Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9275

Datum uitspraak2008-08-21
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805249/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gouda (hierna: het college) opnieuw vrijstelling verleend voor het realiseren van een sportcomplex voor SV Donk in de Oostpolder gelegen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Gouda, sectie F, nummer 2869 (hierna: het perceel).


Uitspraak

200805249/2. Datum uitspraak: 21 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verzoeker, tegen de uitspraak in de zaken nrs. 07/8238 en 07/5406 van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 juni 2008 in het geding tussen onder meer: [wederpartij] en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gouda (hierna: het college) opnieuw vrijstelling verleend voor het realiseren van een sportcomplex voor SV Donk in de Oostpolder gelegen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Gouda, sectie F, nummer 2869 (hierna: het perceel). Bij uitspraak van 10 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door onder meer [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 30 oktober 2007 vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2008, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 augustus 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.A. de Bruijn, E.M.J.M. Simons en L.M. Mauritz, ambtenaren in dienst van de gemeente, en mr. I.T.F. Vermeulen, ambtenaar in dienst van de provincie Zuid-Holland, en [wederpartij] en anderen, waarvan in persoon [wederpartij], zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het verzoek strekt tot schorsing van de aangevallen uitspraak hangende het hoger beroep, zodat gedurende die periode de bij besluit van 30 oktober 2007 verleende vrijstelling herleeft en op korte termijn kan worden gestart met de werkzaamheden, bestaande uit het verwijderen van de velden en gebouwen van SV Donk op de huidige locatie Sluiseiland ten behoeve van de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg en het verplaatsen van het sportcomplex naar het perceel. 2.3. Het realiseren van het sportcomplex op het perceel is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om de aanleg van het sportcomplex op het perceel mogelijk te maken heeft het college toepassing gegeven aan artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO). 2.4. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college van gedeputeerde staten) heeft een lijst van gevallen vastgesteld, gepubliceerd in het provinciaal blad op 24 oktober 2007, op grond waarvan het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling kan verlenen voor onder meer het binnen het stedelijk gebied bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het omzetten van bestaande functies in functies ten behoeve van voorzieningen van onder meer recreatieve aard, zoals sportvoorzieningen. Volgens de in voormelde publicatie opgenomen omschrijving van het begrip "stedelijk gebied" kan een gebied, dat is opgenomen in de bij de partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost deel uitmakende Bijlage bebouwingscontouren en daarin de aanduiding "te ontwikkelen stedelijk gebied" heeft gekregen, als stedelijk gebied worden beschouwd, indien voor een dergelijk gebied sprake is van een door het college van gedeputeerde staten akkoord bevonden structuurvisie of -schets. 2.5. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college van gedeputeerde staten blijkens zijn brief van 17 oktober 2006 niet onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de "Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030", maar slechts op hoofdlijnen. Volgens de rechtbank staat niet vast dat het college van gedeputeerde staten heeft ingestemd met de in voormelde structuurvisie genoemde zoeklocatie voor een beperkt aantal sportvoorzieningen in de Oostpolder. Voorts vallen sportvelden volgens de rechtbank niet binnen de in het streekplan Zuid-Holland Oost opgenomen aanduiding "openluchtrecreatie of stedelijk groen", welke aanduiding het college van gedeputeerde staten blijkens de brief van 17 oktober 2006 aan de Oostpolder wenst toe te kennen bij een volgende herziening van het streekplan. 2.6. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat er gerede twijfel of de door de rechtbank uitgesproken vernietigingsgrond ten aanzien van het besluit van 30 oktober 2007, zoals hiervoor vermeld, stand zal houden in de bodemprocedure. Uit de brief van 17 oktober 2006 kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet worden afgeleid dat wat betreft de locatie Oostpolder het college van gedeputeerde staten niet zou hebben ingestemd met hetgeen hierover in voormelde structuurvisie is opgenomen. Dit is ter zitting van de zijde van het college van gedeputeerde staten bevestigd. Weliswaar zijn in voormelde brief opmerkingen geplaatst, maar deze opmerkingen zien volgens het college van gedeputeerde staten niet op de Oostpolder. Voorts heeft het college ter zitting aan de hand van een streekplankaart toegelicht dat sportvelden passen in de in het streekplan opgenomen aanduiding "openluchtrecreatie of stedelijk groen". De voorzitter ziet thans geen reden aan deze uitleg van het streekplan te twijfelen. 2.7. Gezien de ter zitting door het college gegeven toelichting is voldoende aannemelijk geworden dat grote economische en maatschappelijke belangen gemoeid zijn bij de verplaatsing van het sportcomplex naar het perceel in verband met de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg. In hetgeen [wederpartij] en anderen hebben aangevoerd, bestaat geen aanleiding om thans aan te nemen dat uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling mocht worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voorshands geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de aan het project ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing en de daarbij behorende deskundigenrapporten onvoldoende moeten worden geacht. Bovendien zal de behandeling van de bodemprocedure plaatsvinden eind november van dit jaar. 2.8. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 juni 2008 in de zaken nrs. 07/8238 en 07/5406. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Montagne voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2008 374.