
Jurisprudentie
BE9538
Datum uitspraak2008-06-18
Datum gepubliceerd2008-09-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers344732
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers344732
Statusgepubliceerd
Indicatie
Artikel 6:89 BW berust op de gedachte dat een schuldenaar erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat hij, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks eveneens met spoed aan de schuldenaar meedeelt (Parl. Gesch. Boek 6, blz. 316-317). Het gaat immers erom dat de schuldenaar wordt behoedt voor late en moeilijk meer te betwisten klachten. De vraag of de schuldeiser binnen de bekwame tijd als bedoeld in artikel 6:89 BW heeft gereclameerd over tekortkomingen in het uitgevoerde werk, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het door de schuldeiser te verrichten onderzoek dient te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid van hem kan worden gevergd, in welk verband onder meer van belang kunnen zijn de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt, en de deskundigheid van de schuldeiser. Onder omstandigheden kan een onderzoek door een deskundige nodig zijn en in beginsel mag de schuldeiser de uitslag daarvan afwachten zonder de schuldenaar van het onderzoek op de hoogte te brengen. Wanneer echter mag worden verwacht dat met het onderzoek langere tijd is gemoeid, of zulks tijdens de loop daarvan blijkt, volgt uit de strekking van artikel 6:89 BW dat de schuldenaar aan zijn wederpartij onverwijld kennis dient te geven van dat onderzoek en de verwachte duur ervan (HR 29 juni 2007, RvdW 2007, 636, LJN AZ7617; weliswaar heeft dit arrest betrekking op artikel 7:23 lid 1 BW, doch deze bepaling is niet meer dan een nadere uitwerking van
Uitspraak
vonnis
____________________________________________________________________________ __
RECHTBANK AMSTERDAM
Enkelvoudige civiele kamer
Vonnis van 18 juni 2008
in de zaak met nummer 344732 / HA ZA 06.2194 van:
1. A,
2. B,
beiden wonende te,
e i s e r s,
procureur: mr. J.P.A.M. van Balen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BURO TE DUITS B.V.,
gevestigd te Hilversum,
g e d a a g d e,
procureur: mr A. van Hees.
Partijen worden hierna A c.s. en Te Duits genoemd.
De procedure
1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van deze rechtbank van 27 juni 2007 met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis, met bewijsstukken;
- de conclusie van dupliek;
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
De feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende als vaststaand te beschouwen feiten:
a. A c.s. zijn eigenaar van een woning, plaatselijk bekend als Meerweg 12 te Bussum. De woning is gebouwd in 1906.
b. A c.s. hebben in het voorjaar van 2002 met Te Duits een overeenkomst gesloten waarbij Te Duits als directievoerder werkzaamheden zou verrichten met bettrekking tot de renovatie van de woning van A c.s. In de overeenkomst is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
Deze werkzaamheden omvatten:
1 het verzamelen van de gegevens [...]
5 het maken van bestektekeningen
6 het maken van een bestek [...]
12 het begeleiden van de werkzaamheden (uitgaande van een bouwtijd van 20 weken, 2 werkbezoeken per week 1x tweewekelijkse bouwvergadering) waaronder begrepen:
- kwaliteitscontrole op het werk
- het houden van werkbesprekingen
- het maken van bouwverslagen
- het houden van de 1e oplevering
- het houden van de 2e oplevering
[...]
Op al onze opdrachten zijn van toepassing de standaard voorwaarden 1997, Rechtsverhouding Opdrachtgever-Architect (SR1997). Een kopie hiervan kan worden opgevraagd.
Te Duits is medio juni 2002 met haar werkzaamheden begonnen.
c. Nadien hebben A c.s. op 14 november 2002 een aanneemovereenkomst gesloten met B B.V. (hierna: B), op grond waarvan op basis van een door Te Duits opgesteld bestek met tekeningen werkzaamheden aan de woning van A c.s. zijn uitgevoerd. Onderdeel van de werkzaamheden was het repareren van verrot houtwerk aan kozijnen, dorpels, goten, dakkapel en aftimmeringen. Als opleveringsdatum is in die overeenkomst 31 maart 2003 genoemd.
d. De 1e oplevering, die was voorzien op 28 maart 2003, is niet doorgegaan omdat de werkzaamheden nog niet overeenkomstig het bestek en tekeningen waren afgrond. Op 16 mei 2003 heeft de 1e oplevering plaatsgevonden. In het terzake opgestelde proces-verbaal, dat op 1 juli 2003 mede door A voor akkoord is ondertekend, is onder meer vermeld:
[...] De werkzaamheden zijn gecontroleerd en in orde bevonden behoudens de onvolkomen zoals vermeld in de bij dit proces-verbaal behorende staat van onvolkomenheden d.d. 16.05.2003.
