
Jurisprudentie
BE9283
Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706906/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200706906/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oost Gelre (hierna: de raad) bij besluit van 14 december 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Lievelde bebouwde kom, algehele herziening 2005" (hierna: het plan).
Uitspraak
200706906/1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oost Gelre (hierna: de raad) bij besluit van 14 december 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Lievelde bebouwde kom, algehele herziening 2005" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] (hierna tezamen: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2007, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juli 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door B.D. Leusink en ing. G.H. Hiddink, ambtenaren van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. [appellant] stelt in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden", ter plaatse van de strook grond tussen de percelen [locaties] (hierna: het perceel). Er bestaat volgens [appellant] geen noodzaak voor een verkeersbestemming op het bij hen in eigendom zijnde en als tuin gebruikte perceel, omdat voor de ontsluiting van het gebied voldoende mogelijkheden bestaan. Zij wensen een woonbestemming in verband met toekomstige woningbouwplannen.
2.3. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het perceel met de bestemming "Verkeersdoeleinden" reeds decennia lang in gebruik is als tuin. Gelet op artikel 24 van de planvoorschriften is het bestaande gebruik in dit plan onder het overgangsrecht gebracht.
In het voorheen geldende bestemmingsplan "Lievelde" uit 1969 had het perceel de bestemming "Weg (bestaand/ontworpen openbare weg en verkeersdoeleinden)" en in het daarvoor geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in onderdelen der gemeente Lichtenvoorde" uit 1960 de bestemming "Tuin of erf". Naar redelijkerwijs moet worden aangenomen was het perceel ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan "Lievelde" overeenkomstig deze tuinbestemming in gebruik, zodat ook in dat plan het gebruik van het perceel onder het overgangsrecht viel. De verkeersbestemmingen zijn nimmer verwezenlijkt.
De raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersbestemming in de planperiode zal worden verwezenlijkt en het gebruik van het perceel als tuin tijdens de planperiode zal worden beëindigd. De stelling van de raad dat in de in 2004 vastgestelde locatievisie "Wonen en werken in Lichtenvoorde 2015" voor het betreffende gebied op de lange termijn afronding van de dorpsbebouwing wordt voorgestaan is, daargelaten dat hieruit nog niet de noodzaak van een ontsluitingsmogelijkheid op het perceel blijkt, onvoldoende voor een dergelijke aanname, temeer daar de raad ter zitting heeft verklaard dat er geen concrete plannen zijn om binnen de planperiode tot verwerving van het perceel over te gaan ten behoeve van de verwezenlijking van de verkeersbestemming.
Gezien het vorenstaande heeft de raad bij de keuze om het gebruik van het perceel andermaal onder het overgangsrecht te brengen zich onvoldoende rekenschap gegeven van de belangen van [appellant].
2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden", ter plaatse van de gronden tussen de percelen [locaties] niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan voornoemd plandeel.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 7 augustus 2007, kenmerk 2007-001435, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden", ter plaatse van de gronden tussen de percelen [locaties];
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II. genoemde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor zover dit betrekking heeft op het onder II. genoemde plandeel;
V. gelast dat de provincie Gelderland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008
429-583.