffende zorgverzekeraar kan worden ingediend.
Apotheek Wijhe heeft haar cliënten bericht dat:
- zij zich tegen deze “artikelpreferentie” vanaf het eerste moment heeft verzet;
- zij aan deze artikelpreferentie weigert mee te werken en zij dus haar eigen assortiment zal blijven voeren “zodat u gewoon krijgt wat u van ons gewend bent!”;
- dat dit betekent dat contant zal moeten worden afgerekend indien een ander middel wordt verstrekt dan door de zorgverzekeraar is aangewezen, waarna de cliënt zelf voor verrekening met de verzekeraar zal moeten zorgdragen;
- er andere (met name in de brief genoemde) zorgverzekeraars zijn die niet dit beleid uitvoeren en die “continuïteit net zo belangrijk [vinden]” als Apotheek Wijhe;
- wanneer de cliënt op grond van het bovenstaande overweegt om te wisselen van zorgverzekeraar, zij bereid is om de namen te geven van zorgverzekeraars die niet aan het individuele preferentiebeleid meedoen.
3. Het geschil in conventie
3.1. De vordering van Menzis c.s. en UVIT strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
op vordering van Menzis c.s.:
1. Apotheek [gedaagde 1] c.s. zal veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 juli 2009 aan personen ten behoeve van wie bij Menzis c.s. een zorgverzekering is gesloten en die zich voor de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Apotheek [gedaagde 1] c.s. geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen alendronaat, amlodipine, finasteride, fluoxetine, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, ramipril, sumatriptan en tamsulosine uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door Menzis c.s. als preferent zijn aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend of geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden ‘medische noodzaak’ of de letters ‘MN’;
2. Apotheek [gedaagde 1] c.s. zal veroordelen tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van de onder 1 omschreven veroordeling, met een maximum van EUR 250.000,00;
3. Apotheek Wijhe zal veroordelen aan de cliënten van de apotheek aan wie de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek Wijhe gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Wijhe.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[A]
[B], apothekers’
4. Apotheek Wijhe zal veroordelen de onder vordering 3 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website zichtbaar te maken en te houden;
5. Apotheek Wijhe zal veroordelen tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek Wijhe in gebreke blijft met de nakoming van de onder vordering 3 en/of 4 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
op vordering van UVIT:
6. Apotheek [gedaagde 1] c.s. (Apotheek Wijhe uitgezonderd) zal veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 april 2009 aan personen ten behoeve van wie bij UVIT een zorgverzekering is gesloten en die zich voor de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Apotheek [gedaagde 1] c.s. geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen alendroninezuur, alfuzosine, amlodipine, captopril, ciprofloxacine, citalopram, caritromycine, codeine, enalapril, ethinylestradiol-levonorgestrel, finasteride, fluoxetine, fluvoxamine, fosinopril, gliclazide, glimepiride, ibuprofen, lansoprazol, lisinopril, metformine, metoprolol, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, perindopril, quinapril, ramipril, ranitidine, risperidon, sertraline, sumatriptan, tamsulosine en tolbutamide uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door UVIT als preferent zijn aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend of geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden ‘medische noodzaak’ of de letters ‘MN’;
7. Apotheek [gedaagde 1] c.s. (Apotheek Wijhe uitgezonderd) zal veroordelen tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van de onder vordering 6 omschreven veroordeling, met een maximum van EUR 250.000,00;
op vordering van Menzis c.s. en UVIT:
8. Apotheek [gedaagde 4] c.s. zal veroordelen aan de inwoners van Hardenberg aan wie de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek [gedaagde 4] c.s. gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Hardenberg.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis en UVIT, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis en UVIT was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis en UVIT aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 3],
[gedaagde 2],
[C],
[D],
[E], apothekers’
9. Apotheek [gedaagde 4] c.s. zal veroordelen de in de vordering onder 8 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website of hun websites zichtbaar te maken en te houden;
10. Apotheek [gedaagde 4] c.s. zal veroordelen tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek [gedaagde 4] c.s. in gebreke blijven met de nakoming van de onder vorderingen 8 en/of 9 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
11. Apotheek Nieuwleusen c.s. zal veroordelen aan de inwoners van Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen aan wie de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek Nieuwleusen c.s. gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis en UVIT, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis en UVIT was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis en UVIT aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[F],
[G],
[H],
[I],
[J], apothekers’
12. Apotheek Nieuwleusen c.s. zal veroordelen de onder vordering 11 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website of hun websites zichtbaar te maken en te houden;
13. Apotheek Nieuwleusen c.s. zal veroordelen tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek Nieuwleusen c.s. in gebreke blijven met de nakoming van de onder vorderingen 11 en/of 12 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
14. subsidiair: zodanige voorziening zal treffen als de Voorzieningenrechter juist zal oordelen;
15. Apotheek [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding, en met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis.
