Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9290

Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800692/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de raad van de gemeente Strijen (hierna: de raad) een aantal percelen aangewezen als percelen waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) van toepassing zijn.


Uitspraak

200800692/1. Datum uitspraak: 27 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/1094 en 07/1095 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 21 december 2007 in het geding tussen: [appellante] en de raad van de gemeente Strijen. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de raad van de gemeente Strijen (hierna: de raad) een aantal percelen aangewezen als percelen waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) van toepassing zijn. Bij besluit van 25 september 2007 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 21 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van 21 februari en 18 maart 2008. Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Strijen (hierna: het college) het besluit van 10 juli 2007 vervallen verklaard. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Door [appellante] zijn nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2008, waar [appellante] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door B. van Aalst, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wvg, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad gronden aanwijzen waarop van toepassing zijn de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27. Ingevolge het vierde lid geldt het in het eerste lid bedoelde besluit voor een termijn van ten hoogste twee jaren, te rekenen vanaf zijn dagtekening. 2.2. Nu het college bij besluit van 22 januari 2008 het besluit van 10 juli 2007 vervallen heeft verklaard moet worden beoordeeld of [appellante] nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. [appellante] heeft betoogd dat zij daarbij belang heeft omdat een voorkeursrecht voor een periode van ten hoogste twee jaar kan worden gevestigd. Dit betoog faalt omdat [appellante] daarbij voorbij gaat aan de omstandigheid dat deze termijn, zoals bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wvg onlosmakelijk is verbonden met het besluit waarbij het voorkeursrecht is gevestigd. Deze termijn is dan ook met het besluit vervallen. Ter zitting heeft [appellante] betoogd dat zij ook overigens nog een belang heeft omdat zij wil weten of de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 25 september 2007 rechtens juist zijn. Dit betoogt faalt evenzeer. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 25 januari 1996 in zaak nr. H01.95.0230 (AB 1996, 284) is de administratieve rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen als sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Waar een dergelijk geschil niet (langer) bestaat, zoals in dit geval omdat het initiële besluit vervallen is verklaard, kan van de rechter geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. 2.3. Het hoger beroep van [appellante] is niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat. w.g. Van Altena w.g. Graat lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008