De onderhoudstermijn eindigt op 01.06.2002 en wordt geacht heden in te gaan.
Datum 2e oplevering 2 na datum verloop onderhoudstermijn.
De in de staat opgenomen onvolkomenheden zijn alsnog hersteld.
e. Bij e-mail van 6 januari 2004 schrijft A onder meer aan Te Duits:
Wat mij betreft is hiermee het project afgerond. [...]
f. In opdracht van A c.s. heeft C Construction Materials Technology (hierna: C) onderzoek gedaan naar eventuele gebreken aan de woning van A c.s. die verband zouden houden met de uitgevoerde renovatie. In het rapport van 22 september 2005 is onder meer vermeld dat het onderzoek op 28 juli 2005 heeft plaatsgevonden waarbij onder meer is vastgesteld dat sprake is van houtrot bij het houtwerk in de gevels en sterk krom getrokken luiken. Bij het rapport zijn ook foto’s gevoegd.
g. In opdracht van A c.s. heeft BTS/Bouwtechniek D B.V. (hierna: D) op 10 maart 2006 onderzoek gedaan naar eventuele gebreken aan de dakbedekking en het bijbehorende loodwerk van de woning van A c.s.. In het rapport van 24 maart 2006 is melding gemaakt van zichtbare gebreken en komt men kort gezegd tot de conclusie dat het algehele beeld van de shingles nog wel acceptabel is, maar dat het lood- en zinkwerk vervangen dient te worden. Ook bij dit rapport zijn foto’s gevoegd.
h. Bij brief van 27 april 2006 hebben A c.s. Te Duits op de hoogte gebracht van de door hun vastgestelde gebreken en Te Duits aansprakelijk gesteld voor de daaruit voortvloeiende schade.
De vordering, de grondslag en het verweer
3. A c.s. vorderen, na wijziging van eis:
- de onderhavige vordering ex artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering te voegen wegens connexiteit met de procedure tussen A c.s. en B welke zaak per 31 mei 2006 werd aangebracht bij de rechtbank;
- bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Te Duits te
veroordelen aan A c.s. te betalen een schadevergoeding te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vanwege toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht met A c.s., in het bijzonder ten aanzien van de wijze waarop zij het projectmanagement heeft gevoerd en/of directietoezicht heeft gehouden op werkzaamheden bestaande uit het vervangen van luiken en/of de reparatie - en/of vervanging van verrot geveltimmerwerk en/of beglazingwerkzaamheden en/of de (geluids)isolatiewerkzaamheden en/of de dakdekkerswerkzaamheden en/of de stukadoorswerkzaamheden, alsook de oplevering van die werkzaamheden;
- ingeval op basis van de aangevoerde feiten en omstandigheden niet kan worden vastgesteld of Te Duits dan wel B aansprakelijk is, binnen het kader van artikel 6:99 BW, voor de hierna te noemen gebreken, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Te Duits en B te veroordelen, aldus de één betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, aan A c.s. te betalen een schadevergoeding te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vanwege toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht (projectmanagement en directievoering), respectievelijk overeenkomst van aanneming met A c.s., in het bijzonder ten aanzien van de wijze waarop zij werkzaamheden bestaande uit het vervangen van luiken en/of de reparatie -en/of vervanging van verrot geveltimmerwerk en/of beglazingwerkzaamheden en/of de (geluids) isolatiewerkzaamheden en/of de dakdekkerswerkzaamheden en/of de stukadoorswerkzaamheden in de constellatie projectmanager/directievoerder en aannemer hebben uitgevoerd;
- met veroordeling van Te Duits in de kosten van deze procedure in alle instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
4. A c.s. leggen aan hun eisen ten grondslag dat Te Duits niet de zorg van een goed directievoerder in acht heeft genomen bij de door haar uitgevoerde werkzaamheden. A c.s. hebben door de toerekenbare tekortkomingen van Te Duits schade geleden. Te Duits heeft in strijd met de afspraken slechts twee bouwvergaderingen doen houden, heeft onvoldoende gedaan om de achterstand in de werkzaamheden in te lopen en heeft haar waarschuwingsplicht verzaakt, door geen melding te maken van balken die ten onrechte zijn in- en doorgezaagd.
