Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9255

Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802710/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2008, hebben [verzoekster] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.


Uitspraak

200802710/2. Datum uitspraak: 20 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op het verzoek van: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en anderen, verzoekers, om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht). 1. Procesverloop Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2008, hebben [verzoekster] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2008, hebben [verzoekster] en anderen het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) te veroordelen in de bij hen opgekomen proceskosten. Desgevraagd hebben [verzoekster] en anderen het verzoek nader toegelicht bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 augustus 2008, waar het college, vertegenwoordigd door J.J.A.M. Bertens, werkzaam bij de provincie, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:84, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld. 2.2. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het college het besluit van 21 februari 2008, waarbij het college aan [verzoekster] en anderen een last onder dwangsom heeft opgelegd, ingetrokken omdat het college is gebleken dat het niet bevoegd was om het besluit van 21 februari 2008 te nemen. Aldus is het college aan [verzoekster] en anderen tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 2.3. Het verzoek om proceskostenveroordeling ziet onder meer op de door verzoekers gemaakte kosten voor het door UDM Midden opgesteld rapport "Milieukundige eindsituatie bodemonderzoek tijdelijk slibdepot van Ginnekenweg te Udenhout". 2.4. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:75, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan een partij worden veroordeeld in de kosten die een anderen partij in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. Niet gebleken is dat het deskundigenbericht is opgesteld ten behoeve van de voorlopige voorzieningprocedure. Daarom bestaat er geen grond het college te veroordelen in de kosten van het deskundigenrapport. Dit laat onverlet dat het college bij het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van verzoekers, voor zover door hen tevens op de voet van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht aan het college is verzocht om vergoeding van de kosten van het deskundigenrapport, op dat verzoek dient te beslissen. 2.5. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand komen voor vergoeding in aanmerking 2.6. Het verzoek dient op na te melden wijze te worden toegewezen. 2.7. Het voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht zal ingevolge artikel 8:82, derde lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht door de secretaris van de Raad van State worden terugbetaald. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [verzoekster] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan [verzoekster] en anderen onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Taal voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008 325-517.