
Jurisprudentie
BE9695
Datum uitspraak2008-08-28
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805160/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805160/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 25 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Brielle (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABB Ontwikkeling BV (ABB Ontwikkeling) bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het vervangen van de woningen gelegen aan de Coppelstockstraat 13, 15, 17, 19a en 20a tot en met 20c te Brielle door twee appartementengebouwen met bijbehorende voorzieningen.
Uitspraak
200805160/2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nrs. 08/1954 en 08/967 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2008 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Brielle.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Brielle (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABB Ontwikkeling BV (ABB Ontwikkeling) bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het vervangen van de woningen gelegen aan de Coppelstockstraat 13, 15, 17, 19a en 20a tot en met 20c te Brielle door twee appartementengebouwen met bijbehorende voorzieningen.
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2008, verzonden op 26 mei 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 januari 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 augustus 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A.J. Rijsterborgh, advocaat te Rhoon, en het college, vertegenwoordigd door L.T.H. Schmetz, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord ABB Ontwikkeling, vertegenwoordigd door [directeur].
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De voorzitter stelt vast dat [verzoeker] zijn beroepsgronden inzake archeologie en luchtkwaliteit voor het eerst in hoger beroep heeft aangevoerd. Op voorhand valt niet in te zien waarom deze beroepsgronden niet reeds bij de rechtbank hadden kunnen worden aangevoerd, zodat deze naar voorlopig oordeel niet bij de beoordeling van het hoger beroep zullen worden betrokken.
2.3. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend. Ten tijde van het besluit op bezwaar gold een lijst van categorieën van gevallen, als bedoeld in voormeld artikel, die kon worden toegepast.
2.4. [verzoeker] betoogt onder meer dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het deskundigenrapport van J. Walraad (hierna: het deskundigenrapport) niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand en dat de voorzieningenrechter ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar van 15 januari 2008 in stand heeft gelaten. [verzoeker] stelt dat de voorzieningenrechter had moeten volstaan met een vernietiging van het besluit op bezwaar, zodat het college in het kader van de heroverweging het deskundigenrapport alsnog had kunnen voorleggen aan de monumentencommissie. [verzoeker] voert daartoe - kort weergegeven - aan dat door het bouwvolume en de hoogte van de appartementengebouwen het stads- en dorpsgezicht wordt aangetast waardoor iedere harmonie met de omgeving ontbreekt.
Nu ABB Ontwikkeling een aanvang heeft gemaakt met de bouwwerkzaamheden, verzoekt [verzoeker] om schorsing van de verleende vrijstelling en bouwvergunning totdat de Afdeling in de bodemzaak heeft beslist.
2.4.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Daarbij geldt dat een vergunninghouder op eigen risico van een vergunning en vrijstelling gebruik maakt, zolang deze niet in rechte onaantastbaar zijn, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
2.4.2. De voorzitter merkt op dat twijfel mogelijk is of de voorzieningenrechter de rechtsgevolgen van het besluit van 15 januari 2008 terecht in stand heeft gelaten en of het bouwplan niet opnieuw aan de monumentencommissie had moeten worden voorgelegd, nu de rechter deskundigheid op dat terrein ontbeert. Vooralsnog bestaat evenwel onvoldoende grond voor het treffen van een voorlopige voorziening, nu niet op voorhand aannemelijk is dat het voorleggen van het deskundigenrapport aan de monumentencommissie ertoe leidt dat de gevraagde vergunning en vrijstelling niet verleend zouden kunnen worden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de monumentencommissie positief over het bouwplan heeft geadviseerd, waarbij ook de bouwhoogte en het bouwvolume van het bouwplan zijn betrokken. Er bestaat voorshands geen grond voor het oordeel dat dit advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Het door [verzoeker] overgelegde deskundigenrapport leidt, in aanmerking genomen de mogelijkheden van het bestemmingsplan, voorshands niet tot het oordeel dat aannemelijk is dat de vergunning niet verleend kon worden. De voorzitter wijst erop dat het college hangende de bodemprocedure in de gelegenheid is alsnog het deskundigenrapport voor te leggen aan de monumentencommissie met een verzoek schriftelijk op de inhoud van dit rapport te reageren, zodat die reactie bij de beoordeling in de bodemprocedure kan worden betrokken.
2.5. Hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om thans aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet bevestigd zal worden, althans uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning mocht worden verleend.
2.6. Onder bovenvermelde omstandigheden geeft afweging van de betrokken belangen geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2008
374.