5. A c.s. stellen dat Te Duits verder ook tekort is geschoten in haar verplichting te zorgen voor voldoende toezicht op en controle van het werk van B. Die hebben de overeengekomen werkzaamheden ondeugdelijk uitgevoerd, waarbij A c.s. - samengevat - wijzen op het volgende:
- de aangebrachte luiken zijn onherstelbaar kromgetrokken door het gebruik van twee soorten hout;
- het verrotte houtwerk had bij de renovatie dieper moeten worden
uitgenomen en vervangen;
- het (geluids)isolatiemateriaal is ondeugdelijk aangebracht waardoor geluidsoverdracht plaatsvindt;
- het dakdekkerswerk is ondeugdelijk uitgevoerd;
- het stukadoorswerk is aangebracht zonder dat de ondergrond is afgehakt en
voorbewerkt;
- het glas is onoordeelkundig aangebracht waardoor vocht in de sponning kan ontstaan.
Nu Te Duits heeft nagelaten voldoende en zorgvuldig toezicht te houden heeft zij niet voorkomen dat de gebreken zouden optreden, aldus A c.s. Zij had kunnen en moeten zien dat de luiken van twee soorten hout waren vervaardigd, toezicht moeten houden op het verwijderen van het verrotte houtwerk, toezicht moeten houden op het zetten van het glas en het onjuist aangebracht isolatiemateriaal, alsmede de gebreken aan het dak en het slechte stukadoorswerk moeten ontdekken.
6. Door de ontstane gebreken en door toedoen van Te Duits is schade geleden, aldus A c.s., bestaande uit de kosten voor noodzakelijke herstelwerkzaamheden. Verder is er indirecte schade, zoals kosten voor schilderwerk, onderzoekskosten en kosten voor vervangende huisvesting tijdens het herstel. De totale schade wordt thans geraamd op circa € 300.000,--, doch omdat de herstelwerkzaamheden nog worden uitgevoerd valt de definitieve schade nog niet te overzien.
7. A c.s. stellen dat naast Te Duits ook B aansprakelijk is - die inmiddels ook in rechte is betrokken. Nu zowel Te Duits als B iedere aansprakelijkheid afwijzen, zijn er meerdere oorzaken en/of veroorzakers aan te wijzen voor de schade, aldus A c.s. Zij beroepen zich daarom op artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
8. Op de overeenkomst zijn als algemene voorwaarden de SR 1997 van toepassing, aldus A c.s., zoals genoemd onder 2 b, waarin onder meer de aansprakelijkheid van Te Duits is beperkt. In dit verband stellen A c.s. dat alle geconstateerde gebreken ongeveer een jaar na de voltooiing van de werkzaamheden aan het licht zijn gekomen en dat gelet op de omvang en veelheid daarvan het gehele werk zeer gebrekkig is uitgevoerd. Te Duits heeft daarop volstrekt onvoldoende toezicht (directievoering) gehouden, aldus A c.s. Onder die omstandigheden is de beperking van de aansprakelijkheid jegens A c.s. onredelijk bezwarend. Bovendien heeft Te Duits aan A c.s. niet de mogelijkheid geboden om van die algemene voorwaarden kennis te nemen.
9. Naar aanleiding van door Te Duits gevoerd verweer omtrent niet tijdig protest van de zijde van A c.s. stellen zij zich op het standpunt dat zij tijdig melding hebben gemaakt van de gebreken in de prestaties van Te Duits. In het voorjaar van 2005 is gebleken dat de verflaag, die tijdens de renovatie in 2003 werd aangebracht, voor een groot deel afbladderde, waarna aanzienlijke zwakke plekken in het houtwerk werden ontdekt. Zij hebben vervolgens E van E Design & Interieur (hierna: E) ingeschakeld om de gebreken te inventariseren. Die constateerde onder meer dat de luiken die door B werden geplaatst waren kromgetrokken. A c.s. hebben vervolgens per e-mail van 16 mei 2005 B op de hoogte gebracht van de gebreken, met name die aan de kozijnen. Nadien is verder onderzoek uitgevoerd door C, waarbij lopende die onderzoeken ook andere gebreken werden geconstateerd. Ook daarnaar moest weer onderzoek worden gedaan hetgeen is uitgevoerd door D. Pas medio maart 2006 stond derhalve de omvang van de verschillende gebreken vast en op 13 maart 2006 constateerde de adviseurs van A c.s. dat naast de aannemer ook Te Duits tekort was geschoten. Vervolgens is Te Duits op 27 april 2006 - derhalve tijdig in de zin van artikel 6:89 BW - op de hoogte gebracht, aldus A c.s. Zij waren vervolgens vanwege de ernst van de gebreken en vanwege dubbele woonlasten genoodzaakt deze direct te laten herstellen.
