
Jurisprudentie
BE9852
Datum uitspraak2008-08-28
Datum gepubliceerd2008-09-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5760 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5760 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Correctienota's. Als commissiegelden geboekte bedragen aanmerken als premieloon? Benadering Hoge Raad volgen. Bewijslast. Staan tegenover uitbetaalde reiskostenvergoeding reëel gemaakte onkosten?
Uitspraak
07/5760 CSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 11 september 2007, 06/5355 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft L.C.J.M. Janssen, belastingadviseur te Roosendaal, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2008. Voor appellante zijn verschenen haar directeur [naam directeur] en L.C.J.M. Janssen, voornoemd. Voor het Uwv is verschenen mr. W. Zwanink, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde hier van belang.
Eind 2000 is bij appellante een looncontrole gehouden over de jaren 1995 tot en met 1999 door de rechtsvoorgangster van het Uwv, de SFB Uitvoeringsorganisatie Sociale Verzekering N.V. In het van deze controle opgemaakte rapport, gedateerd 18 januari 2001, is onder meer het volgende vermeld:
“Reiskostenvergoedingen:
Aan de bedrijfsleider de heer [naam bedrijfsleider] wordt een vergoeding verstrekt voor het gebruik van de privé-auto.
Per week wordt door hem het totaal aantal gereden kilometers doorgegeven. Dit betreft doorgaans een vast aantal kilometers van 1600 bij een "normale" werkweek.
Tijdens de vorige looncontrole in 1995 is de werkgever nadrukkelijk gewezen op het feit dat hier een kilometeradministratie van dient te worden bijgehouden.
Dit is als afspraak voor de toekomst in het openbaar looncontrole-verslag van 8 december 1995 opgenomen.
Nu blijkt dat hier geen gevolg aan is gegeven.
(….)
Over 1999 is het uitbetaalde bedrag ongeveer gelijk met de voorgaande jaren.
Tijdens het eindgesprek op 17 november 2000 liet de heer [directeur] mij ingevulde kilometerstaten zien over de controlejaren. Deze zijn achteraf door de heer [bedrijfsleider] opgemaakt.
(….)
Verstrekkingen aan derden:
Door de werkgever worden in de jaren 1995 t/m/ 1999 de navolgende bedragen als commissiegelden geboekt.
(…..)
Mede naar aanleiding van de door de werkgever opgestelde verklaring en de verdere aanwezige administratie worden vorenstaande bedragen geaccepteerd. Hierbij dient er wel op gewezen te worden dat dit alleen geldt voor de gecontroleerde jaren en dat de mogelijkheid bestaat dat bij een eventuele volgende looncontrole de geboekte commissiegelden als loon(bestanddeel) kunnen worden aangemerkt.
(….)
Afspraken voor de toekomst
De afspraak gemaakt dat door de heer [bedrijfsleider] met ingang van de controledatum een deugdelijke kilometeradministratie zal worden bijgehouden. Door de andere werknemers zal ook een deugdelijke kilometeradministratie worden bijgehouden, met het werkelijk aantal verreden kilometers.
De afspraak gemaakt dat van eventueel in de toekomst betaalde commissiegelden zoveel mogelijk wordt vastgelegd.
Wanneer betaalt, aan wie (functie), welk project, de totale aanneemsom van dat project en de evt. hieruit voortvloeiende gunstigere condities.”
Op 22 juni 2005 is wederom bij appellante een looncontrole gehouden, van welke controle op 5 augustus 2005 rapport is opgemaakt. Dit rapport vermeldt onder meer het volgende:
“Door werkgever worden in de jaren 2001 en 2003 de volgende bedragen met de benaming "commissiegelden" geboekt:
2001 € 11.344,-
2003 € 25.000,-
Tijdens het eindgesprek bij het vorige controlebezoek d.d. 17 december 2000 werd de volgende afspraak gemaakt:
Van in de toekomst betaalde commissiegelden zoveel mogelijk wordt vastgelegd. Wanneer betaald, aan wie (functie), welk project, de totale aanneemsom van dat project en de evt. hieruit voortvloeiende gunstigere condities.
Deze afspraak is niet door werkgever nagekomen. Het in 2003 aan commissiegelden geboekte bedrag zal als netto loonbestanddeel aangemerkt worden.
Aangezien de in 2001 verantwoorde commissiegelden in hetzelfde jaar als het vorige controlerapport werden verwerkt zal dit bedrag niet in het controleresultaat worden betrokken.
(….)
Tijdens vorige controles in 1995 en 2000 werd werkgever erop gewezen dat een deugdelijke kilometeradministratie moest worden bijgehouden.
Bij het eindgesprek d.d. 17 december 2000 werd de uitdrukkelijke afspraak gemaakt dat vanaf deze controledatum door alle werknemers een deugdelijke kilometeradministratie zou worden bijgehouden van het werkelijke aantal verreden kilometers.