3.2. Apotheek [gedaagde 1] c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Menzis c.s. en UVIT in de proceskosten.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. De vordering van Apotheek [gedaagde 1] c.s. in voorwaardelijke reconventie - indien de voorzieningenrechter op de vorderingen van Menzis c.s. en UVIT oordeelt dat de overeenkomsten die Apotheek [gedaagde 1] c.s. met Menzis c.s. en UVIT voor 2008 hebben gesloten Apotheek [gedaagde 1] c.s. verplicht aan verzekerden van Menzis c.s. en UVIT indien het recept daarvoor de ruimte laat, uitsluitend het geneesmiddel ter hand te stellen dat door Menzis c.s. en UVIT met toepassing van artikel 2.8 Besluit Zorgverzekering is aangewezen - strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal de bepalingen van de overeenkomsten zal schorsen zodat die bepalingen geen werking meer hebben, althans een in goede justitie vast te stellen voorziening zal treffen.
4.2. Menzis c.s. en UVIT hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in voorwaardelijke reconventie.
5. De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1. Menzis c.s. en UVIT stellen dat, door het toerekenbaar tekortschieten van Apotheek [gedaagde 1] c.s. in de nakoming van de zorgverleningsovereenkomsten, zij en hun verzekerden nadeel lijden, eruit bestaande dat
- de verzekerden met een naturaverzekering niet de overeengekomen zorg ontvangen;
- Menzis c.s. en UVIT worden geconfronteerd met de bij hun verzekerden ontstane onzekerheid en met onnodige complicaties;
- door de handelwijze van Apotheek [gedaagde 1] c.s. leveranciers zich niet langer verzekerd weten van een door hen verwacht marktaandeel, waardoor de animo om concurrende prijzen aan te bieden zal verdwijnen.
In het kader van de vraag of sprake is van spoedeisendheid heeft Apotheek [gedaagde 1] c.s. deze stellingen niet gemotiveerd betwist. Van een spoedeisend belang van Menzis c.s. en UVIT bij hun vorderingen is aldus hoe dan ook in voldoende mate gebleken.
5.2. Allereerst dient te worden onderzocht of uit de tussen partijen geldende zorgverleningsovereenkomsten voor Apotheek [gedaagde 1] c.s. de verplichting voortvloeit om de door Menzis c.s. en UVIT aangewezen geneesmiddelen voor te schrijven. Volgens Menzis c.s. en UVIT volgt dat uit de zorgverleningsovereenkomsten. Apotheek [gedaagde 1] c.s. hebben betoogd dat de zorgverleningsovereenkomsten niet van toepassing zijn op die gevallen waarbij zij een ander geneesmiddel aan de patiënt verstrekken dan door de zorgverzekeraar is aangewezen.
5.2.1. Apotheek [gedaagde 1] c.s. hebben aangevoerd - hetgeen door Menzis c.s. en UVIT in zoverre ook niet is bestreden - dat de door de zorgverzekeraars opgestelde zorgovereenkomsten door de afzonderlijke apothekers slechts konden worden geaccepteerd of geweigerd; over de inhoud hebben de afzonderlijke apothekers niet onderhandeld of kunnen onderhandelen. Dat brengt mee dat de uitleg van deze overeenkomsten met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de voorwaarden als geheel en van de in voorkomend geval daarbij behorende toelichting (vgl. Hoge Raad, 16-05-2008, NJ 2008, 284).