10. Te Duits voert gemotiveerd verweer dat hierna voor zover nodig aan de orde komst.
Beoordeling
11. De klachten van A c.s. over het niet houden van voldoende bouwvergaderingen en de gestelde vertragingen in het werk worden buiten beschouwing gelaten. Het werk is op 16 mei 2003 met later akkoord van A c.s. opgeleverd en gesteld noch gebleken is dat zij in verband met deze (gestelde) tekortkomingen schade hebben geleden. Verder is gesteld noch gebreken dat het niet houden van voldoende bouwvergaderingen of de vertragingen in het werk verband zouden houden met de nadien geconstateerde gebreken.
12. Het verweer van Te Duits met de verste strekking komt erop neer dat A c.s. hun verplichting uit hoofde van artikel 6:89 BW hebben geschonden, waardoor alle aanspraken jegens Te Duits zijn vervallen. Te Duits voert aan dat de woning van A c.s. op 16 mei 2003 door B is opgeleverd, dat zij die op 23 juni 2003 hebben betrokken en dat de overeenkomst tussen Te Duits en A c.s. blijkens de onder 2 e genoemde e-mail op 6 januari 2004 tot een einde is gekomen. Uit de eigen stellingen van A c.s. vloeit voort dat zij in ieder geval in het voorjaar van 2005 dan wel op 16 mei 2005 op de hoogte waren van de gebreken aan het schilderwerk en het houtrot. A c.s. geven geen enkele verklaring, aldus Te Duits, voor het feit dat zij over deze, en eventueel andere klachten, bij Te Duits niet eerder dan met de brief van 27 april 2006 hebben geprotesteerd. Nu A c.s. ook al bezig zijn met het herstel van de gebreken en Te Duits niet de gelegenheid is geboden die (gestelde) gebreken op te nemen, wordt Te Duist in het voeren van verweer belemmerd. De aard, de omvang en de herkomst van de gebreken is immers niet meer vast te stellen, aldus Te Duits.
13. Artikel 6:89 BW berust op de gedachte dat een schuldenaar - in dit geval Te Duits - erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser - in dit geval A c.s. - met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat hij, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks eveneens met spoed aan de schuldenaar meedeelt (Parl. Gesch. Boek 6, blz. 316-317). Het gaat immers erom dat de schuldenaar wordt behoedt voor late en moeilijk meer te betwisten klachten. De vraag of de schuldeiser binnen de bekwame tijd als bedoeld in artikel 6:89 BW heeft gereclameerd over tekortkomingen in het uitgevoerde werk, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Het door de schuldeiser te verrichten onderzoek dient te worden ingesteld en uitgevoerd met de voortvarendheid die gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid van hem kan worden gevergd, in welk verband onder meer van belang kunnen zijn de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de wijze waarop dit aan het licht treedt, en de deskundigheid van de schuldeiser. Onder omstandigheden kan een onderzoek door een deskundige nodig zijn en in beginsel mag de schuldeiser de uitslag daarvan afwachten zonder de schuldenaar - in dit geval Te Duits - van het onderzoek op de hoogte te brengen. Wanneer echter mag worden verwacht dat met het onderzoek langere tijd is gemoeid, of zulks tijdens de loop daarvan blijkt, volgt uit de strekking van artikel 6:89 BW dat de schuldenaar aan zijn wederpartij onverwijld kennis dient te geven van dat onderzoek en de verwachte duur ervan (HR 29 juni 2007, RvdW 2007, 636, LJN AZ7617; weliswaar heeft dit arrest betrekking op artikel 7:23 lid 1 BW, doch deze bepaling is niet meer dan een nadere uitwerking van artikel 6:89 BW).
