Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9992

Datum uitspraak2008-09-05
Datum gepubliceerd2008-09-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460677-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Seks met beschonken jonge vrouw in nacht van 15 op 16 december 2006 in Elspeet leidt tot veroordeling. PROMIS


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/460677-06 Uitspraak d.d. 5 september 2008 Tegenspraak / dnip - onip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode, adres, woonplaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2008. Procesverloop Op 28 september 2007 is de zaak op verzoek van de verdediging verwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken voor het horen van diverse getuigen. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 december 2006, te Elspeet, althans in de gemeente Nunspeet, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte opzettelijk zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of die [slachtoffer] gevingerd en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast; art 243 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 december 2006 te Elspeet, althans in de gemeente Nunspeet, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het vingeren van die [slachtoffer] en/of uit het betasten en/of strelen van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer]; art 247 Wetboek van Strafrecht. De bewijsmotivering (eindnoot 1) A. De aanleiding Op 16 december 2006 werd de politie benaderd door de ouders van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] in verband met mogelijke seksueel misbruik van hun dochter in de nacht van vrijdag 15 op zaterdag 16 december 2006 in Elspeet. [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] verklaart dat ze zich over het gebeurde zelf niets kan herinneren (eindnoot 2) . Verdachte heeft toegegeven dat hij [voornaam slachtoffer] in die nacht gedurende ongeveer vijf minuten met twee vingers heeft gevingerd, over haar schaamstreek heeft gestreeld en heeft getongzoend (eindnoot 3) . B. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft onder meer aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde feit (seksuele handelingen plegen met iemand die bewusteloos is of in onmacht verkeert) op basis van de verklaring van verdachte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte met zijn penis in het lichaam van aangeefster is binnengedrongen. C. Het standpunt van de verdediging Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Volgens hem kan niet worden bewezen dat verdachte seksuele handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht terwijl hij wist of kon weten dat [slachtoffer] onmachtig of bewusteloos was en deze handelingen niet wilde, maar daartegen geen weerstand kon bieden. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] vrijwillig aan de handelingen heeft meegedaan. Door de raadsman is betoogd dat de verklaringen van de getuige[voornaam getuige 2]tuige 2] en [voornaam getuige 3] [getuige 3] mogelijk onbruikbaar zijn voor het bewijs, omdat hun verklaringen niet onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen en dus mogelijk op elkaar zijn afgestemd. D. Beoordeling van de tenlastelegging Aangeefster [slachtoffer], hierna ook: [voornaam slachtoffer], heeft verklaard (eindnoot 4) dat zij op 15 december 2006 naar een feestje is geweest van [voornaam getuige 3] en [verdachte], welk feestje plaatsvond in een loods. Zij heeft op een gegeven moment een plastic doorzichtig bekertje met apfelkorn gedronken. Van hetgeen er daarna is gebeurd, kan aangeefster zich niets meer herinneren. [voornaam getuige 2] had haar later verteld dat zij daarna nog vier glazen apfelkorn had gedronken. Zij is de volgende dag bij [voornaam getuige 3] thuis wakker geworden met ontzettende hoofdpijn. Zij heeft toen aan [voornaam getuige 2] gevraagd wat er was gebeurd, omdat zij een andere broek en nachtjapon aanhad dan zij naar het feestje had meegenomen. Bovendien droeg zij geen slipje meer. [voornaam getuige 2] heeft haar vervolgens verteld wat er was gebeurd, dat aangeefster op een matras boven in de loods was gaan slapen en dat [verdachte] naast haar had gelegen. [voornaam getuige 2] en [voornaam getuige 3] hadden op een gegeven moment gehoord dat [verdachte] geluiden had gemaakt die niet op zoenen leken. [voornaam getuige 2] had gezien dat [verdachte] ook steeds aan aangeefsters lichaam had gezeten. [voornaam getuige 3] had op een gegeven moment gezegd dat [verdachte] haar met rust moest laten. [voornaam getuige 2] en [voornaam