Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9593

Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/02393 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening. Het in de aanvrage behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden a.b.i. art. 457.1.2° Sv, zodat de aanvrage gelet op art. 459 en 460 Sv niet kan worden ontvangen.


Uitspraak

2 september 2008 Strafkamer nr. 08/02393 H SM/RR Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 19 september 2007, nummer 15/700454-07, ingediend door: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van 1. "diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken", 3. "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming" en 4. "diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd" de maatregel opgelegd tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Voorts heeft de Rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de aanvrager betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het vonnis vermeld. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijk-verklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken. 3.3. In de aanvrage wordt, naar de Hoge Raad begrijpt, aangevoerd dat het penitentiaire dossier van de aanvrager ontbreekt, de advocaat van de aanvrager de verdediging heeft neergelegd en telefoontjes van de aanvrager weigert, de aanvrager telkens wordt overgeplaatst, de aanvrager zwaar gedrogeerd wordt met medicatie, hulp voor de aanvrager uitblijft en een ongeloofwaardige rechtsgang heeft plaatsgevonden. Derhalve zou de aanvrager geen eerlijk proces hebben gekregen. 3.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 2 september 2008.