Thans is gebleken dat men zich niet aan de afspraak heeft gehouden:
- kilometerdeclaraties worden door werkgever samengesteld
- locaties niet correct/volledig vermeld, waardoor gedeclareerde kilometers niet controleerbaar zijn
- 40 c.q. 60-dagencriterium niet in acht genomen (ingeval alleenrijder)
- alle betalingen via kas, niet getekend voor ontvangst
- geen inzage gebruik zakelijke auto's
- verstrekte onbelaste kilometervergoeding overschrijdt het maximaal toegestane bedrag ( 2002: € 0,29 i.p.v. € 0,28)
Daar waar sprake is van meerijovereenkomsten zullen deze werknemers niet in het controleresultaat worden betrokken. Alle chauffeurs dienen persoonlijk echter vanaf heden een deugdelijke kilometeradministratie bij te houden van het werkelijke aantal verreden kilometers.
Bij werknemer [naam bedrijfsleider] was geen sprake van meerijovereenkomsten. In verband met de ondeugdelijke kilometeradministratie en het overschrijden van het 40 c.q. 60-dagencriterium door werknemer [naam bedrijfsleider] worden de volgende correcties opgelegd wegens bovenmatig verstrekte onbelaste onkostenvergoedingen:”
Naar aanleiding van het looncontrolerapport van 5 augustus 2005 heeft het Uwv bij besluit van 12 mei 2006 appellante een boete opgelegd over het jaar 2003 ten bedrage van € 389,-. Op 15 mei 2006 heeft het Uwv appellante correctienota’s doen toekomen over de premiejaren 2001 tot en met 2003 ten bedrage van € 574,-, € 725,-, onderscheidenlijk
€ 8.174,-.
Bij besluit van 19 september 2006 heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 12 en 15 mei 2006 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 19 september 2006 ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen deze uitspraak.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Met betrekking tot de in de administratie van appellante als commissiegelden geboekte bedragen overweegt de Raad dat hij sedert zijn uitspraak van 22 februari 1995 (LJN: ZB3109) de benadering van de Hoge Raad in overeenkomstige geschillen ter zake van de loonbelasting volgt. Blijkens voormelde uitspraak van 22 februari 1995 dient allereerst het Uwv zich in redelijkheid op het standpunt te kunnen stellen dat uit de gevraagde gegevens en inlichtingen kan blijken dat sprake kan zijn van premieloon. Vervolgens dient appellante (slechts) aannemelijk te maken dat dit niet het geval is. Eerst wanneer appellante daarin niet slaagt, kan premie worden vastgesteld en geldt voor haar (in bezwaar en beroep) de verzwaring van de bewijslast in die zin dat zij zal moeten aantonen dat er geen sprake is van bedragen die zijn uitbetaald aan personen ten aanzien van wie zij inhoudingsplichtige is.
Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv zich in het licht van de naar aanleiding van de eind 2000 gehouden looncontrole gemaakte afspraken in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het hier premieloon betreft. Vast staat dat uit de administratie van appellante niet valt te herleiden waarop de commissiegelden betrekking hebben. Wel betreft het betalingen aan één of meer personen voor ten behoeve van appellante verrichte werkzaamheden. Het moge zo zijn dat, voorzover het commissiegelden betrof, het voor appellante bezwaarlijk was om in haar administratie vast te leggen aan wie de gelden zijn uitbetaald. Van haar had echter wel mogen worden verwacht dat zij in haar administratie had vastgelegd op welk project de commissiegelden betrekking hadden. Ook overigens heeft zij zich niet aan de gemaakte afspraak gehouden. Met hetgeen appellante als reactie op het looncontrolerapport heeft gesteld, namelijk dat de gelden zijn uitbetaald om een groot project te verwerven ten einde de werkgelegenheid van haar werknemers te kunnen behouden, heeft appellante naar het oordeel van de Raad onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van premieloon.
In eerste aanleg heeft appellante een aannemingsovereenkomst overgelegd. Zij is van mening dat de betaalde commissiegelden zien op het project waarop deze overeenkomst betrekking had. Naar het oordeel van de Raad is met het enkel overleggen van deze overeenkomst appellante niet geslaagd in de op haar rustende (verzwaarde) bewijslast dat het te dezen geen premieloon betreft.
Met de rechtbank komt de Raad dan ook tot de conclusie dat het Uwv de als commissiegelden geboekte bedragen op goede gronden heeft aangemerkt als premieloon. Tevens is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de Belastingdienst de commissiegelden wel als zodanig heeft geaccepteerd, het vorenstaande niet anders maakt.
Met betrekking tot de aan de heer [bedrijfsleider] uitbetaalde reiskostenvergoeding overweegt de Raad dat het aan de werkgever is om aan te tonen dat tegenover deze vergoeding reëel gemaakte onkosten staan. Gelet op de bevindingen van de looninspecteur, vervat in het looncontrolerapport van 5 augustus 2005, moet de Raad vast stellen dat in het geval van appellante hiervan geen sprake is. In haar geval klemt dit te meer nu hierover eind 2000 (en al eerder) afspraken zijn gemaakt, waaraan zij zich niet heeft gehouden. De Raad acht dan ook geen grond aanwezig om met betrekking tot deze reiskostenvergoeding tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een proceskostenvergoeding acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en G. van der Wiel en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Badermann.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
OA