Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9271

Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709182/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 11 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan de stichting Stichting Respect Zorggroep (hierna: de stichting Respect) medegedeeld dat de door haar gevraagde monumentenvergunning voor het wijzigen van het pand Van Stolkweg 15 te Den Haag (hierna: het pand) van rechtswege is verleend.


Uitspraak

200709182/1. Datum uitspraak: 27 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de vereniging Wijkvereniging Van Stolkpark, gevestigd te Den Haag, de stichting Stichting Behoud Waardevol Erfgoed, gevestigd te Den Haag, [appellanten a], allen wonend te Den Haag, appellanten, tegen de uitspraak in zaak nr. 07/489 van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 november 2007 in het geding tussen: de vereniging Wijkvereniging Van Stolkpark, de stichting Stichting Behoud Waardevol Erfgoed, [appellanten a] en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. 1. Procesverloop Bij brief van 11 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan de stichting Stichting Respect Zorggroep (hierna: de stichting Respect) medegedeeld dat de door haar gevraagde monumentenvergunning voor het wijzigen van het pand Van Stolkweg 15 te Den Haag (hierna: het pand) van rechtswege is verleend. Bij uitspraak van 20 november 2007, verzonden op 21 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door de vereniging Wijkvereniging Van Stolkpark, de stichting Stichting Behoud Waardevol Erfgoed, [appellanten a] (hierna: de wijkvereniging e.a.) ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben de wijkvereniging e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 28 december 2007, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de stichting Respect een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2008, waar de wijkvereniging e.a., vertegenwoordigd door mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.C. Hocks en F.B. Dede, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Respect, vertegenwoordigd door mr. N.J.E.M. Elings, advocaat te Den Haag, verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 kan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister), al dan niet op verzoek van belanghebbenden, onroerende monumenten aanwijzen als beschermd monument. Ingevolge het tweede lid vraagt de minister, voordat hij ter zake een beschikking geeft, advies aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument is gelegen en, indien de monumenten zijn gelegen buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom, tevens aan het college van gedeputeerde staten. Ingevolge het derde lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, doet de minister mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld in het tweede lid, aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Ingevolge artikel 5 zijn met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in artikel 3, derde lid, heeft plaatsgevonden tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 7, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven in een van die registers, de artikelen 11 tot en met 33 van overeenkomstige toepassing. Ingevolge artikel 11, tweede lid, aanhef en onder a, is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Ingevolge artikel 14a, voor zover thans van belang, is op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Ingevolge artikel 16, derde lid, beslist het college van burgemeester en wethouders binnen vier maanden na de datum van de ontvangst van het laatste van de adviezen, bedoeld in het tweede lid, doch in ieder geval binnen de in artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde termijn. Ingevolge het vierde lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend, indien het college van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het derde lid. 2.2. De stichting Respect is voornemens om in het pand een hospice te vestigen, waarin kleinschalige palliatieve zorg wordt aangeboden. De aanvraag heeft betrekking op de wijzigingen die daartoe aan het pand moeten worden aangebracht. Zowel de welstands- en monumentencommissie van de gemeente Den Haag (hierna: de commissie) als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (hierna: de RDMZ) hebben positief geadviseerd ten aanzien van de voorgenomen wijziging van het pand. 2.3. De wijkvereniging e.a. betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de ter zake uitgebrachte adviezen van de commissie en de RDMZ aan de verleende vergunning ten grondslag konden worden gelegd. Volgens hen heeft de rechtbank miskend dat deze adviezen onvoldoende zijn gemotiveerd, omdat daaruit niet blijkt dat onderzoek is verricht naar de monumentwaardigheid van het pand. Volgens de wijkvereniging e.a. is de rechtbank daarbij ten onrechte voorbijgegaan aan de door hen overgelegde opinie van A.E.M. Landheer-Roelants (hierna: Landheer-Roelants) van 26 september 2007, waarin uiteengezet is dat het pand van monumentale waarde is. 2.3.1. Ter zitting hebben de wijkvereniging e.a. desgevraagd toegelicht dat Landheer-Roelants historica is en gepubliceerd heeft over onder meer de historie van het Van Stolkpark, waarin het pand gelegen is. Hierdoor is zij echter, anders dan de commissie en de RDMZ, nog niet als deskundige op het gebied van de architectuur en de bouwkunst aan te merken. Daarbij komt nog dat in haar opinie niet wordt onderbouwd dat de voorgenomen bouwkundige wijzigingen en het voorgenomen gebruik tot een onevenredige aantasting van het pand zullen leiden, terwijl voor dat oordeel de commissie noch de RDMZ grond ziet. Met de opinie van Landheer-Roelants hebben de wijkvereniging e.a. dan ook niet aangetoond dat de uitgebrachte adviezen onvoldoende gemotiveerd of anderszins onjuist zijn. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat deze adviezen aan de vergunning ten grondslag konden worden gelegd. 2.4. Hetgeen de wijkvereniging e.a. verder hebben aangevoerd ten aanzien van het gebruik van het pand als hospice treft evenmin doel. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat bij de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 de belangen van de aanvrager tegen de belangen van het beschermde monument dienen te worden afgewogen. De gestelde strijd met het bestemmingsplan en het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stimuleren van de woonfunctie ter plaatse, speelt bij de beoordeling van de onderhavige vergunning derhalve geen rol. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bindels lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008 85-496.