5.2.2. Anders dan Apotheek [gedaagde 1] c.s. betogen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat bedoelde zorgverleningsovereenkomsten met inachtneming van bovenomschreven maatstaf zo moeten worden uitgelegd dat zij van toepassing zijn op alle verstrekkingen van geneesmiddelen aan verzekerden van Menzis c.s. en UVIT.
Blijkens deze zorgovereenkomsten hebben de apothekers zich verplicht om die farmaceutische zorg te leveren aan verzekerden als omschreven in artikel 2.8 Besluit zorgverzekering. Indien een verzekerde zich tot een apotheker wendt met het verzoek om verstrekking van een geneesmiddel, dient deze apotheker dus een geneesmiddel te verstrekken als omschreven in voornoemd besluit, dat wil zeggen - voor zover de zorgverzekeraar gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bepaalde geneesmiddelen aan te wijzen - een door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddel. Indien hij niet dienovereenkomstig handelt, schiet hij tekort in de nakoming van de uit de zorgovereenkomst voortvloeiende verplichting. Een andere interpretatie van de zorgverleningsovereenkomsten verdraagt zich slecht met de bewoordingen van de overeenkomsten en met de strekking van artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering, te weten het versterken van de regierol van de zorgverzekeraars, welke onder meer blijkt uit de Nota van Toelichting op voormeld besluit (Staatsblad 2005, 389, pagina 42 en 43).
5.3. Als tweede hebben Apotheek [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat de litigieuze zorgverleningsovereenkomsten in strijd zijn met dwingendrechtelijke bepalingen met betrekking tot de geneeskundige behandelingsovereenkomst en om die reden nietig zijn. Zij hebben daarbij gewezen op de artikelen 7:448 en 453 BW.
Artikel 7:448 BW verplicht de hulpverlener, voor zover van belang, om patiënten op duidelijke wijze in te lichten over de behandeling van de patiënt, waarbij hij zich moet laten leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van onder andere “andere methoden van […] behandeling die in aanmerking komen.”
Artikel 7:453 BW verplicht hulpverleners de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen, waarbij zij handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Tot die professionele standaard behoort volgens Apotheek [gedaagde 1] c.s. het “Professioneel Statuut openbare apotheker en ziekenhuisapotheker” dat bepaalt dat apothekers in onafhankelijkheid verantwoorde farmaceutische zorg zal verlenen.
Volgens Apotheek [gedaagde 1] c.s. kunnen zij, indien zij worden gehouden tot exclusieve verstrekking van door Menzis c.s. en UVIT aangewezen geneesmiddelen, niet langer voldoen aan de verplichting om informatie te verstrekken met betrekking tot alternatieven en op grond van hun professionele autonomie vervolgens dat alternatief aanraden. Voorts merken zij op dat zij primair het belang van patiënten dienen te behartigen; daarbij spelen medicatiebewaking, medicatiebegeleiding, therapietrouw en het voorkomen van onnodige risico’s bij het gebruik van medicijnen een rol.
5.3.1. De voorzieningenrechter acht naar voorlopig oordeel niet aannemelijk geworden dat nakoming van de zorgverleningsovereenkomsten Apotheek [gedaagde 1] c.s. dwingt tot een handelen dat in strijd is met artikel 7:446 e.v. BW.