14. In dit geval staat vast dat de nog bestaande onvolkomenheden, die bij de oplevering op 16 mei 2003 waren vastgesteld, nadien zijn verholpen. Verder staat vast dat A c.s. met de onder 2 h genoemde brief van 27 april 2006 voor het eerst bij Te Duits hebben geprotesteerd over haar werk en op de hoogte hebben gebracht van de gebreken in het werk van B. In het kader van de discussie over de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden hebben A c.s. gesteld (dagvaarding nummer 67) dat alle geconstateerde gebreken ongeveer een jaar na de voltooiing van de werkzaamheden aan het licht zijn gekomen en dat gelet op de omvang en veelheid daarvan het gehele werk van B zeer gebrekkig is uitgevoerd. Verder hebben zij aangevoerd dat in het voorjaar van 2005 gebreken zijn vastgesteld in de vorm van een afbladderende verflaag en - als dieperliggende oorzaak daarvan - opnieuw houtrot. Uit de stellingen van A op dit punt volgt derhalve dat zij wellicht al in 2004 - een jaar na de voltooiing van het werk - doch in ieder geval in het voorjaar van 2005 en uiterlijk op 16 mei 2005 op de hoogte waren van opnieuw gebleken houtrot. Op zichzelf staat het A c.s. vrij om nader onderzoek te laten doen naar de aard en omvang van de gebreken, doch zij hadden daarbij, gelet op hetgeen onder 13 is overwogen, ook rekening te houden met de belangen van Te Duits. In mei 2005 was al bekend dat het ging om gebreken in de vorm van onder meer (opnieuw) houtrot, waarvan A c.s., op grond van de eerdere ervaringen op dit punt, wisten of behoorden te begrijpen dat het ernstig kon zijn. Ook toen konden en moesten A c.s. beseffen dat dit de positie van Te Duits zou kunnen raken. Te Duits was immers zeer nauw betrokken bij de werkzaamheden en als bij de onder 2 h genoemde brief van 27 april 2006 is onderkent dat (eventuele) tekortkomingen van B (kunnen) samenhangen met tekort aan toezicht of controle van de zijde van Te Duits, kon dat naar moet aangenomen ook in mei 2005.
15. Het ging in mei 2005 derhalve om bekende gebreken, die door C bij haar onderzoek op 28 juli 2005 nog eens werden bevestigd en met foto’s zichtbaar werden gemaakt. In dit geval heeft E vervolgens namens A c.s. - en naar A c.s. stellen naar aanleiding van verder gebleken gebreken - opdracht gegeven aan D verder onderzoek te doen (aan het dak). Gelet op de inmiddels vaststaande gebreken in de vorm van houtrot aan de kozijnen, de kromgetrokken luiken en de verdere gebreken die onderzoek door D noodzakelijk maakten, had het met het oog op de strekking van artikel 6:89 BW op de weg van A c.s. gelegen Te Duits daarvan op de hoogte te brengen. A c.s. moesten immers beseffen dat verder onderzoek langere tijd zou gaan duren, hetgeen ook blijkt uit het eerst op 24 maart 2006 door D uitgebrachte rapport. In ieder geval is zonder duidelijke uitleg - die ontbreekt - niet begrijpelijk waarom A c.s. wel B op 16 mei 2005 op de hoogte brengen van de gebreken maar Te Duits in het ongewisse laten over de inmiddels bekende gebreken, de verdere inventarisatie daarvan door E, het onderzoek door C en het nadere onderzoek door D. Tijdens de samenwerking tussen A c.s. en Te Duits heeft veelvuldig e-mail verkeer plaatsgevonden - over voortgang, kosten en gebreken - en het ligt voor de hand om daarna, als opnieuw houtrot wordt vastgesteld, daaromtrent Te Duits te informeren en/of te protesteren. Dit geldt temeer nu A c.s. naar zij aanvoeren door omstandigheden genoodzaakt waren de gebreken direct te laten herstellen. Te Duits wordt door het achterwege blijven van protest immers geconfronteerd met late en moeilijk meer te betwisten klachten. Voor zover door A c.s. ingeschakelde deskundig(en) hebben verzuimd eerder te protesteren bij Te Duits, is dit voor risico van A c.s.
16. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat A c.s. binnen bekwame tijd nadat zij de gebreken hebben ontdekt of redelijkerwijs hadden moeten ontdekken, bij Te Duits hebben geprotesteerd. Er is immers bijna een jaar versteken - en uitgaande van de stelling van A c.s. dat één jaar na voltooiing al gebreken bestonden zelfs langer - alvorens met de brief van 27 april 2006 bij Te Duits is geklaagd. Dit brengt mee dat A c.s. jegens Te Duits geen rechten meer geldend kunnen maken uit de overeenkomst. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen en de overige stellingen behoeven geen bespreking meer. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen A c.s. worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu A c.s. zij uitgegaan van een schade van circa € 300.000,-- zal bij de te liquideren proceskosten worden uitgegaan van tarief VI, met uitzondering van de conclusie in het incident, waarbij tarief II zal worden toegepast. De kosten aan de zijde van Te Duits worden begroot als volgt:
vast recht € 248,--
salaris procureur
- incident € 452,--
- antwoord, comparitie
en dupliek 3 x € 2.000,-- € 6.000,--
€ 6.452,--
totaal € 6.700,--
Nu dat is gevorderd zal deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt A c.s. in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van Te Duits begroot op € 6.700,--;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr A.C.A. Wildenburg, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2008.