getuige 3] hadden nog geprobeerd om aangeefster mee te krijgen naar het huis van [voornaam getuige 3], maar ze konden aangeefster niet wakker krijgen. [voornaam getuige 2] en [voornaam getuige 3] zijn toen naar huis gegaan. Ze zijn direct daarna weer teruggegaan naar de loods, omdat het hen niet lekker zat. Toen [voornaam getuige 2] en [voornaam getuige 3] terugkwamen in de loods, hadden ze gezien dat [verdachte] bovenop haar lag. [voornaam getuige 2] heeft [verdachte] toen van aangeefster afgeduwd. [voornaam getuige 2] had gezien dat [verdachte] zijn broek dichtknoopte. [voornaam getuige 2] heeft daarna geprobeerd aangeefster wakker te maken, maar dat lukte niet. [voornaam getuige 3] heeft aangeefster toen opgetild en volgens [voornaam getuige 2] kwam aangeefster op dat moment een beetje bij. [voornaam getuige 2]tuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard (eindnoot 5) dat zij die avond de hele tijd bij elkaar stonden, dat zij redelijk zeker weet dat [voornaam slachtoffer] vier glazen apfelkorn heeft gedronken en dat [voornaam slachtoffer] ineens heel erg afwezig was. Zij is op een gegeven moment met haar vriend [voornaam getuige 3] naar buiten gegaan waar [voornaam slachtoffer] op de grond zat. [voornaam slachtoffer] zei dat ze naar boven wilde omdat ze heel moe was en [verdachte] is met haar meegegaan. [voornaam getuige 3] zei tegen [verdachte] dat hij wel van haar af moest blijven. Nadat zij een tijdje beneden hadden gezeten is zij met [voornaam getuige 3] eveneens naar boven gegaan, omdat zij daar ook zouden slapen net als [voornaam slachtoffer]. [verdachte] lag toen helemaal tegen [voornaam slachtoffer] aangeplakt. [verdachte] zat de hele tijd tegen [voornaam slachtoffer] aan te rijden terwijl [voornaam slachtoffer] gewoon in coma lag. [voornaam getuige 3] en zij hebben een aantal keren tegen [verdachte] gezegd dat hij op moest houden en haar met rust moest laten. [voornaam slachtoffer] had haar ogen dicht, ze lag helemaal in coma. [verdachte] lag gedeeltelijk naast en op haar, met zijn rug naar hen toe. [verdachte] lag half over haar heen. Zijn been en arm lagen over haar heen. Getuige kon [voornaam slachtoffer]’s gezicht redelijk goed zien. [voornaam slachtoffer] deed niks en zei niks, ze maakte geen geluid. Getuige hoorde op een gegeven moment een beetje een soppend geluid. Getuige heeft zowel voor als na dat soppend geluid tegen [verdachte] gezegd dat hij op moest houden. Hij hield dan een paar seconden op en daarna ging het weer verder. [verdachte] deed telkens alsof hij zelf ook sliep en alsof er niks aan de hand was. [voornaam getuige 3] en zij wilden naar huis gaan en hebben geprobeerd [voornaam slachtoffer] wakker te maken, maar ze reageerde nergens op. Ze hebben haar in haar gezicht getikt, hebben aan haar geschud, haar naam geroepen en hebben geprobeerd haar overeind te zetten, maar het werkte allemaal niet. [voornaam slachtoffer] reageerde nergens op en haar ogen bleven dicht. Als zij [voornaam slachtoffer] losliet nadat zij haar overeind had gezet, viel [voornaam slachtoffer] weer terug. [voornaam slachtoffer] ving zich dan niet op; het was een kwestie van ‘boem’ en daar lag ze weer. [voornaam slachtoffer] bleef dan liggen in die houding precies zoals ze gevallen was. Getuige wist niet wat zij ervan moest denken. [voornaam getuige 3] en zij zijn weggegaan, omdat zij het zat waren dat [verdachte] niet reageerde en deed of hij sliep terwijl zij zeiden dat hij op moest houden. [voornaam getuige 3] en zij zijn teruggegaan, omdat zij [voornaam slachtoffer] wilden ophalen. Zij had het gevoel dat het toch niet goed zat. Zij zijn naar boven gegaan. Zij hebben [voornaam slachtoffer] moeten aankleden. Zij hebben haar eerst laten zitten en zij moest [voornaam slachtoffer] ondersteunen, want anders viel ze om. Pas toen ze [voornaam slachtoffer] op haar benen hadden gezet, kwam [voornaam slachtoffer] wat bij. Ze hebben haar met z'n tweeën opgetild. [voornaam slachtoffer] werkte niet mee toen ze haar op de benen zetten, zij moesten haar echt optillen. Toen [voornaam slachtoffer] eenmaal stond, stond ze ook niet bepaald stevig. [voornaam slachtoffer] was aanspreekbaar in die zin dat als je haar iets vroeg ze wel antwoord gaf. Getuige heeft [voornaam slachtoffer] moeten ondersteunen en de trap af geholpen. Het broertje van [voornaam getuige 3] stond beneden aan de trap om haar te helpen. Zij heeft [voornaam slachtoffer] haar jas aangetrokken. [voornaam ] ([voornaam getuige 3]) [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard (eindnoot 6) dat [voornaam slachtoffer] de