Vooropgesteld moet worden dat in artikel 28 derde lid Besluit zorgverzekering welbewust is bepaald dat aanwijzing zodanig dient te geschieden dat van alle werkzame stoffen die voorkomen in de bij ministeriële regeling aangewezen geneesmiddelen tenminste één geneesmiddel voor de verzekerde beschikbaar is. Daarmee is in voldoende mate verzekerd dat aan verzekerden een geneesmiddel met die werkzame stof wordt verstrekt. Voor zover (medische) aanleiding mocht bestaan om een ander geneesmiddel te verstrekken dan is aangewezen door de zorgverzekeraar, kan de voorschrijvend arts dat doen door middel van de aanduiding “medische noodzaak” of de letters MN (artikel 28 vierde lid Besluit Zorgverzekering). Indien in de visie van de apotheker daarvoor aanleiding bestaat, kan hij de voorschrijvend arts daar ook om verzoeken. Een beperking van de verplichting om de verzekerde te informeren over alternatieve behandelingsmogelijkheden kan de voorzieningenrechter hierin niet zien.
5.3.2. Evenmin is aannemelijk geworden dat redenen van medicatiebewaking, medicatiebegeleiding, therapietrouw en het voorkomen van onnodige risico’s bij het gebruik van medicijnen niet verenigbaar zijn met het individuele preferentiebeleid. Apotheek [gedaagde 1] c.s. hebben zich in dit verband slechts in algemene zin uitgelaten. Door Apotheek [gedaagde 1] c.s. is bovendien onvoldoende weersproken de stelling dat ook nu al apothekers met enige regelmaat een patiënt laten wisselen van geneesmiddel met dezelfde werkzame stof. Onduidelijk is vooralsnog of verzekerden (veel) vaker gedwongen zullen worden om van geneesmiddel te wisselen dan voorheen het geval was. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat deze frequentie inderdaad beduidend hoger zal komen te liggen, is niet in voldoende mate komen vast te staan dat bedoelde wisseling tezamen met een duidelijke informatieverschaffing (waarbij wordt uitgelegd waarom van geneesmiddel wordt gewisseld en met zoveel woorden wordt gezegd dat de werkzame stof dezelfde is) tot een vermindering van therapietrouw en een vergroting van risico’s bij het gebruik van medicijnen zal leiden, zodanig dat dit in strijd komt met één van de in het BW genoemde wetsbepalingen.
Van een inbreuk op de professionele onafhankelijkheid van Apotheek [gedaagde 1] c.s. is aldus evenmin in onvoldoende mate gebleken. Daarbij is voorts van belang dat die professionele onafhankelijkheid ertoe strekt aan patiënten adequate farmaceutische zorg te verschaffen en ondanks de aan Apotheek [gedaagde 1] c.s. contractueel opgelegde beperking in keuzevrijheid ten aanzien van het merk van het geneesmiddel, een dergelijke (adequate) farmaceutische zorg genoegzaam is verzekerd, mede als gevolg van de door de zorgverzekeraars in acht te nemen en genomen restricties als bedoeld in artikel 28 derde en vierde lid Besluit zorgverzekering. Dat de betrokken academisch gevormde beroepsgroep - gelijk wordt aangevoerd - door de onderhavige maatregel thans wordt gedegradeerd tot “doosjesschuiver” is hoe dan ook geenszins aannemelijk geworden.
5.4. Als derde hebben Apotheek [gedaagde 1] c.s. betoogd dat uit de jurisprudentie van het CBB en uit het stelsel van de Wet marktwerking gezondheidszorg (Wmg) volgt dat een apotheker niet gehouden is of kan worden farmaceutische zorg op verlieslatende wijze te leveren, zodat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van hen niet kan worden gevergd dat zij gedwongen worden door Menzis c.s. en UVIT om enkel de door deze zorgverzekeraars aangewezen geneesmiddelen te verstrekken. Zij doen daarmee een beroep op de artikelen 6:248 tweede lid en 258 eerste lid BW.
5.4.1. Het beroep op deze artikelen faalt.
Voorop heeft te staan dat de (voorzieningen)rechter in het algemeen met de toepassing van deze wetsbepalingen terughoudend dient om te gaan. Voor deze terughoudende toepassing bestaat te meer aanleiding indien bij de in het geding zijnde overeenkomsten professionele, zakelijke partijen betrokken zijn, zoals hier het geval is. De ten laste van één der zodanige partijen komende negatieve gevolgen van een en ander behoren in beginsel immers tot het normale ondernemingsrisico.
