Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9462

Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2008-08-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/504547-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht Parketnummers: 16/504547-07 (16/600336-08 ter terechtzitting gevoegd) Datum uitspraak: 19 augustus 2008 Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken bij verstek gewezen in de gevoegde zaken tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats], wonende te [woonadres]. Raadsvrouwe: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd, dat: 1. hij op of omstreeks 30 augustus 2007 in de gemeente Utrecht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [aangever 1], hoofdagent van politie,, gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vieze hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en / of strekking; 2. hij op of omstreeks 30 augustus 2007 in de gemeente Utrecht, toen de aldaar dienstdoende [aangever 1], hoofdagent van politie, en/of [aangever 2], aspirant van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het districtsbureau van politie Paardenveld,, althans een politiebureau, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening harer / zijner / hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig een vinger (rechter pink) van die [aangever 1] vast te pakken en/of (vervolgens) die vinger krachtig naar achter te trekken / (om) te draaien, en/of een duim van die [aangever 2] vast te pakken en/of (vervolgens) die duim krachtig om te draaien; 3. hij op of omstreeks 19 juli 2007 in de gemeente Utrecht, [aangever 3] en/of [aangever 4], beiden verpleegkundige, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 3] en [aangever 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 4. hij op of omstreeks 07 september 2007 te De Bilt, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning, (gelegen aan/langs de [adres] aldaar) heeft weggenomen één of meerdere (huis)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbijverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door inklimming in die/een woning. Onder parketnummer 16/600336-08 (ter terechtzitting gevoegd) is aan verdachte ten laste gelegd, dat: 1. hij op of omstreeks 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2, althans een of meer fles(sen) drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; 2. hij op of omstreeks 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, [aangever 6] en/of [aangever 7], beveiligingsmedewerker(s) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 6] en/of [aangever 7] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek jullie kapot, jullie zien je vrouw en kinderen niet meer, ik maak jullie af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op of omstreeks 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, [aangever 8], hoofdagent en/of [aangever 9], aspirant, van regiopolitie Utrecht heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 8] en/of [aangever 9] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik je morgen met je wijf en kinderen tegenkom, pak ik jullie en maak ik jullie af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Overwegingen rechtbank De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en overweegt daartoe als volgt. Ten aanzien van feit 1: Verbalisant [aangever 1] heeft aangifte gedaan van belediging, gepleegd op 30 augustus 2007 te Utrecht . Zij heeft -kort gezegd- verklaard dat verdachte haar aankeek en tegen haar zei: “vuile hoer” . Verdachte heeft het voorgaande bekend . Ten aanzien van feit 2: Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [aangever 1] en [aangever 2] volgt dat verdachte zich jegens hen heeft verzet, nadat zij verdachte op 30 augustus 2007 te Utrecht hadden aangehouden en hem daartoe bij de armen hadden gepakt. [aangever 1] heeft -kort gezegd- verklaard dat verdachte tijdens het verzet haar rechterpink vasthield en deze met kracht naar achteren trok. [aangever 2] heeft -kort gezegd- verklaard dat verdachte zijn linkerduim krachtig omdraaide . Voornoemde verbalisanten hebben naar aanleiding hiervan beiden aangifte gedaan tegen verdachte . Verdachte heeft bekend dat hij verzet heeft gepleegd tijdens zijn aanhouding. Wat dit verzet inhield, kan hij zich echter niet meer herinneren . Nu de twee verbalisanten eenduidig op ambtseed hebben verklaard dat verdachte de handelingen heeft gepleegd zoals die in de tenlastelegging staan omschreven, gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze verklaringen. Ten aanzien van feit 3: De verpleegkundige [aangever 3] heeft aangifte gedaan van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte. Volgens voornoemde verpleegkundige heeft verdachte deze bedreiging op 19 juli 2007 jegens hem geuit, terwijl hij verdachte aan het overbrengen was naar de separeercel van het Willem Arentzhuis te Utrecht. Hij was op dat moment samen met onder andere verpleegkundige [aangever 4]. Uit de verklaring van [aangever 3] volgt -kort gezegd- dat verdachte tegen hem heeft gezegd: “Ik maak je moeder dood, ik heb vrienden die jou voor het ziekenhuis gaan opwachten om je helemaal kapot te maken, je moet dood” . Uit de verklaring van verpleegkundige [aangever 4] volgt -kort gezegd- dat verdachte tijdens de overbrenging tegen haar heeft gezegd: “[aangever 4], jij gaat er ook aan, ik vermoord je”. Ook verklaart zij dat verdachte bedreigingen naar [aangever 4] heeft geuit . Verdachte heeft verklaard dat het altijd kan dat hij voornoemde bedreigingen heeft geuit . De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [aangever 3] en [aangever 4] hiermee in voldoende mate worden ondersteund om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van feit 4: Uit het proces-verbaal van bevindingen, zoals opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], volgt dat op 7 september 2007 melding is gedaan van een inbraak in een woning aan de [adres] te De Bilt. Toen de verbalisanten ter plaatse waren, troffen zij verdachte in de steeg achter de woning aan . Na fouillering bleek dat hij sleutels bij zich had . [aangever 5] heeft aangifte gedaan van deze inbraak. Zij heeft -kort gezegd- verklaard- dat zij op 7 september 2007 ontdekte dat de deur van haar woning aan de [adres] te De Bilt op andere wijze op slot zat dan dat zij hem had afgesloten. Voorts ontdekte zij dat er sleutels weg waren . Verdachte heeft bekend dat hij in de woning aan de [adres] te De Bilt is geweest. Hij heeft -kort gezegd- verklaard dat hij via het dakje van de keuken door een raam naar binnen is geklommen . Over de aangetroffen sleutels heeft hij echter niets willen verklaren . Nu de bij verdachte aangetroffen sleutels door aangeefster [aangever 5] voor 100% werden herkend als zijnde de sleutels die uit haar woning waren weggenomen , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze door verdachte zijn weggenomen. Ten aanzien van het ter terechtzitting gevoegde feit 1 met parketnummer 16/600336-08: Door de eigenaar van één van de Gall & Gall winkels te Utrecht is aangifte gedaan van diefstal van twee flessen jenever op 22 maart 2008 . Verdachte heeft bekend dat hij die dag in de desbetreffende Gall & Gall winkel te Utrecht is geweest en dat hij zich daar schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fles Bokma. Hij heeft echter ontkend dat hij de fles Jägermeister heeft gestolen. Ten overstaan van de politie heeft hij -kort gezegd- verklaard dat hij die fles eerder op de dag heeft gekocht bij een ander filiaal van de Gall & Gall . Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij de fles Jägermeister twee dagen eerder heeft gekocht . De rechtbank acht de verklaring van verdachte voor wat betreft de fles Jägermeister niet geloofwaardig. Zij overweegt daartoe allereerst dat aangever heeft verklaard dat hij zowel een fles Bokma, als een fles Jägermeister miste. Hij zag ook dat er twee flessen ontbraken in het rek, aangezien hij de flessen eerder die dag goed had gespiegeld . Voorts heeft de rechtbank bij haar oordeelsvorming betrokken dat verdachte diverse verklaringen heeft afgelegd over het moment waarop hij de fles Jägermeister zou hebben gekocht, die niet met elkaar overeenstemmen. Ten aanzien van het ter terechtzitting gevoegde feit 2 met parketnummer 16/600336-08: Beveiligingsmedewerkers [aangever 6] en [aangever 7] hebben aangifte gedaan van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door verdachte. Zij waren op 22 maart 2008 na een spoedmelding naar de Gall & Gall te Utrecht gegaan, alwaar zij verdachte aantroffen. Zij hebben beiden verklaard dat verdachte daar tegen hen zei: “Ik steek jullie kapot, jullie zien je vrouw en kinderen niet meer, ik maak jullie af, of woorden van gelijke strekking” . Verdachte heeft het voorgaande ontkend . Gelet op de eenduidigheid van de aangiftes, heeft de rechtbank echter geen reden te twijfelen aan de juistheid hiervan. Ten aanzien van het ter terechtzitting gevoegde feit 3 met parketnummer 16/600336-08: Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangever 8] volgt dat verdachte een bedreiging jegens hem heeft geuit, terwijl hij verdachte, samen met collega [aangever 9], op 22 maart 2008 van de Gall & Gall winkel te Utrecht naar de surveillance auto overbracht. Verbalisant [aangever 8] heeft -kort gezegd- verklaard dat hij zag dat verdachte hem aankeek en daarbij riep: “Als ik je morgen met je wijf en je kinderen tegenkom, pak ik jullie en maak ik jullie af!” Verbalisant [aangever 9] heeft het voorgaande bevestigd . Verdachte heeft ontkend dat hij jegens verbalisanten enige bedreiging heeft geuit . Gelet op voornoemde ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van bevindingen, bevindt zich echter voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Nu [aangever 9], evenals [aangever 8], heeft verklaard dat verdachte [aangever 8] aankeek terwijl hij de bedreiging uitte, kan niet worden gezegd dat de bedreiging ook jegens [aangever 9] was gericht. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van dat deel van de tenlastelegging. De bewezenverklaring 1. Verdachte heeft op 30 augustus 2007 in de gemeente Utrecht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [aangever 1], hoofdagent van politie, gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling toegevoegd de woorden "vieze hoer". 2. Verdachte heeft op 30 augustus 2007 in de gemeente Utrecht, toen de aldaar dienstdoende [aangever 1], hoofdagent van politie, en [aangever 2], aspirant van politie, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het districtsbureau van politie Paardenveld, zich met geweld verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig de rechter pink van die [aangever 1] vast te pakken en vervolgens die vinger krachtig naar achter te trekken, en een duim van die [aangever 2] vast te pakken en vervolgens die duim krachtig om te draaien. 3. Verdachte heeft op 19 juli 2007 in de gemeente Utrecht, [aangever 3] en [aangever 4], beiden verpleegkundige, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 3] en [aangever 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 4. Verdachte heeft op 07 september 2007 te De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres] aldaar, weggenomen meerdere sleutels, geheel toebehorende aan [aangever 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door inklimming in die woning. Onder parketnummer 16/600336-08 (ter terechtzitting gevoegd): 1. Verdachte heeft op 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weggenomen 2 flessen drank, geheel toebehorende aan winkelbedrijf Gall & Gall. 2. Verdachte heeft op 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, [aangever 6] en [aangever 7], beveiligingsmedewerkers, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 6] en [aangever 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie kapot, jullie zien je vrouw en kinderen niet meer, ik maak jullie af", althans woorden van gelijke dreigende aard. 3. Verdachte heeft op 22 maart 2008 in de gemeente Utrecht, [aangever 8], hoofdagent van regiopolitie Utrecht, bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 8] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik je morgen met je wijf en kinderen tegenkom, pak ik jullie en maak ik jullie af". Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Feit 1: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening Feit 2: Wederspannigheid Feit 3 en de ter terechtzitting gevoegde feiten 2 en 3 met parketnummer 16/600336-08: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd Feit 4: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming Het ter terechtzitting gevoegde feit 1 met parketnummer 16/600336-08: Diefstal De strafbaarheid van de verdachte Gelet op de stukken zoals die zich in het dossier bevinden kan worden vastgesteld dat verdachte te kampen heeft met psychische problemen. De verklaringen van verdachte zijn echter niet van zodanige aard, dat kan worden aangenomen dat hij in een waan verkeerde op het moment dat hij de verschillende strafbare feiten pleegde en dat hij derhalve volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sancties Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Voor de persoon van verdachte is allereerst gelet op het uittreksel justitiële documentatie van d.d. 13 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte in 2002 een transactie heeft voldaan wegens belediging. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de sociale verklaring van verdachte, alsmede met de brief d.d. 28 juli 2008 van M. Drost, psychiater van het NIFP te Utrecht. Daarnaast is acht geslagen op de vordering ter terechtzitting van de officier van justitie, inhoudende dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot kort gezegd een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in voornoemde strafmodaliteiten. De rechtbank leidt uit voornoemde stukken af dat verdachte een hulpbehoevend persoon is. Aangezien verdachte uit het dossier naar voren komt als een ‘zorgwekkende zorgmijde’, is het niet de verwachting dat hij op vrijwillige basis aan onderzoeken en behandelingen zijn medewerking zal verlenen. De rechtbank acht het dan ook wenselijk dat verdachte in een dwingend kader onder toezicht van de reclassering wordt gesteld, zodat aan zijn hulpbehoefte invulling gegeven kan worden. Een werkstraf kan verdachte helpen te wennen aan een zinvolle dagbesteding. Bovendien zal hij op die wijze voor de hulpverleners bereikbaar zijn. Indien verdachte zijn medewerking aan de werkstraf zou onthouden, zal hij vervangende hechtenis moeten ondergaan. Ook in dat kader zullen de hulpverleners hem dan kunnen bereiken. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank met name gelet op de navolgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Met name door de bedreigingen heeft hij de gevoelens van veiligheid van anderen ernstig aangetast. Uit de verklaringen van de bedreigde personen volgt dat bij hen de angst bestond dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou leggen. De omstandigheid dat de bedreigingen mede waren gericht tegen de vrouw en kinderen van de desbetreffende personen, maakt dat deze als ernstig moeten worden bestempeld. Ook met de diefstal bij de Gall & Gall en de diefstal uit de woning heeft verdachte bovendien gevoelens van veiligheid aangetast en overlast veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte ten slotte aan dat hij een ambtenaar in functie heeft beledigd en bij zijn aanhouding het nodige verzet heeft gepleegd. Daarmee is hij respectloos omgegaan met het gezag van degenen die de orde moeten handhaven in de maatschappij, hetgeen tot chaos kan leiden. De rechtbank is van oordeel dat met de eis van de officier van justitie niet alleen tegemoet wordt gekomen aan de hulpvraag van verdachte, maar ook aan de ernst van de feiten zoals hiervoor nader omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met na te noemen straf, die gelijk is aan de eis van de officier van justitie, kan worden volstaan. De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/504547-07 ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 200,-- wegens immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 200,--. De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/504547-07 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 200,-- wegens immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 200,--. De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De vordering van de benadeelde partij [aangever 8] De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/600336-08 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 100,-- wegens immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij is van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3 bewezenverklaarde feit. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 100,--. De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 180, 266, 267, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van vier maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. - de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft: dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit: een werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 8], hoofdagent van politie Utrecht, district Utrecht Centrum, toe tot een bedrag van € 100,-- (zegge honderd euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 100,-- (zegge honderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], hoofdagent van politie Utrecht, district Paardenveld, toe tot een bedrag van € 200,-- (zegge tweehonderd euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 200,-- (zegge tweehonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vier dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], aspirant van politie Utrecht, district Paardenveld, toe tot een bedrag van € 200,-- (zegge tweehonderd euro). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen. Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 200,-- (zegge tweehonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vier dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald. Dit vonnis is gewezen door mrs. P.K. van Riemsdijk, J.W. Veenendaal en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2008. Mr. van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.