
Jurisprudentie
BE9664
Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 07/510A
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 07/510A
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wet tarieven gezondheidszorg
Ambulancevervoer
Uitspraak
College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 07/510A 17 juli 2008
13770 Wet tarieven gezondheidszorg
Ambulancevervoer
Uitspraak in de zaak van:
1. RAV Gelderland Zuid, te Nijmegen,
2. Gemeentelijke Gezondheidsdienst Eindhoven, te Eindhoven,
3. Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland, te Lelystad,
4. Regionale Ambulancedienst Noord-Holland Noord, te Schagen,
5. GGD Brabant Noord, te ’s-Hertogenbosch,
6. Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst, te Haarlem,
7. Hulpverlening Gelderland Midden, te Arnhem,
8. Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid, te Dordrecht,
9. GG en GD Amsterdam, te Amsterdam,
10. RAV Holland Midden, te Leiden,
11. RAV Zuid Limburg, te Geleen,
12. GGD Zuidoost Brabant, te Helmond,
13. Ambulancedienst GGD Den Haag, te ‘s-Gravenhage,
14. AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond/RHRR, te Barendrecht,
15. RAV Gooi & Vechtstreek, te Bussum,
16. RAV Midden-/West Brabant, te Tilburg,
appellanten,
gemachtigde: mr. M.E. Gelpke, advocaat te Den Haag,
tegen
Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. A.C. de Die, advocaat te Den Haag.
1. De procedure
Bij uitspraak van 14 januari 2008 heeft het College het beroep van appellanten tegen een besluit van verweerster van 4 juni 2007 gegrond verklaard en dit besluit, voor zover daarbij is beslist op het bezwaar van appellanten van 10 oktober 2006, vernietigd.
Het College heeft bij die uitspraak de beslissing op het verzoek van appellanten om verweerster te veroordelen in de proceskosten, verband houdend met de door hen in bezwaar en beroep overgelegde deskundigenrapporten van Deloitte Accountants B.V. (hierna Deloitte) en het bureau Capra advocaten en adviseurs (hierna: Capra), aangehouden, teneinde appellanten in de gelegenheid te stellen die kosten nader te onderbouwen en specificeren en verweerster daarop te laten reageren.
Bij brief van 13 maart 2008 hebben appellanten een nadere specificatie en onderbouwing van bedoelde kosten overgelegd, waarna verweerster daarop bij brief van 7 april 2008 heeft gereageerd.
Appellanten hebben vervolgens bij brief van 10 april 2008 een reactie gestuurd op de brief van verweerster van 7 april 2008, waarop verweerster bij brief van 29 april 2008 weer heeft gereageerd.
Bij brieven van respectievelijk 30 mei 2008 en 10 juni 2008 hebben verweerster en appellanten ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting, waarna het onderzoek is gesloten.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 1, onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onder meer betrekking hebben op de kosten van een deskundige die in beroep of bezwaar aan een partij verslag heeft uitgebracht.
Op grond van artikel 8:36, tweede lid, Awb en artikel 2, eerste lid, sub b, van het Besluit wordt de vergoeding van deze kosten vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken worden de tarieven voor vergoedingen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. In artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is bepaald dat voor werkzaamheden waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, een tarief geldt van ten hoogste € 81,23 per uur.
2.2 Tussen partijen is niet in geschil - en ook het College acht juist - dat voor de door appellanten opgevoerde uren van Deloitte en - in opdracht van Deloitte - CeMax, alsmede van Capra, het maximumtarief van € 81,23 bedoeld in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, dient te worden gehanteerd.
2.3 Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag welke van de door appellanten opgevoerde uren van Deloitte, Cemax en Capra voor de berekening van de in de veroordeling te betrekken proceskosten in aanmerking moeten worden genomen.
Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts gespecificeerde uren in aanmerking kunnen worden genomen en om die reden uren van Deloitte en Cemax die zijn besteed aan zogenoemde centrale afstemming - volgens de opgave van appellanten onderscheidenlijk 348,35 en 244,75 uur - waarvoor ook in de toelichting geen nadere onderbouwing is gegeven, buiten beschouwing dienen te blijven.
