
Jurisprudentie
BE9207
Datum uitspraak2008-08-21
Datum gepubliceerd2008-08-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4729 ANW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4729 ANW
Statusgepubliceerd
Indicatie
De WAO-uitkering wordt op de nabestaandenuitkering in mindering gebracht. Na korting resteert geen nabestaandenuitkering.
Uitspraak
07/4729 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 juli 2007, 06/2218 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 21 augustus 2008
I PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.N.P. Akkerman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant, geboren [in] 1950, heeft bij de Svb op 31 januari 2006 een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd, in verband met het overlijden van zijn echtgenote [in] 2005. Appellant ontving ten tijde in dit geding van belang een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 13 maart 2006 heeft de Svb aan appellant een ANW- nabestaandenuitkering toegekend op de grond dat appellant voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is. Daarbij is aangegeven dat de nabestaandenuitkering niet tot uitbetaling komt vanwege de hoogte van het eigen inkomen van appellant.
1.4. Bij besluit van 19 september 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 13 maart 2006 ongegrond verklaard. De Svb heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 18, eerste lid, van de ANW, in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw, de loondervingsuitkering van appellant op de nabestaandenuitkering in mindering dient te worden gebracht. Doordat de maximale nabestaandenuitkering € 999,31 per maand bedraagt en de WAO-uitkering van appellant € 1468,37 per maand, resteert na korting geen nabestaandenuitkering. Ten slotte heeft de Svb appellant gewezen op het feit dat de ANW een bodemvoorziening is het geval andere bronnen van inkomen ontbreken.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 19 september 2006 ongegrond verklaard. Daarbij is de rechtbank tot het volgende oordeel gekomen, waarbij voor eiser appellant en voor verweerder de Svb moeten worden gelezen;
“ Partijen zijn verdeeld over de vraag of de uitkering op grond van de Anw wel of niet uitbetaald dient te worden. Eiser voert aan dat hij sedert 1965 premie heeft betaald, en nu nog steeds, en derhalve toch zeker voor uitbetaling in aanmerking dient te komen. Verweerder voert daarentegen aan dat verweerder niet tot uitbetaling kan overgaan nu de WAO-uitkering die eiser maandelijks ontvangt te hoog is. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Het inkomen van eiser, een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van € 1468,37 per maand, heeft een zodanige omvang dat de uitkering ingevolge de Anw op grond van hetgeen bij en krachtens die wet is bepaald niet tot uitbetaling kan komen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft aangegeven wat de doelstelling van de Anw is.”
2.2. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. De gedingstukken en het verhandelde ter zitting geven de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De Raad verenigt zich met de overwegingen van die uitspraak en maakt die tot de zijne. Het hoger beroep is tevergeefs ingesteld.
3.3. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2008.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
OA