
Jurisprudentie
BE9254
Datum uitspraak2008-06-27
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/715105-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/715105-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
OM niet ontvankelijk
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/715105-06
Datum uitspraak: 27 juni 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. L. de Leon.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juni 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de nadere omschrijving tenlastelegging ter terechtzitting toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft ter zitting het verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging. De raadsman voert kort en in de kern weergegeven aan dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met het gestelde in artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit regels omtrent vernietiging van gegevens en de “Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders” opgesteld door het College van procureurs-generaal. Door het Openbaar Ministerie zijn gesprekken tussen verdachte en geheimhouders opgenomen, uitgeluisterd, uitgewerkt en bijna één jaar bewaard. Naar het oordeel van de raadsman dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard gelet op de herhaaldelijke, welbewuste schending en het fundamentele karakter van het geschonden belang.
De officier van justitie heeft bij repliek aangevoerd dat het dossier eind januari 2007 bij het Openbaar Ministerie is binnen gekomen. De officier van justitie is begin april 2007 teruggekomen van verlof en ontdekte toen de getapte gesprekken met de geheimhouders. Zij heeft direct een bevel opgemaakt om de gesprekken te vernietigen. De officier van justitie is van mening dat er niet gehandeld is volgens de afspraken, maar dat er geen sprake is van een stelselmatige en doelbewuste inbreuk en grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, maar van slordigheid. Voorts heeft de officier van justitie medegedeeld dat de gesprekken met de geheimhouders niet sturend zijn geweest in het onderzoek.
De rechtbank overweegt als volgt:
Vast staat dat ten onrechte getapte gesprekken met geheimhouders, waaronder de raadsman van de verdachte en de Reclassering, opgenomen van augustus 2006 tot en met november 2006, geruime tijd deel hebben uitgemaakt van het procesdossier. De gesprekken zijn immers pas in mei 2007 in opdracht van de officier van justitie vernietigd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat er niet conform de afspraken is gewerkt en dat zij, op het moment dat zij constateerde dat de gesprekken deel uitmaakten van het dossier, bevel heeft gegeven deze te vernietigen. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat de gesprekken doelbewust een geruime tijd deel hebben uitgemaakt van het procesdossier. De rechtbank is echter van oordeel dat het Openbaar Ministerie met grove veronachtzaming van de belangen en rechten van de verdachte heeft gehandeld. Er is immers stelselmatig in strijd gehandeld met het gestelde in artikel 126aa lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit regels omtrent vernietiging van gegevens en de “Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders” opgesteld door het College van procureurs-generaal. Het stelselmatig negeren van de wet en een besluit en instructie, bestemd om het vrije verkeer tussen een verdachte en geheimhouders te waarborgen levert een verzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting weliswaar aangevoerd dat de inhoud van de gesprekken met de geheimhouders niet sturend is geweest voor het onderzoek, echter de rechtbank is niet in staat te toetsen in hoeverre genoemde gesprekken die, zoals in confesso is, geruime tijd deel hebben uitgemaakt van het procesdossier, niet richtinggevend zijn geweest voor het onderzoek. Onder de hierboven omschreven omstandigheden ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaringen.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vervolging.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Krol, Y.A.T. Kruyer en R.P.G.L.M. Verbunt, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2007.