Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9273

Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6155 WAO + 07/1456 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking (volledige) WAO-uitkering. Voldoende medische grondslag en motivering geschiktheid functies. Maximering urenomvang maatman.


Uitspraak

06/6155 WAO 07/1456 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante) tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 september 2006, 05/2520 (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 13 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. W. Anker, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 7 maart 2007 heeft het Uwv een nader besluit van 7 maart 2007 ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008. Appellante is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 3 februari 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 31 maart 2005 ingetrokken. 1.2. Bij besluit van 30 juni 2005 (hierna: het bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 februari 2005 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak, met een bepaling omtrent vergoeding van griffierecht, het beroep van appellante gegrond verklaard, het bestreden besluit 1 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft overwogen dat, mede op grond van de door de psychiater Eland en orthopedisch chirurg Bonnet op haar verzoek uitgebrachte deskundigenverslagen, aangenomen moet worden dat de verzekeringsartsen van het Uwv tot een juist oordeel zijn gekomen omtrent de op de in geding zijnde datum bij appellante bestaande medische beperkingen. Voorts achtte de rechtbank de geschiktheid van de geduide functies in medisch opzicht voor appellante voldoende onderbouwd, zij het pas met een in beroep overgelegde rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank kon zich echter niet vinden in de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, omdat het Uwv naar haar oordeel ten onrechte de urenomvang van de maatmanfunctie heeft gemaximeerd op 38 uur per week. 3. Appellante kan zich niet met aangevallen uitspraak verenigen. In hoger beroep heeft zij aangevoerd dat de rechtbank, gelet op de bij haar gestelde diagnose fibromyalgie, ook een reumatoloog had moeten inschakelen. Appellante stelt zich verder op het standpunt dat nog steeds niet is voldaan aan de eisen, die de Raad in zijn uitspraken van 9 november 2004 heeft gesteld aan de arbeidskundige onderbouwing van een schatting in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. In het bijzonder acht appellante de geschiktheid van de functies machinebediende voedingsmiddelenindustrie en inpakker onvoldoende toegelicht. 4. Het Uwv heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak op 7 maart 2007 een nieuw besluit genomen (hierna: het bestreden besluit 2), waarbij het bezwaar van appellante tegen het besluit van 3 februari 2005 gegrond is verklaard en de WAO-uitkering met ingang van 31 maart 2005 is herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Aan deze besluitvorming ligt een nieuwe berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag waarbij is uitgegaan van de reƫle urenomvang van de maatmanfunctie. 5.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit 1 en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. In beginsel dient het oordeel van de onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundigen te worden gevolgd. Beide deskundigen hebben als hun oordeel gegeven dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellante op 31 maart 2005 juist hebben vastgesteld. Bij de totstandkoming van hun rapporten hadden de deskundigen een duidelijk en volledig beeld van de medische situatie van appellante, zowel wat betreft de psychische klachten als wat betreft de arm- en schouderklachten. Naar het oordeel van de Raad is appellante er niet in geslaagd om, onderbouwd met medische gegevens, aannemelijk te maken dat haar gezondheidstoestand door de deskundigen onjuist is beoordeeld. De enkele mededeling van appellante dat medio 2006 bij haar de diagnose fibromyalgie is gesteld kan geen aanleiding zijn nog een reumatoloog in te schakelen. De Raad onderschrijft voorts hetgeen met betrekking tot dit punt is opgemerkt door de bezwaarverzekeringsarts M.E.J. van Hoof in diens rapportage van 11 december 2006. 5.2. Voorts is ook de Raad van oordeel dat het Uwv de geschiktheid van de aan het bestreden besluit 1 ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft gemotiveerd. Daarvoor verwijst de Raad naar de verschillende zich onder de gedingstukken bevindende rapporten van de (bezwaar)arbeidsdeskundigen. In hoger beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige J. Kalthof op 24 mei 2007 de geschiktheid van de functies machinebediende voedingsmiddelenindustrie en inpakker vleessnacks nog nader toegelicht, maar ook zonder deze nadere motivering was de geschiktheid van deze functies voor appellante al voldoende gemotiveerd. 5.3. Terecht heeft de rechtbank aanleiding gezien het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen op de grond dat het Uwv ten onrechte de urenomvang van de maatman heeft gemaximeerd en het Uwv op te dragen een nieuw besluit op het bezwaar van appellante te nemen. 6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, bevestigd moet worden. 7. Het bestreden besluit 2 berust op dezelfde medische grondslag en op dezelfde voor appellante geschikt geachte functies als het bestreden besluit 1. Daarvoor geldt onverkort hetgeen onder 5.1. en 5.2. is overwogen. 8. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid herberekend aan de hand van een ongemaximeerde maatmanomvang van 43,86 uur per week. Dit leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 23%. Appellante heeft deze berekening niet bestreden. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv thans het verlies aan verdiencapaciteit op de juiste wijze berekend. Dit leidt tot een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% per 31 maart 2005. 9. Het beroep van appellante, dat mede wordt geacht gericht te zijn tegen het bestreden besluit 2 moet daarom ongegrond worden verklaard. 10. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten; Verklaart het beroep tegen het besluit van 7 maart 2007 ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) A.C. Palmboom BP