Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9648

Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-09-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860470-08 en 04/857136-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Poging tot doodslag door met auto met aanmerkelijke snelheid in te rijden op een politieagente, terwijl verdachte zijn auto bestuurde onder invloed van drank en terwijl de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst. Straf: gevangenisstraf 18 maanden, waarvan 15 maanden en 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en verplicht reclasseringstoezicht, alsmede 240 uren werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van (in totaal) 5 jaren.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/860470-08 Parketnummer : 04/857136-07 (tul) Uitspraak d.d. : 2 september 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [achternaam] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats]. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 08 mei 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk S.M.P. Schoeber, aspirant van politie, van het leven te beroven, met dat opzet met hoge snelheid, althans met aanmerkelijke snelheid, met een personenauto tegen voornoemde Schoeber is gereden, althans is ingereden op die Schoeber, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 08 mei 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan S.M.P. Schoeber, aspirant van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met hoge snelheid, althans met aanmerkelijk snelheid, met een personenauto tegen die Schoeber is gereden althans is ingereden op die Schoeber, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; Althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 08 mei 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, S.M.P. Schoeber, aspirant van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met hoge snelheid, althans met aanmerkelijke snelheid, met een personenauto ingereden op voornoemde Schoeber; artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; 2. hij op of omstreeks 08 mei 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 910 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994; 3. hij op of omstreeks 08 mei 2008 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [adres 1], een motorrijtuig (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 19 augustus 2008 gevorderd dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 7.2.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen voor de feiten 1 primair en 3 ten aanzien van feit 1 primair: 1. de verklaring van aangeefster S.M.P. Schoeber Ik volg de politieopleiding tot agent. Op 8 mei 2008, omstreeks 16.20 uur, was ik bezig met een verkeerscontrole op de [adres 1] te Blerick. Ik was in politie-uniform gekleed en droeg een geel verkeersvest. De [adres 1] te Blerick is een voor het openbaar verkeer openstaande weg binnen de bebouwde kom alwaar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan. De verkeerscontrole werd ter plaatse gedaan met een achttal collega's, die allen gekleed waren in een politie-uniform en dus ook als zodanig herkenbaar waren. Over dit uniform droegen zij gele veiligheidsvesten. Ik was belast met het geven van stoptekens tijdens voornoemde verkeerscontrole. Bij mij stond collega Lenssen op een afstand van ongeveer 4 à 5 meter van mij vandaan. Ik kreeg melding dat een groene personenauto in mijn richting kwam, welke ik een stopteken moest geven in verband met een snelheidsovertreding. Hierna zag ik een groene personenauto in mijn richting rijden. Ik zag dat deze groene personenauto reed over de linkerrijstrook van de [adres 1] en dat deze auto met hoge snelheid in mijn richting reed. Ik schat dat de snelheid van die personenauto ongeveer 80 kilometer per uur was. Ik stelde mij op de kruising [adres 1] met de [adres 2] op, in het midden van de linkerrijstrook, zijnde de rijstrook waarop de groene personenauto mij tegemoet kwam. Op het moment dat de voornoemde personenauto ongeveer 100 meter van mij vandaan was, gaf ik de bestuurder van de voornoemde personenauto een stopteken. Hierop zag ik dat de snelheid van de personenauto nagenoeg gelijk bleef. Ik zag dat de bestuurder niet remde of snelheid verminderde. Ik keek in de richting van de bestuurder. Terwijl ik met mijn rechterhand een stopteken gaf, maande ik de bestuurder met mijn linkerhand om snelheid te minderen. Op het moment dat de personenauto ongeveer 25 meter van mij af was, zag ik dat deze nog steeds met dezelfde snelheid reed en niet remde of snelheid verminderde. Ik hoorde dat collega Lenssen achter mij schreeuwde dat ik van de weg af moest gaan. Ik zag dat voornoemde personenauto geen enkele stuurbeweging maakte om mij eventueel te ontwijken, de personenauto kwam dus recht op mij af. Om een aanrijding met voornoemde personenauto te voorkomen ben ik zeer snel de weg afgerend de middenberm op. Direct hierna zag ik dat de voornoemde personenauto op een afstand van ongeveer 1,5 meter langs mij en verder reed over de [adres 1] precies over de plek waar ik zojuist gestaan had. Als ik niet snel van de weg af was gegaan, dan had de personenauto mij met hoge snelheid aangereden. Tijdens het voorbij rijden hoorde ik de bestuurder door het geopende portierraam roepen: “Ga weg, man” of woorden van gelijke strekking. Ik doe aangifte van poging tot doodslag. 