Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9588

Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/02000 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken, zodat de aanvrage gelet op art. 459 en 460 Sv niet kan worden ontvangen.


Uitspraak

2 september 2008 Strafkamer nr. 08/02000 H SM/RR Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank te Alkmaar van 28 april 2006, nummer 14/515362-05, ingediend door: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 20 aanhef en onder a van RVV 1990" veroordeeld tot een geldboete van 250 euro, subsidiair vijf dagen hechtenis. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken. 3.3. In de aanvrage wordt aangevoerd dat de aanvrager op de datum waarop de snelheidsovertreding is geconstateerd zich niet op de "aangegeven plaats" bevond maar in een vergadering met collega's te Amsterdam, en dat zijn auto ook niet op die plaats was. 3.4. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 2 september 2008.