Verder voert verweerster aan dat van de 30,75 door Capra in rekening gebrachte uren 9,25 uur zijn geboekt als zogenoemde indirecte uren, waarvan onduidelijk is aan welke werkzaamheden deze zijn besteed en of en in hoeverre deze uren rechtstreeks hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het rapport. Ook die kosten dienen volgens verweerster buiten beschouwing te worden gelaten.
Appellanten stellen dat de door Deloitte en Cemax opgevoerde uren voor centrale afstemming betrekking hebben op de leiding van het project, het bepalen van de onderzoeks- en rapportageopzet en de zorg voor het op een zelfde wijze te werk gaan bij de ambulancediensten, die nu eenmaal geen gelijkvormig ingerichte administratie hebben. Volgens appellanten is de veronderstelling dat deze kosten niet gemaakt hadden hoeven worden niet realistisch en kunnen deze dan ook niet buiten beschouwing worden gelaten.
Met betrekking tot de door Capra in rekening gebrachte kosten stellen appellanten dat geen indirecte uren in rekening zijn gebracht en verweerster ten onrechte uitgaat van 30,75, in plaats van de 60 daadwerkelijk door Capra in rekening gebrachte uren.
2.4 Het College is van oordeel dat, gezien de omvang van het project en het aantal betrokken ambulancediensten, aannemelijk is dat de door Deloitte en - in dat zelfde verband - door Cemax opgevoerde uren voor centrale afstemming nodig waren om te komen tot een wijze van rapporteren die de gevolgen van de bestreden tariefbeschikkingen voor de individuele ambulancediensten op een vergelijkbare wijze inzichtelijk kon maken.
Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat deze uren voor de berekening van de proceskosten niet in aanmerking zouden moeten worden genomen.
2.5 Ten aanzien van de door Capra in rekening gebrachte uren stelt het College vast dat daarbij
blijkens de stukken geen indirecte uren in rekening zijn gebracht. Volgens de door appellanten overgelegde stukken is sprake van 60 uren die door Capra in rekening zijn gebracht. Het College ziet geen grond voor het oordeel dat (een deel van) die uren niet voor de berekening van de proceskosten in aanmerking zouden moeten worden genomen.
2.6 Gelet op het vorenstaande ziet het College aanleiding verweerster te veroordelen in de proceskosten ten bedrage van € 155.517,39, bestaande uit:
- 1200,85 uur maal het uurtarief van € 81,23 is € 97.545,05, vermeerderd met de ingevolge artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 verschuldigde omzetbelasting is € 116.078,60 als vergoeding voor de kosten van appellanten voor
het doen uitbrengen van een verslag door Deloitte;
- 348 uur maal het uurtarief van € 81,23 is € 28.268,04, vermeerderd met de verschuldigde omzetbelasting is € 33.638,97 als vergoeding voor de kosten van appellanten voor het doen uitbrengen van een verslag door Cemax; en
- 60 uur maal het uurtarief van € 81,23 is € 4.873,80, vermeerderd met de verschuldigde omzetbelasting is € 5.799,82 als vergoeding voor de kosten van appellanten voor de kosten van het doen uitbrengen van een verslag door Capra.
Volledigheidshalve wijst het College er op dat andere dan de met de in deze vervolguitspraak aan de orde zijnde onderzoekskosten gepaard gaande proceskosten, reeds zijn betrokken in de uitspraak van 14 januari 2008.
3. De beslissing
Het College:
- veroordeelt verweerster tot vergoeding aan appellanten van de overigens door hen gemaakte proceskosten, verband
houdend met de door hen in bezwaar en beroep overgelegde deskundigenrapporten van Deloitte (met inbegrip van Cemax)
en Capra, welke kosten worden begroot op een bedrag van € 155.517,39 (zegge: honderdvijfenvijftigduizend
vijfhonderdzeventien euro en negenendertig eurocent).
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, mr. M.A. Fierstra en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2008.
w.g. M.A. van der Ham w.g. M.A. Voskamp