5.4.2. Artikel 6:248 tweede lid BW bepaalt - voor zover van belang - dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is “voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”. In verband met de - ook reeds in rechtsoverweging 5.2.2 vermelde - voor de zorgverzekeraars voorziene regierol met het oog op een doelmatig gebruik van medische zorg, heeft de minister gekozen voor de mogelijkheid om zorgverzekeraars geneesmiddelen te laten aanwijzen (binnen de grenzen van artikel 28 leden 3 en lid 4 Besluit zorgverzekering). Indien Apotheek [gedaagde 1] c.s. van mening zijn dat zij (mede) als gevolg van het wegvallen van inkoopvoordelen per saldo verlieslatend moeten werken - waar het door hen gestelde tekort op de receptregelvergoeding eerder werd gecompenseerd met (thans weggevallen) inkoopvoordelen - dienen zij naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gebruik te maken van de door de Wmg gegeven waarborgen teneinde tot een meer adequate inkomstenstructuur te geraken, bijvoorbeeld door zich tot de Nza te wenden dan wel rechtsmiddelen in te stellen tegen de door de Nza gegeven tariefbeschikking.
Voorshands is de voorzieningenrechter al met al van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat, gelet op het stelsel van de Wmg en de jurisprudentie van het CBB, toepassing van het individuele preferentiebeleid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar is te kwalificeren.
5.4.3. Artikel 6:258 eerste lid BW bepaalt als lex specialis van artikel 6:248 BW - voor zover van belang - dat de (bodem)rechter de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of de overeenkomst (gedeeltelijk) kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van dien aard zijn dat de wederpartij ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Ook indien de gevolgen van het individuele preferentiebeleid door Apotheek [gedaagde 1] c.s. niet zijn voorzien - hetgeen overigens gemotiveerd en steekhoudend is bestreden door Menzis c.s. en UVIT - , kan dat, nu die gevolgen - zoals hiervoor is overwogen - hoe dan ook niet als onaanvaardbaar zijn aan te merken, evenmin tot een voor Apotheek [gedaagde 1] c.s. gunstige beslissing leiden. Het beroep hierop faalt derhalve eveneens.
5.5. De conclusie dient te zijn dat Menzis c.s. en UVIT op goede gronden onverkorte nakoming van de zorgverleningsovereenkomsten mogen verlangen. De vorderingen in conventie onder 1., 2., 6. en 7. zullen derhalve worden toegewezen. Gelet op het vorenoverwogene ligt de voorwaardelijke reconventionele vordering voorts voor afwijzing gereed.
5.6. Vervolgens is de vraag aan de orde of Apotheek [gedaagde 1] c.s. onrechtmatig jegens Menzis c.s. en UVIT hebben gehandeld door de brieven genoemd in rechtsoverweging 2.9 te versturen.
5.6.1. Volgens Menzis c.s. en UVIT wekken Apotheek [gedaagde 1] c.s. tegen beter weten in de indruk dat Menzis c.s. en UVIT de rekeningen, betrekking hebbend op niet aangewezen geneesmiddelen, (zullen) moeten vergoeden. Daarnaast wekken de brieven volgens Menzis c.s. en UVIT ten onrechte de indruk dat de aangewezen geneesmiddelen inferieur zijn aan de andere door de apothekers verstrekte (niet aangewezen) middelen. Voorts wordt volgens Menzis c.s. en UVIT in de brief van Apotheek Wijhe ten onrechte opgeroepen om over te stappen naar een zorgverzekeraar die niet het individuele preferentiebeleid voert. Menzis c.s. en UVIT lijden als gevolg van deze brieven schade.
