Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9321

Datum uitspraak2008-05-09
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600217-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

285 meermalen gepleegd, 310/311 sr en 9 wvw


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummers: 16/600217-08; 16/504032-08 (ttz. gevoegd); 16/600991-05 (TUL) Datum uitspraak: 9 mei 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de gevoegde zaken tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] (Frankrijk), thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein. Raadsman: mr. L. de Leon. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Een kopie van die dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De geldigheid van de dagvaarding De raadsman heeft nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 2 met parketnummer 16/600217-08 bepleit, nu de tenlastelegging veel te ruim is omschreven. Zijn cliënt heeft geen begin of eind om bepaalde zaken te fixeren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat in de tenlastelegging een mishandeling in een bepaalde periode is beschreven. De officier van justitie is van mening dat het de verdachte, in combinatie met het dossier, duidelijk moet zijn waarvan hij verdacht wordt. De rechtbank is van oordeel dat nu ter terechtzitting niet gebleken is dat de verdachte niet heeft begrepen waar de tenlastelegging op ziet, de dagvaarding op dit punt voldoende duidelijk is. Het beroep op nietigheid wordt verworpen. Vrijspraak Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 met parketnummer 16/600217-08 is ten laste gelegd. In de aangifte wordt een groot aantal geweldsincidenten genoemd. Onduidelijk is echter wanneer deze hebben plaatsgevonden en dus of deze binnen de ten laste gelegde periode vallen. Van één incident is wel vast te stellen wanneer dit heeft plaatsgevonden, te weten het bruiloftsincident . Echter, onduidelijk is wáár dit incident zich precies heeft afgespeeld. Uit de mutatie uit het bedrijfsprocessensysteem en de verklaring van aangeefster is af te leiden dat dit niet in het arrondissement Utrecht is geweest. Ten laste is echter gelegd dat de incidenten te Nieuwegein en/of Vianen, althans in het arrondissement Utrecht, hebben plaatsgevonden. Nu voor de rechtbank vaststaat dat het bruiloftsincident niet in het arrondissement Utrecht heeft plaatsgevonden en de tenlastelegging in deze mogelijkheid niet heeft voorzien, dient de verdachte te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij parketnummer 16/600217-08 onder 1 en 3 en bij parketnummer 16/504032-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/600217-08: hij op 14 februari 2008 te Nieuwegein, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik haal je ogen eruit en ik zweer op mijn moeder dat ik je kapot schiet"; Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/600217-08: hij op 18 februari 2008 te Nieuwegein, [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, aan voornoemde [aangever 2] getoond en voorgehouden en vervolgens dat vuurwapen, tegen het voorhoofd van die [aangever 2] gezet en daarbij voornoemde [aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd:"Do you know what this means?" en "Next time I come, I will kill you"; Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: hij omstreeks 31 december 2001 te Vianen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een hoeveelheid euromunten en een GSM telefoon, toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een rolluik van die woning en het inslaan van ruitjes van de keukendeur; Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: hij op 27 mei 2007 te Nieuwegein terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres], als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie heeft bestuurd; Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen vermeld in de ambtsedige processen-verbaal nrs. PL0960/08-000829, PL 0960/07-008477, PL0960/08-002863 en PL0960/08-002863A alsmede op de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/600217-08: Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij op 14 februari 2008 in Nieuwegein de verdachte aan de telefoon kreeg nadat deze met hun dochter had gesproken. De verdachte was boos en zei “ik haal je ogen eruit en zweer op mijn moeder dat ik je kapot schiet” . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag zijn dochter aan de telefoon heeft gehad en vervolgens aangeefster aan de telefoon kreeg. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij vast iets tegen aangeefster heeft gezegd, maar dat hij zeker niet tegen haar heeft gezegd dat hij haar ogen zou uitsteken . Ondanks de ontkenning van de verdachte is de rechtbank mede gelet op het feit dat de aangifte voor een groot deel wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/600217-08: Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat op 18 februari 2008 de verdachte bij hem, in Nieuwegein, voor de deur stond. De verdachte heeft een vuurwapen gepakt en dit vervolgens tegen het voorhoofd van aangever gezet. De verdachte heeft gezegd “do you know what this means?” en “next time I come, I will kill you” . De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die dag bij aangever aan de deur is geweest. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij vast wel wat tegen de aangever gezegd zal hebben wat door hem als bedreigend opgevat zou kunnen worden. Hij heeft nooit een wapen gehad . De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de gedetailleerdheid van de aangifte afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de aangifte, althans aan de overtuiging daarvan. De aangever heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment een kogel aan de rechterkant in het wapen plaatste. De raadsman heeft bepleit dat dit onmogelijk is nu het, blijkens de aangifte, een wapen met een slede betrof en bij dit soort wapens eerst het magazijn uit het wapen gehaald moet worden voordat een kogel geplaatst kan worden. De rechtbank ziet geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. De aangifte is gedetailleerd en uitvoerig. De rechtbank stelt voorop dat niet zonder meer voor alle wapens met een slede geldt dat een patroon niet op de wijze zoals door aangever gesteld in het vuurwapen teruggestopt kan worden. In het midden kan blijven of dat voor dit vuurwapen anders is. Het is mogelijk dat de aangever op het moment dat de huls viel, uit angst misschien niet alles heeft gezien, dit laat echter onverlet hetgeen hij over de bedreiging heeft verklaard. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich, ondanks zijn ontkenning, schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde, nu de aangifte op punten wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: Aangever [aangever 3] heeft verklaard dat er in de nacht van 31 december 2001 op 1 januari 2002 sieraden, munten en een GSM telefoon uit zijn woning, gelegen aan de [adres] te Vianen zijn weggenomen. Het rolluik was geforceerd en een drietal ruitjes van de keukendeur waren ingeslagen . Uit het proces-verbaal d.d. 21 januari 2008 is gebleken dat bij de inbraak bloedsporen zijn veiliggesteld. Deze sporen hebben een match opgeleverd met het DNA profiel van de verdachte . De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2007 is gebleken dat de verbalisanten op 27 mei 2007 een personenauto op de [adres] in Nieuwegein zagen rijden. Het rijbewijs van de bestuurder, verdachte, bleek ongeldig verklaard te zijn . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/600217-08: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 16/504032-08: Overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sanctie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/600217-08 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/504032-08 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts verzoekt de officier van justitie de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, de in beslag genomen auto verbeurd te verklaren en toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht waarbij hij eenmaal een vuurwapen tegen het voorhoofd van het slachtoffer heeft gezet. De verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning. Dit betreft een ergerlijk feit waardoor veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt aan de benadeelde. Bovendien wordt door het plegen van een dergelijk feit ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde en brengt het gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust teweeg. Verder heeft de verdachte gereden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft door te rijden terwijl zijn rijbewijs ongeldig is verklaard de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Bovendien heeft de verdachte een zeer groot financieel risico voor andere weggebruikers in het leven geroepen, nu geen verzekeringsmaatschappij eventueel door hem veroorzaakte schade zal vergoeden. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 februari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de verdachte van feit 2 met parketnummer 16/600217-08 wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto van de verdachte verbeurd te verklaren. Uit de kennisgeving van in beslagneming in het dossier is de rechtbank echter gebleken dat de auto reeds op 21 februari 2008 aan de verdachte is geretourneerd. De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/600217-08. De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 23 mei 2006 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de tijd van 1 maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 7 juni 2006. De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast. Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor onder 2 met parketnummer 16/504032-08 bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand gelasten. De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14g, 57, 63, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 met parketnummer 16/600217-08 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/600217-08 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met parketnummer 16/504032-08, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHT (8) MAANDEN. Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Ten aanzien van parketnummer 16/600991-05: Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 1 maand, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 23 mei 2006. Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Wassing, L.M.G. de Weerd en S.K. Bouwman, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2008. Mr. S.K. Bouwman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.