
Jurisprudentie
BE9261
Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800901/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800901/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft de burgemeester van Venlo (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouder] ten behoeve van Brasserie De Fiscus een vergunning verleend tot het hebben van tafels en stoelen dienende als terras, op het plein gelegen nabij het pand [locatie 1].
Uitspraak
200800901/1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/973 en 07/974 van de rechtbank Roermond van 21 december 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
de burgemeester van Venlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft de burgemeester van Venlo (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouder] ten behoeve van Brasserie De Fiscus een vergunning verleend tot het hebben van tafels en stoelen dienende als terras, op het plein gelegen nabij het pand [locatie 1].
Bij besluit van 16 maart 2007 heeft de burgemeester de door [exploitant] ten behoeve van [appellante] verzochte vergunning tot het hebben van tafels en stoelen dienende als terras op de weg, gelegen op het plateau vóór [appellante] aan de [locatie 2] geweigerd.
Bij besluiten van 30 mei 2007 heeft de burgemeester de door [appellante] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) de door [appellante] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 30 mei 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de besluiten van 30 mei 2007 in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2008, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, en vergezeld door haar exploitant, en de burgemeester, vertegenwoordigd door M.P.J.G. Kessels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Venlo (hierna: de APV) is de vergunning of ontheffing persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Ingevolge artikel 2:6, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming ervan.
Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder c, kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
2.2. De burgemeester heeft de door [appellante] verzochte terrasvergunning geweigerd en de door [vergunninghouder] verzochte terrasvergunning verleend. De burgemeester heeft aan de weigering van de terrasvergunning aan [appellante] ten grondslag gelegd dat het terras waarop de aanvraag van [appellante] betrekking heeft, onderdeel uitmaakt van de exploitatie van een ter plaatse reeds lang gevestigd horecabedrijf, Brasserie De Fiscus. Volgens de burgemeester bestaat er geen enkele reden om in deze situatie thans aan [vergunninghouder] minder terrasruimte te vergunnen enkel omdat zich ter plaatste een nieuw horecabedrijf heeft gevestigd.
Ten aanzien van de aan [vergunninghouder] verleende terrasvergunning heeft de burgemeester overwogen dat de wijziging van de tenaamstelling van de terrasvergunning niet maakt dat de oppervlakte van het te exploiteren plein moet worden aangepast en [appellante] thans rechten op een gedeelte van het terras kan claimen.
De burgemeester heeft hierbij verwezen naar een gedragslijn ten aanzien van een wijziging van de ondernemingsvorm die noopt tot wijziging van de tenaamstelling van de vergunning, inhoudende dat in een dergelijke situatie de vergunning in beginsel wordt gewijzigd of verleend.
2.3. Bij besluit van 12 maart 2008 heeft de burgemeester aan [appellante] een vergunning verleend tot het hebben van tafels en stoelen, dienende als terras, op de weg, gelegen vóór het pand [locatie 2] te [plaats]. Volgens de burgemeester leidt het verlenen van deze vergunning ertoe dat [appellante] geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep.
2.3.1. Dit betoog faalt. De nieuwe aan [appellante] verleende terrasvergunning ziet op een andere, verder van het café afgelegen, locatie dan de terrasvergunning die bij besluit van 16 maart 2007 is geweigerd. Deze nieuwe vergunning is bovendien ook in zoverre ongunstiger dat [appellante] daar geen parasols mag neerzetten. [appellante] heeft derhalve belang bij de beoordeling van haar hoger beroep.
2.4. De rechtbank heeft de besluiten van 30 mei 2007 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de besluiten in stand blijven. Zij heeft hiertoe overwogen dat de burgemeester voor het verlenen van de terrasvergunning aan [vergunninghouder] van belang heeft geacht dat sprake is van een voortzetting van de exploitatie van het horecabedrijf door een van de vennoten, die voorheen als vennoot ook reeds vergunninghouder was. Hierbij is niet gebleken van een wijziging in de exploitatie. Het niet wijzigen van de tenaamstelling van de bestaande terrasvergunning zou volgens de burgemeester in strijd zijn met de rechtszekerheid. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op basis van die motivering, die wel in de stukken, maar niet in de besluiten is verwoord, in het specifieke geval in redelijkheid tot de besluiten van 30 mei 2007 heeft kunnen komen.
2.4.1. [appellante] bestrijdt dit oordeel van de rechtbank. Zij betoogt hiertoe dat het persoonsgebonden karakter van de terrasvergunning zich verzet tegen een gedragslijn waarbij in geval van wijziging van de ondernemingsvorm de vergunning in beginsel dienovereenkomstig wordt gewijzigd of verleend. De rechtbank gaat volgens [appellante] in haar uitspraak aan dit persoonsgebonden karakter van de terrasvergunning voorbij en lijkt feitelijk te zijn uitgegaan van een zaaksgebonden karakter van de terrasvergunning. Voorts is met haar belangen geen rekening gehouden, aldus [appellante].
2.4.2. Dit betoog treft doel. Weliswaar kan, nu de gedragslijn als uitgangspunt hanteert dat "in beginsel" wordt gewijzigd of verleend, niet gezegd worden dat deze niet gehanteerd zou mogen worden in verband met het persoonsgebonden karakter van de terrasvergunning dan wel wegens het ontbreken van de mogelijkheid rekening te houden met de belangen van derden. De verwijzing door de burgemeester naar de gedragslijn, met vermelding van enkel de bestaande belangen van de aanvrager is evenwel, met name ook gezien het bepaalde in artikel 2:6, vijfde lid, aanhef en onder c, van de APV, ontoereikend om te oordelen dat de burgemeester ook de gestelde belangen van [appellante], waaronder het door haar gestelde belang om zonder overlast van het terras van Brasserie De Fiscus haar horecagelegenheid te kunnen drijven, in voldoende mate bij de belangenafweging heeft betrokken. Het standpunt van de burgemeester geeft immers geen inzicht in de vraag of en in hoeverre deze belangen van [appellante] een rol hebben gespeeld bij die afweging. Ook de redenering van de rechtbank geeft hierin geen inzicht. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte toepassing gegeven aan artikel 8:72, derde lid, van de Awb. Het betoog slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand zijn gelaten. De burgemeester zal nieuwe besluiten op de bezwaarschriften van [appellante] dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. De burgemeester dient ten aanzien van [appellante] en [vergunninghouder] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 21 december 2007 in zaken nrs. 07/973 en 07/974, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten van 30 mei 2007 in stand zijn gelaten;
III. veroordeelt de burgemeester tot vergoeding van bij [appellante] en [vergunninghouder] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.007,48 (zegge: duizendzeven euro en achtenveertig cent), waarvan € 966,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Venlo als volgt, onder vermelding van het zaaknummer, te worden betaald:
a. aan [appellante] € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. aan [vergunninghouder] € 363,48 (zegge: driehonderddrieënzestig euro en achtenveertig cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat gemeente Venlo aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008
350-581.