5.6.2. Apotheek [gedaagde 1] c.s. stellen zich op het standpunt dat de brieven verzekerden niet aanzetten om de nota in te dienen bij hun verzekeraars, maar deze slechts verwijzen naar de plaats waar de discussie dient te worden gevoerd, namelijk tussen zorgverzekeraars en hun verzekerden. Evenmin wordt volgens Apotheek [gedaagde 1] c.s. de indruk gewekt dat de middelen inferieur zijn; dat Menzis c.s. en UVIT schade lijden als gevolg van deze brieven zou ook niet zijn gebleken.
5.6.3. Zoals hiervoor overwogen hebben Apotheek [gedaagde 1] c.s. niet mogen weigeren om aan verzekerden van Menzis c.s. en UVIT andere geneesmiddelen voor te schrijven dan die door Menzis c.s. en UVIT zijn aangewezen. Dat de brieven schade berokkenen aan Menzis c.s. en UVIT is voldoende aannemelijk geworden: Menzis c.s. en UVIT worden immers (mede) als gevolg van deze brieven geconfronteerd met nodeloze vragen van verzekerden en met verzekerden die een nota indienen die Menzis c.s. en UVIT, gelet op de dekking die zij bieden, in beginsel niet behoeven te vergoeden. Daarmee wordt de relatie van Menzis c.s. en UVIT met hun verzekerden op onaanvaardbare wijze belast. Daarnaast wekken de brieven ten onrechte de indruk dat Menzis c.s. en UVIT met het individuele preferentiebeleid jegens Apotheek [gedaagde 1] c.s. ontoelaatbaar hebben gehandeld, en stellen zij Menzis c.s. en UVIT op die manier in een ongunstig daglicht.
Voornoemde wijze van voorlichting is naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig jegens Menzis c.s. en UVIT. Dat brengt mee dat Menzis c.s. en UVIT op goede gronden rectificatie hebben gevorderd.
5.6.4. Nu Apotheek [gedaagde 1] c.s. geen verweer hebben gevoerd tegen de wijze en de inhoud van de gevorderde rectificatie, zullen de vorderingen in conventie onder 3., 4., 5., 8., 9., 10., 11., 12. en 13. ongewijzigd worden toegewezen.
5.7. Apotheek [gedaagde 1] c.s. zullen als de integraal in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, behoudens de kosten die verband houden met de nietigheid van de op 22 juli 2008 betekende dagvaarding. De kosten aan de zijde van Menzis c.s. en UVIT worden aldus begroot op:
- dagvaarding EUR 143,60
- vast recht 254,00
- salaris procureur 1.356,00
Totaal EUR 1.604,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie:
6.1. veroordeelt Apotheek [gedaagde 1] c.s. om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 juli 2009 aan personen ten behoeve van wie bij Menzis c.s. een zorgverzekering is gesloten en die zich voor de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Apotheek [gedaagde 1] c.s. geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen alendronaat, amlodipine, finasteride, fluoxetine, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, ramipril, sumatriptan en tamsulosine uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door Menzis c.s. als preferent zijn aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend of geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden ‘medische noodzaak’ of de letters ‘MN’;
6.2. veroordeelt Apotheek [gedaagde 1] c.s. tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van de onder 6.1 omschreven veroordeling, met een maximum van EUR 250.000,00;
6.3. veroordeelt Apotheek Wijhe aan de cliënten van de apotheek aan wie de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek Wijhe gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Wijhe.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[A]
[B], apothekers’
6.4. veroordeelt Apotheek Wijhe de onder beslissing 6.3 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website zichtbaar te maken en te houden;
6.5. veroordeelt Apotheek Wijhe tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek Wijhe in gebreke blijft met de nakoming van de onder de beslissingen 6.3 en/of 6.4 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
