
Jurisprudentie
BE9715
Datum uitspraak2008-09-03
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800625/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800625/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 19 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) een verzoek van [appellant sub 1A] om handhavend op te treden tegen het gebruik door de stichting Stichting Huiskamerprojekt voor Drugsgebruikers (hierna: HKPD) van de panden Coosje Buskenstraat 93 tot en met 99 te Vlissingen (hierna: de panden) afgewezen.
Uitspraak
200800625/1.
Datum uitspraak: 3 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1A], wonend te [woonplaats], [appellante sub 1B], gevestigd te [plaats], en anderen,
2. de stichting Stichting Huiskamerproject voor Drugsgebruikers, gevestigd te Vlissingen,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/664 en 07/617 van de rechtbank Middelburg van 10 januari 2008 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: het college) een verzoek van [appellant sub 1A] om handhavend op te treden tegen het gebruik door de stichting Stichting Huiskamerprojekt voor Drugsgebruikers (hierna: HKPD) van de panden Coosje Buskenstraat 93 tot en met 99 te Vlissingen (hierna: de panden) afgewezen.
Bij besluit van 12 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft het college - voor zover thans van belang - het door [appellant sub 1A] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en HKPD op straffe van bestuursdwang gelast om binnen 18 maanden het gebruik van de panden ten behoeve van drugshulpverlening te beëindigen.
Bij uitspraak van 10 januari 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) de door [appellant sub 1A], [appellante sub 1B] en anderen (hierna: [appellant sub 1A] en anderen) en HKPD daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1A] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2008, en HKPD bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 1A] en anderen en het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen hebben elk een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2008, waar [appellant sub 1A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, HKPD, vertegenwoordigd door mr. J. Boogaard, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door A. Bouziani-Akdim, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. HKPD betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat tegen het besluit van 12 juni 2007 bezwaar kon worden gemaakt en zij dat heeft gedaan. De rechtbank heeft het door het college doorgezonden bezwaarschrift derhalve ten onrechte als beroepschrift aangemerkt en behandeld, aldus HKPD.
2.1.1. Het betoog faalt. Naar aanleiding van het door [appellant sub 1A] daartegen gemaakte bezwaar heeft het college bij dat besluit het besluit van 19 juli 2006 herroepen en HKPD alsnog voormelde last opgelegd. Bij brief van 20 juni 2007 heeft het college [appellant sub 1A] van het op 12 juni 2006 genomen besluit op de hoogte gesteld. Die brief heeft de rechtbank terecht niet aangemerkt als gericht tegen het in het leven roepen van enig zelfstandig rechtsgevolg.
2.1.2. HKPD gebruikt de panden ten behoeve van opvang, therapie en begeleiding van personen die door verslaving aan drugs in moeilijkheden zijn gekomen. De zorg bestaat uit onder meer het verstrekken van methadon, het bieden van dagopvang en psychosociale begeleiding. In de panden is voorts een zogenoemde gebruikersruimte ingericht.
Niet in geschil is dat dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan "Boulevard 1e herziening", zodat het college daartegen handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan dat niet doen. Dit kan zich voordoen in geval concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn voor degene, ten laste van wie dat gebeurt, in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan in verband daarmee in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2. HKPD betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in dit geval bijzondere omstandigheden bestaan, in verband waarmee geoordeeld moet worden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten handhavend op te treden. Zij is al meer dan 28 jaar op de huidige locatie gevestigd en bevindt zich in een overmachtsituatie, omdat geen alternatieve locatie op korte termijn kan worden gevonden. Haar belang om het gebruik ter plaatse te kunnen voortzetten is veel groter dan de belangen die gediend zijn met de handhaving. Daarbij komt dat sinds enkele jaren haar geen klachten over door haar of haar cliënten veroorzaakte overlast bekend zijn, aldus HKPD.
2.2.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft in de in beroep gestelde omstandigheden terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college in dit geval in redelijkheid niet heeft kunnen afzien van het treffen van handhavingsmaatregelen. Dat HKPD, naar zij stelt, sinds een aantal jaren geen klachten meer van omwonenden heeft vernomen, leidt niet tot dat oordeel. Dat het college jarenlang het gebruik van de panden door HKPD ongemoeid heeft gelaten, is evenmin een zodanige bijzondere omstandigheid, dat geoordeeld moet worden dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen nalaten om in verband daarmee van handhavend optreden af te zien.
2.3. HKPD voert evenzeer tevergeefs aan dat de rechtbank heeft miskend dat zij er op grond van een door haar met de gemeente gesloten samenwerkingsovereenkomst op mocht vertrouwen dat het college met voortzetting van het huidige gebruik ter plaatse heeft ingestemd. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is overeengekomen dat in afwachting van verhuizing van HKPD naar de President Rooseveltlaan niet tegen het gebruik zal worden opgetreden. Deze verhuizing is echter, naar niet in geschil is, niet meer voorzien.
2.4. De betogen van HKPD en [appellant sub 1A] en anderen met betrekking tot de gestelde begunstigingstermijn van 18 maanden, die volgens HKPD te kort en volgens [appellant sub 1A] te lang is, slagen evenmin.
De rechtbank heeft de aldus door het college gekozen termijn terecht en op juiste gronden in deze situatie niet onredelijk geacht en daarbij mede in aanmerking genomen dat die termijn HKPD de gelegenheid biedt om elders onderdak te zoeken.
2.5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008
163.