Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9517

Datum uitspraak2008-08-28
Datum gepubliceerd2008-09-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers96357 KGRK 08-642
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot wraking, afgewezen.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ZUTPHEN rekestnummer: 96357 KGRK 08-642 Beschikking van 28 augustus 2008 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het op 25 augustus 2008 ingekomen verzoek van: 1. [verzoeker A] 2. [verzoekster B] 3. [verzoekster C] 4. [verzoekster D] allen wonende te [plaats], verzoekers, strekkende tot wraking van: [gewraakte rechter] rechter in deze rechtbank, verweerder. Verzoekers zullen worden aangeduid met [verzoekers], tenzij er aanleiding bestaat hen met hun respectieve voornamen aan te duiden. Verweerder zal worden aangeduid met [rechter]. 1. Het verloop van de procedure Dit blijkt uit: - het verzoek van de Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming te Amersfoort, hierna de Stichting, dat is uitgemond in een beschikking van [rechter] van 12 augustus 2008; - het verzoek van de Stichting, ter griffie ontvangen op 19 augustus 2008 en geadministreerd onder nummer 96254 JERK 08-801 (a), strekkende tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [verzoekster D]; - het verzoek van de Stichting, ter griffie ontvangen op 19 augustus 2008 en geadministreerd onder nummer 96254 JERK 08-801 (b), strekkende tot de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [verzoekster C]; - het verzoek van [verzoekers] strekkende tot wraking van [rechter]; - het verweerschrift van [rechter]; - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 26 augustus 2008. 2. Het wrakingsverzoek en het verweer. 2.1 Voorzover aangenomen moet worden dat het wrakingsverzoek mede is ingediend door [verzoekster D] en [verzoekster C], zullen zij in hun verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat zij minderjarig zijn en minderjarigen kunnen niet zelfstandig in rechte optreden. 2.2 De rechtbank vat het verzoek van [verzoekers] in die zin op dat hij - samengevat - [rechter] wraakt op de volgende gronden: [rechter] negeert het Mantovanelli-arrest door verzoekers niet over alle relevante stukken te laten beschikken in de procedure met nummer 96254 JERK 08-801 (a) en (b), hierna te noemen: de procedure; [rechter] heeft ten onrechte de Stichting in haar verzoeken niet direct niet-ontvankelijk verklaard; [rechter] heeft in zijn beschikking van 12 augustus 2008 al – zonder hoor en wederhoor toe te passen - beslist dat de ondertoezichtstellingen van [verzoekster D] en [verzoekster C] verlengd moeten worden en [rechter] heeft in deze beschikking de Stichting geadviseerd een verzoek in te dienen strekkende tot uithuisplaatsing van [verzoekster D] en [verzoekster C]. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat aan de zijde [rechter], noch in objectieve zin noch in subjectieve zin, sprake is van de vereiste onpartijdigheid. 2.3 Op het verweer van [rechter] zal onder 3. worden ingegaan. 3. De beoordeling 3.1 Op de voet van artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 3.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 3.3 In het licht van deze jurisprudentie moet worden onderzocht of de door [verzoekers] aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. 3.4 [verzoekers] en [rechter] hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het verzoek respectievelijk het verweer mondeling toe te lichten. De rechtbank zal dan ook beslissen op de stukken. 3.5 [verzoekers] heeft aan zijn stelling dat [rechter] hem niet in het bezit heeft gesteld van alle relevante stukken het volgende toegevoegd. Zij hebben geen afschriften ontvangen van de verklaringen van informanten, van de aanvragen tot het nemen van indicatiebesluiten, van de indicatiebesluiten zelf en van de contactjournalen. [rechter] heeft hiertegen echter – onbetwist – ingebracht dat slechts indien sprake is van een uithuisplaatsing van een minderjarige, indicatiebesluiten worden gebruikt. Van die situatie is hier geen sprake. [rechter] heeft voorts (onbetwist) gesteld dat het begrip “contactjournaal” bij de rechtbank niet gebruikt wordt en dat de verklaringen van informanten vermeld staan in het plan van aanpak. Gelet hierop acht de rechtbank de stellingen van [verzoekers] onjuist. 3.6 Op de stelling van [verzoekers] dat [rechter] de Stichting niet-ontvankelijk had moeten verklaren aangezien het ondertekeningsblok onder het verzoekschrift van de Stichting niet klopt zal niet nader worden ingegaan, nu het niet duidelijk is waar [verzoekers] met dit verwijt aan het adres van [rechter] op doelt. 3.7 [rechter] heeft tot slot gemotiveerd bestreden dat hij met zijn beschikking van 12 augustus 2008 reeds de beslissingen heeft genomen als door [verzoekers] gesteld (en zoals hiervoor onder 2.1 vermeld). Nu uit de zich in het dossier bevindende beschikking van 12 augustus 2008 kan worden afgeleid dat [rechter] het verzoek van de Stichting om de ondertoezichtstellingen op te heffen, heeft afgewezen zal aan deze stelling van [verzoekers] worden voorbij gegaan. Voorts volgt uit de beschikking dat [rechter] slechts heeft aangegeven dat als de Stichting zich zorgen blijft maken over de positie van [verzoekster D] en [verzoekster C], door de Stichting hun uithuisplaatsing kan worden verzocht. Dit kan worden afgeleid uit de tekst van de beschikking waar die luidt: "Het is in het belang van de minderjarigen dat de ouders meewerken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter merkt daarbij op dat de Stichting de mogelijkheid heeft om een uithuisplaatsing van de minderjarigen te verzoeken, wanneer blijkt dat de zorgen groter worden dan wel onveranderd aanwezig blijven en de ouders nog nimmer meewerken aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling." Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake, nu [verzoekers] voor de zitting van 12 augustus 2008 was uitgenodigd doch er kennelijk zelf voor heeft gekozen niet gehoord te worden. 3.8 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 3.2 bedoeld. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. 5. De beslissing De rechtbank: 5.1 verklaart [verzoekster D] en [verzoekster C] niet-ontvankelijk in hun verzoek; 5.1 wijst het verzoek tot wraking van [rechter] af; 5.2 bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder nummer 96254 JE RK 08-801 (a) en (b) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend. Deze beschikking is gegeven door mrs. De Bie, Rademaker en Hödl en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2008 in aanwezigheid van mr. Wichers Hoeth, griffier.