6.6. veroordeelt Apotheek [gedaagde 1] c.s. (Apotheek Wijhe uitgezonderd) om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 1 april 2009 aan personen ten behoeve van wie bij UVIT een zorgverzekering is gesloten en die zich voor de terhandstelling van geneesmiddelen tot een van de door Apotheek [gedaagde 1] c.s. geëxploiteerde apotheken wenden, op recepten voor de werkzame stoffen alendroninezuur, alfuzosine, amlodipine, captopril, ciprofloxacine, citalopram, caritromycine, codeine, enalapril, ethinylestradiol-levonorgestrel, finasteride, fluoxetine, fluvoxamine, fosinopril, gliclazide, glimepiride, ibuprofen, lansoprazol, lisinopril, metformine, metoprolol, mirtazapine, ondansetron, paroxetine, perindopril, quinapril, ramipril, ranitidine, risperidon, sertraline, sumatriptan, tamsulosine en tolbutamide uitsluitend de geneesmiddelen af te leveren die door UVIT als preferent zijn aangewezen, tenzij de voorschrijvend arts op een door hem ondertekend of geparafeerd recept een ander dan het als preferent aangewezen product heeft genoemd onder vermelding van de woorden ‘medische noodzaak’ of de letters ‘MN’;
6.7. veroordeelt Apotheek [gedaagde 1] c.s. (Apotheek Wijhe uitgezonderd) tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere gehele of gedeeltelijke overtreding van de onder beslissing 6.6 omschreven veroordeling, met een maximum van EUR 250.000,00;
6.8. veroordeelt Apotheek [gedaagde 4] c.s. aan de inwoners van Hardenberg aan wie de onder de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek [gedaagde 4] c.s. gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Hardenberg.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis en UVIT, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis en UVIT was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis en UVIT aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 3],
[gedaagde 2],
[C],
[D],
[E], apothekers’
6.9. veroordeelt Apotheek [gedaagde 4] c.s. de onder 6.8 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website of hun websites zichtbaar te maken en te houden;
6.10. veroordeelt Apotheek [gedaagde 4] c.s. tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek [gedaagde 4] c.s. in gebreke blijven met de nakoming van de onder beslissingen 6.8 en/of 6.9 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
6.11. veroordeelt Apotheek Nieuwleusen c.s. aan de inwoners van Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen aan wie de in rechtsoverweging 2.9 genoemde brief is verzonden, binnen drie werkdagen na de betekening van dit vonnis een op briefpapier van Apotheek Nieuwleusen c.s. gestelde brief te zenden van de navolgende inhoud, zonder enige toevoeging of enig commentaar, in welke vorm dan ook:
‘Geachte heer, mevrouw,
In juni jl. stuurden wij u een brief met belangrijke informatie over de geneesmiddelenvoorziening in Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen.
De rechtbank heeft de inhoud van die brief als onrechtmatig bestempeld omdat wij u daarmee onjuist hebben geïnformeerd en de verzekeraars die in die brief worden genoemd, waaronder Menzis en UVIT, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Zoals met Menzis en UVIT was overeengekomen, zullen wij aan u vanaf nu de door Menzis en UVIT aangewezen preferente geneesmiddelen afleveren. Deze geneesmiddelen zijn gelijkwaardig aan de geneesmiddelen die u van ons in het verleden afgeleverd heeft gekregen. Alleen de fabrikant en de verpakking verschillen. Deze geneesmiddelen worden volledig door uw zorgverzekeraar vergoed.
Met vriendelijke groet,
[F],
[G],
[H],
[I],
[J], apothekers’
6.12. veroordeelt Apotheek Nieuwleusen c.s. de onder beslissing 6.11 opgenomen tekst tot 15 september 2008 goed leesbaar op de homepage van haar website of hun websites zichtbaar te maken en te houden;
6.13. veroordeelt Apotheek Nieuwleusen c.s. tot een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 2.500,00 voor iedere dag dat Apotheek Nieuwleusen c.s. in gebreke blijven met de nakoming van de in de beslissingen 6.11 en/of 6.12 omschreven veroordelingen, met een maximum van EUR 250.000,00;
in voorwaardelijke reconventie:
6.14. wijst de vorderingen af,
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
6.15. veroordeelt Apotheek [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Menzis c.s. en UVIT tot op heden begroot op EUR 1.604,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.16. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.17. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2008.