2. het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant Lenssen Op 8 mei 2008, omstreeks 16.30 uur, bevond ik mij in verband met een verkeerscontrole op de kruising van de [adres 1] met de [adres 2] te Blerick. De [adres 1] is een weg gelegen binnen de bebouwde kom van Blerick en de maximum snelheid aldaar is 50 km per uur. Ik stond daar met S.M.P. Schoeber, aspirant van politie. In het kader van de opleiding gaf collega Schoeber de stoptekens. Collega Schoeber was gekleed in een opvallend politie-uniform en droeg een retroflecterend vest. Ik stond in de directe nabijheid van Schoeber. Op dag, datum en tijdstip voornoemd, kreeg ik melding dat een groene personenauto in onze richting reed. Deze auto reed met een gecorrigeerde snelheid van 89 km per uur. Na deze melding zag ik dat collega Schoeber de rijbaan opstapte, teneinde dit voertuig een stopteken te geven. Ik zag dat een groene personenauto in onze richting reed en dat Schoeber op de rijstrook stond waarover deze auto op dat moment reed. Ik zag dat collega Schoeber een duidelijk en correct stopteken gaf aan de bestuurder van de groene personenauto. Vervolgens zag ik dat de bestuurder van de groene personenauto geen snelheid minderde. Ik schatte de snelheid van de groene personenauto op ongeveer 80 km per uur en zag dat de afstand tussen collega Schoeber en de groene personenauto snel kleiner werd en ongeveer 25 meter was. Ik zag dat collega Schoeber nog steeds op de rijstrook stond waarover de groene personenauto reed, waarna ik 2 keer tegen Schoeber heb geroepen dat zij van de weg af moest gaan. Hierna zag ik dat collega Schoeber aan de kant sprong en dat de groene personenauto met onverminderde snelheid doorreed. Ik heb gezien dat de bestuurder van de groene personenauto geen enkele poging ondernam om collega Schoeber te ontwijken. Ik zag dat de groene personenauto in een rechte lijn met onverminderde snelheid verder reed. 3. de afgelegde verklaring van verdachte bij de politie Op 8 mei 2008, omstreeks 16.00 uur, reed ik in een personenauto, Suzuki Swift, kleur groen, over een weg in de buurt van de [adres 2] te Blerick. Ik reed op genoemde weg en ineens zag ik de politie staan. Ik herkende de politie aan de geel-kleurige hesjes, welke ze aan hadden. Op dat moment reed ik ongeveer met een snelheid van 70 kilometer per uur. Toen ik kwam aanrijden zag ik naar ik meen 3 politiemensen. ten aanzien van feit 3: 4. het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant Lenssen In aanvulling op mijn eerder opgemaakte proces-verbaal wordt het volgende gerelateerd. Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften kreeg de bestuurder van de groene personenauto een stopteken waaraan hij niet voldeed. Kort na dit stopteken werd de groene personenauto met de bestuurder, [verdachte], aangetroffen op de [adres 3] te Blerick. Na controle bij het CBR te Eindhoven bleek dat van het rijbewijs van de verdachte [verdachte] sinds 26 februari 2008 de geldigheid was geschorst en dat hij niet meer bevoegd was om een motorvoertuig van de categorieën AL / AZ / B te besturen op de voor het openbaar verkeer openstaande weg. Ik heb op 9 mei 2008, omstreeks 08.45 uur, telefonisch contact gehad met een medewerkster van het CBR divisie vorderingen welke mij dit mededeelde. 5. de afgelegde verklaring van verdachte bij de politie U zegt mij dat bij de controle van de collega’s is gebleken dat ik geen geldig Nederlands rijbewijs in mijn bezit heb, althans dat dit is ingevorderd. Mijn rijbewijs is inderdaad geschorst. Dit was op 11 maart 2008. Ik ben die dag in Roermond geweest bij de terechtzitting. Hier is mij gezegd dat ik mijn rijbewijs terug kreeg. Echter dit rijbewijs is doorgestuurd naar het CBR in het kader van een onderzoek naar de geschiktheid van de rijvaardigheid. Ik heb hier een medisch onderzoek gehad, waaruit naar voren kwam dat de waardes van het bloed niet geheel correct waren. Ik was het hier niet mee eens en ben hier tegen in beroep gegaan. Deze procedure loopt nu nog. 7.2.2 Opsomming van de bewijsmiddelen voor feit 2 Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 19 augustus 2008, het proces-verbaal van het verkeershandhavingsteam en het ademanalyseformulier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. 7.3 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. primair hij op 08 mei 2008 te Blerick, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk S.M.P. Schoeber, aspirant van politie, van het leven te beroven, met dat opzet met aanmerkelijke snelheid, met een personenauto is ingereden op die Schoeber, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 08 mei 2008 te Blerick, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 910 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 3. hij op 08 mei 2008 te Blerick, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de [adres 1], een motorrijtuig (personenauto), van de categorie, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: 1. primair. poging tot doodslag; 2. Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994; 3. Overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. De misdrijven sub 2 en 3 zijn strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 19 augustus 2008 met betrekking tot de op te leggen straf en bijkomende straffen gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering. Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte voor feit 1 drie jaar, voor feit 2 een jaar en voor feit 3 een jaar de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd. Zij heeft voorts gepersisteerd bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 04/857136-07, inhoudende dat de deels voorwaardelijk opgelegde geldboete en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zullen worden tenuitvoergelegd. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf gesteld dat de rechtbank verdachte de kans heeft gegeven zijn leven weer op de rails te zetten door de voorlopige hechtenis te schorsen, welke beslissing door het gerechtshof is bevestigd. Indien de rechtbank de eis van officier van justitie volgt betekent dat dat verdachte weer helemaal terug bij af is. Voorgesteld wordt verdachte te veroordelen tot een werkstraf van de maximale duur en voorts tot een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met een ontzegging van de rijbevoegdheid. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaak met parketnummer 04/857136-07 heeft geen toegevoegde waarde. Voorgesteld wordt de proeftijd met een jaar te verlengen. 10.3 De overwegingen van de rechtbank De rechtbank houdt bij de strafoplegging enerzijds rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. In de onderhavige zaak heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met zijn auto met aanmerkelijke snelheid in te rijden op een politieagente in opleiding, die belast was met een verkeerscontrole. Dit feit heeft verdachte gepleegd terwijl hij zijn auto bestuurde onder invloed van drank en terwijl de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst. De impact die de handelwijze van verdachte op het slachtoffer heeft gehad, acht de rechtbank groot. In haar aangifte geeft de politieagente aan dat zij ten tijde van het gebeuren bang en helemaal van de kaart was. Verdachte heeft met zijn auto het slachtoffer met onverminderde snelheid genaderd terwijl hij tijdig een duidelijk en correct stopteken kreeg. Dit gedrag van verdachte is volstrekt onacceptabel. Door zo te handelen heeft verdachte het leven van de agente, die gewoon haar werk deed, op het spel gezet en heeft hij haar momenten van angst bezorgd. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk delict nog langdurig gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Het slachtoffer moest van de weg rennen teneinde een aanrijding te voorkomen. Dat het niet tot een aanrijding is gekomen, is niet aan verdachte te danken. Uit het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte een keer in het verre verleden is veroordeeld ter zake van lokaalvredebreuk, maar dat zijn omvangrijk strafblad verder geen geweldsdelicten telt. De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer laakbaar en is van oordeel dat bij dit feit in beginsel een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. Verdachte heeft evenwel inzicht in de onjuistheid van zijn handelwijze getoond en diepe spijt betuigd en heeft voorts verklaard dat alcohol voor de rest van zijn leven taboe voor hem is. Bovenal hecht de rechtbank, ter ondersteuning van verdachtes verklaring, veel waarde aan het feit dat verdachte zich inmiddels voor behandeling heeft gemeld bij de verslavingskliniek Paschalis. Deze behandeling zal starten op 24 augustus 2008. De rechtbank ziet in al deze omstandigheden en de persoon van verdachte, alsmede gelet op het advies van de reclassering, aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken voor wat betreft de gevorderde hoofdstraf. Zij is van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal het aantal te werken uren onbetaalde arbeid stellen op 240 en bevelen dat, voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Om de ernst van de feiten te benadrukken en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank daarnaast opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur en voorts bepalen dat verdachte zich dient te laten begeleiden door de reclassering. De rechtbank acht het passend en geboden de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 57, 91, 287; Wegenverkeerswet 1994 art. 8, 9, 176, 179, 179a. 12. De vordering tot tenuitvoerlegging De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een aan de verdachte bij een vroegere veroordeling opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 04/857136-07 beslist dient te worden zoals hierna is vermeld. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 primair, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden; beveelt dat van deze gevangenisstraf 15 maanden en 26 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal de periode van de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de GGZ Groep Noord- en Midden-Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, - ook als dat inhoudt dat verdachte zich dient te houden aan het in het rapport van de GGZ Groep van 15 juli 2008 opgenomen behandelplan van GGZ NML divisie Verslavingszorg, waaronder deeltijdbehandeling en ondersteunende medicatie Refusal en Naltrexon -, zolang deze instelling dat noodzakelijk acht, met opdracht aan die instelling aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden; veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid; beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast; verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid. ten aanzien van feit 1 primair: ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaar. ten aanzien van feit 2: ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 1 jaar. ten aanzien van feit 3: ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 1 jaar. Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. verlengt de bij vonnis van de politierechter te Roermond d.d. 11 maart 2008 in de zaak met parketnummer 04/857136-07, vastgestelde proeftijd met één jaar. Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, N.I.B.M. Buljevic en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. M.J.H. van den Hombergh voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 september 2008. mr. L.J.A. Crompvoets en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ:pb