Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9226

Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/7302 WAV
Statusgepubliceerd


Indicatie

wav-boete; Er zou sprake zijn van een vriendendienst cq de vreemdeling haalde een raam uit de sloopauto omdat hij die zelf kon gebruiken. Er zou geen sprake zijn van werkzaamhedenten behoeve van het bedrijf van eiser. Ongegrond


Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage sector bestuursrecht derde afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 07/7302 WAV UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [A.], handelend onder de naam [A.] Autospuiterij, wonende te [plaats], eiser, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. I. Ontstaan en loop van het geding 1. Bij besluit van 15 november 2006 heeft verweerder eiser een boete opgelegd van € 4.000,-. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 november 2006 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Eiser is gehoord omtrent zijn bezwaar op 23 juli 2007. Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. 2. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 september 2007 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 5 februari 2008 een verweerschrift ingediend. 3. De zaak is op 25 juni 2008 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...] II. Motivering 1. Verweerder heeft eiser wegens een op 14 juni 2006 door de Arbeidsinspectie geconstateerde overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) een boete opgelegd van € 4.000,-, omdat hij de [vreemdeling], van Bulgaarse nationaliteit, zonder tewerkstellingsvergunning arbeid heeft laten verrichten in zijn garage. Verweerder heeft daarbij geconstateerd dat de overtreding aan eiser is toe te rekenen en dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding geven de boete niet op te leggen of de boete te matigen. 2. Eiser stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van het in de uitoefening van een bedrijf laten verrichten van arbeid. Eiser heeft hiertoe in beroep aangevoerd dat de aangetroffen vreemdeling hem hielp met het verwijderen van een autoruit uit een sloopauto, omdat hij deze ruit voor eigen gebruik wilde meenemen. Elke klant die net zoals de vreemdeling werkzaam is in de autobranche, zou zich nuttig maken door de gewenste onderdelen zelf te verwijderen uit de sloopauto. De verrichte werkzaamheden zijn dus niet uitgeoefend ten behoeve van het bedrijf van eiser. 3. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de Wav wordt onder werkgever verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Ingevolge artikel 18 van de Wav, voor zover thans van belang, wordt het niet-naleven van artikel 2, eerste lid, van de Wav als beboetbaar feit aangemerkt. Ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de Wav legt een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem de boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit. Volgens artikel 1 van de Beleidsregels boeteoplegging wet arbeid vreemdelingen 2007 (hierna: de beleidsregels) worden bij de berekening van een boete de normbedragen die zijn neergelegd in de Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav (hierna: de tarieflijst) tot uitgangspunt genomen. Ingevolge artikel 2 van de beleidsregels wordt voor de werkgever als natuurlijke persoon bij een gedraging in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Wav, bij de berekening van de op te leggen boete 0,5 maal het boetenormbedrag als uitgangspunt gehanteerd. Het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav is in de tarieflijst op € 8.000,- gesteld. 4. Allereerst stelt de rechtbank vast dat verweerder bij het opleggen van een boete ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de Wav een discretionaire bevoegdheid toekomt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid toetst de rechtbank in het licht van de door eiseres aangevoerde gronden of verweerder na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met het recht. Nu de onderhavige bestuurlijke boete is aan te merken als een punitieve sanctie brengt artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden mee dat de rechtbank vol dient te toetsen of de hoogte van de opgelegde boete in redelijke verhouding staat tot de ernst en verwijtbaarheid van de overtreding. 5. Blijkens het op ambtseed opgemaakte boeterapport is op woensdag 14 juni 2006 een persoon aangetroffen in het bedrijf van eiser, die automonteurwerkzaamheden verrichtte, bestaande uit het inzetten van een raam in een zwarte BMW. Deze persoon, de [vreemdeling], bleek niet te beschikken over een door de Wav vereiste tewerkstellingsvergunning. Ten overstaan van de inspecteurs verklaarde de vreemdeling dat eiser een vriend van hem is en dat hij hem af en toe helpt. De vreemdeling koopt zelf auto’s op met schade en repareert die in de garage van eiser. Hij verblijft illegaal in Nederland en weet dat hij niet in Nederland mag werken. Eiser heeft verklaard dat de vreemdeling hem soms helpt met het verplaatsen en het poetsen en uitwrijven van auto’s. Ook zet hij koffie en doet hij af en toe boodschappen voor eiser. Maar hij krijgt er geen geld voor. Wat de zwarte BMW betreft verklaart hij dat het een sloopauto betreft die 75 euro waard is. Eiser heeft de vreemdeling gevraagd de deur van de auto vast te houden. 6. Tussen partijen is niet in geschil dat [vreemdeling] een vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, en dat het de vreemdeling niet was toegestaan arbeid te verrichten, nu daarvoor geen tewerkstellingsvergunning was verstrekt. Overwogen wordt dat het begrip van werkgever in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wav ruim is gedefinieerd. Naar het oordeel van de rechtbank valt eiser onder die definitie, aangezien de werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf van eiser werden verricht. De stelling van eiser dat de vreemdeling belangeloos kwam helpen en verder slechts met het oogmerk om de autoruit voor eigen gebruik te benutten, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de relatie tussen de werkgever en de vreemdeling niet van belang is en dat vriendendiensten ook als persoonlijke dienstverlening kunnen worden aangemerkt, waarbij een beloning geen vereiste is. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser heeft gehandeld in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Wav en dat verweerder derhalve bevoegd was om een boete op te leggen. Zij is voorts van oordeel dat verweerder de overtreding aan eiser mocht toerekenen. Geoordeeld wordt dat verweerder aldus in redelijkheid heeft kunnen vergaan tot het opleggen van de boete. De rechtbank is van oordeel dat in hetgeen eiser overigens naar voren heeft gebracht geen zodanig bijzondere omstandigheden zijn gelegen op grond waarvan verweerder het boetebedrag had moeten matigen. Voor de rechtbank staat op grond van de financiële bescheiden in het dossier onvoldoende vast dat de betaling van de aan eiser opgelegde boete ernstige problemen zou opleveren voor de continuïteit van eisers bedrijf. De rechtbank acht de opgelegde boete evenredig in verhouding tot de ernst en verwijtbaarheid van de overtreding. 7. Gezien het vorenstaande is het beroep ongegrond. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: Verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. J.W.H.B. Sentrop en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2008, in tegenwoordigheid van de griffier C.A.Y. Morison-Libourel. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.