hele avond bij hem heeft gestaan. [voornaam slachtoffer] voelde zich niet goed en hij heeft gezien dat zij naar het toilet ging. Omdat zij zolang op het toilet bleef, heeft [voornaam getuige 1] [getuige 1] de toiletdeur geopend en daar werd [voornaam slachtoffer] op de grond aangetroffen. Zij was toen niet echt bij. Zij was verslapt en hij - [voornaam getuige 3] - kon niet normaal meer met haar praten. Hij heeft haar overeind geholpen, maar even later was hij haar weer kwijt en trof hij haar aan buiten tussen de aanhangwagens. Hij is bij [voornaam slachtoffer] gaan zitten en [verdachte] kwam er toen ook bij. [verdachte] zei dat hij haar wel naar boven zou brengen. Toen [verdachte] later niet naar beneden kwam, is hij met zijn vriendin boven gaan kijken. Getuige heeft toen geprobeerd [voornaam slachtoffer] aan te spreken, maar zij reageerde niet. [verdachte] zei dat ze dat “alsof” deed. Hij lag bijna bovenop haar met zijn armen om haar heen. Haar armen waren niet om hem heen. Ze gaf geen teken van leven, haar ogen waren dicht. Ze lag erbij als iemand die bewusteloos is. Het was geen gewoon slapen. Hij heeft tevergeefs geprobeerd oogcontact te maken met [voornaam slachtoffer]. Zijn vriendin heeft dit ook geprobeerd. [verdachte] zei dat ze het zelf ook wilde en dat zij zich er niet mee moesten bemoeien. Hij en [voornaam getuige 2] hebben geprobeerd haar aan te spreken, maar dit lukte niet. [voornaam getuige 2] en hij hebben er nog even naast gelegen. [verdachte] zoende [voornaam slachtoffer]. Getuige dacht dat dit tongzoenen was. [verdachte] was met zijn hand op kruishoogte bij [voornaam slachtoffer]. Getuige hoorde gesop. [verdachte] was in ieder geval aan het zoenen, maar dat gesop was van de vagina. [verdachte] is op een gegeven moment wel gestopt toen getuige zei "waar ben je mee bezig". [voornaam getuige 2] en hij hebben geprobeerd [voornaam slachtoffer] wakker te krijgen en contact met haar te krijgen, maar dat is niet gelukt. Ze zijn op een gegeven moment weggegaan naar huis, omdat [verdachte] zei dat [voornaam slachtoffer] deed alsof. Getuige dacht "dat zal dan wel zo zijn" en had zoiets van "bekijk het ook maar als je niet wilt luisteren". Een kwartiertje of een half uur later zijn ze toch teruggegaan, omdat ze het niet vertrouwden. Toen hij boven kwam zag hij dat [verdachte] bovenop [voornaam slachtoffer] lag. Zij lag met haar benen wijd. Op dat moment bewoog [verdachte] niet en deed alsof hij sliep. Toen [verdachte] van [voornaam slachtoffer] af was, lag [voornaam slachtoffer] daar nog steeds bewusteloos. Na lang proberen hebben hij en [voornaam getuige 2] toch nog een beetje contact met haar gekregen. [voornaam slachtoffer] kwam bij en viel weer weg. [voornaam getuige 2] en hij hebben haar overeind geholpen, in de zitstand. Als hij [voornaam slachtoffer] losliet, viel ze zo weer om. [voornaam slachtoffer]’s ogen waren wel open. [voornaam slachtoffer] probeerde wel wat te zeggen, maar hij kon er niks van volgen. Als ze dan weer omviel, bleef ze gewoon liggen in de stand waarin ze viel. [voornaam slachtoffer] was nog steeds een lappenpop en [voornaam getuige 2] heeft haar aangekleed. Zijn broertje en [voornaam getuige 2] hebben [voornaam slachtoffer] naar beneden gebracht. [voornaam slachtoffer] was totaal incapabel om wat dan ook te doen. [voornaam getuige 1] [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard (eindnoot 7) dat hij een paar keer die avond op het feestje is binnengelopen. [voornaam slachtoffer] gedroeg zich naar zijn indruk niet duidelijk anders dan de anderen. Later op de avond was [voornaam slachtoffer] laveloos en kon zij niet meer op haar benen staan. [voornaam slachtoffer] was erg dronken. Hij heeft haar aangetroffen op het erf, waar zij had overgegeven, alsmede in elkaar gezakt op het toilet. [voornaam slachtoffer] was wel bij, maar zij was behoorlijk van de kaart. Toen zij op het erf lag heeft hij tegen verdachte en [voornaam getuige 3] gezegd dat zij voor haar moesten zorgen, omdat zij daar niet moest blijven liggen en zij zelf duidelijk niet in staat was daar iets aan te doen. [getuige 4] heeft verklaard (eindnoot 8) dat hij op 15 december 2006 op het feestje was van zijn broer [voornaam getuige 3] en [verdachte] in een loods van [voornaam getuige 1] [getuige 1] aan de Nunspeterweg te Elspeet. [voornaam slachtoffer] heeft een fles apfelkorn gedronken. Rond 23.30 uur merkte hij dat [voornaam slachtoffer] zich anders gedroeg. Volgens getuige wist ze niet meer wat zij deed. Hij zag dat haar ogen dichtvielen en dat zij niet meer helemaal fit was. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] naar buiten liep. Omstreeks 01.15 uur werd hij door [voornaam getuige 2] geroepen. Hij zag dat [voornaam getuige 2] met [voornaam slachtoffer] boven aan de trap stond van de loods. [voornaam getuige 2] vroeg hem of hij kon helpen om [voornaam slachtoffer] naar beneden te krijgen. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] zelf bijna niks kon. Ze moesten [voornaam slachtoffer] ondersteunen om van de trap af te komen. Volgens getuige was [voornaam slachtoffer] niet bij, zij had haar ogen half dicht. Hij heeft nog geholpen met [voornaam slachtoffer] een jas aan te doen, want zelf kon zij dat niet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster die avond met dubbele tong sprak en hij wel aan haar kon merken dat zij goed gedronken had. Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard zich niet te kunnen herinneren, heeft hij tegenover de politie verklaard: “Misschien kan het zijn dat [voornaam slachtoffer] het goed vond dat ik haar vingerde omdat ze te veel gedronken had. Dat weet ik niet. Ik denk dat het dan niet zo snel gebeurd zou zijn. Als ze minder had gedronken zou ze wel meer in haar achterhoofd hebben gehouden dat ze een vriend heeft”. Bij de politie heeft verdachte verklaard (eindnoot 9) dat [voornaam slachtoffer] zich bij het naar boven gaan aan de trapleuning moest vasthouden en tegen de muur steunde en dat zij niet meer in balans was / wiebelend stond. E. Overwegingen ten aanzien van het bewijs Gelet op de verklaringen van de verschillende getuigen omtrent de gesteldheid van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] op die bewuste avond/nacht en ook op de eigen verklaringen van verdachte dat hij wel kon merken dat [slachtoffer] goed gedronken had en dat ze met dubbele tong sprak, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte heeft geweten dat het slachtoffer ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat verdachtes opzet aldus gericht was op die fysieke en geestelijke weerloosheid van [slachtoffer]. Dat [slachtoffer] vrijwillig aan de handelingen zou hebben meegewerkt, is onder die omstandigheden niet meer van belang. Met betrekking tot het betoog van de verdediging dat de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] niet onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen, overweegt de rechtbank het volgende. De getuigen zijn volgens de verbalisant [naam 1] telefonisch gehoord op de avond van de 16 december 2006, terwijl zij zich in hetzelfde huis en mogelijk in dezelfde ruimte bevonden. De getuigen kunnen elkaar in de visie van de raadsman derhalve hebben beïnvloed, verbeterd of aangevuld. Vast staat dat de genoemde getuigen op de avond van 16 december 2006 telefonisch zijn gehoord, min of meer gelijktijdig door verschillende verbalisanten. Nadien zijn deze getuigen nog uitvoerig gehoord in het politiebureau in Nunspeet en bij de rechter-commissaris in deze rechtbank. In alle stadia van verhoor zijn in de verklaringen van deze beide getuigen op diverse onderdelen verschillen in waarnemingen te bespeuren. Zo verklaren zij verschillend over wat [voornaam slachtoffer] aan had toen zij boven op de matras lag, over of [verdachte] al dan niet met ontbloot bovenlijf was en hij al dan niet zijn broek aan had danwel de broek op zijn enkels had hangen, wie [verdachte] van [voornaam slachtoffer] heeft afgeduwd, wie [voornaam slachtoffer] heeft opgetild en overeind gezet. Van afstemming of beïnvloeding zoals door de raadsman is verondersteld, is - mede gelet op voornoemde voorbeelden - niet gebleken. In dat geval is immers denkbaar dat beide verklaringen dergelijk soort incongruenties niet of veel minder bevatten. De authenticiteit van de verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank niet aangetast. Overigens is door de raadsman nog naar voren gebracht, dat verdachte direct bij de politie vrijwillig heeft verklaard wat verdachte wist. Hij is echter pas gaandeweg, geconfronteerd met verklaringen van getuigen, gaan verklaren over wat er die avond was voorgevallen. Eenzelfde beeld resteert van het onderzoek ter terechtzitting, waar verdachte na aanvankelijke ontkenningen tenslotte wel heeft toegegeven bepaalde ten laste gelegde handelingen te hebben verricht. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de nacht van 15 op 16 december 2006 te Elspeet in de gemeente Nunspeet met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte opzettelijk zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en die [slachtoffer] gevingerd en de schaamstreek van die [slachtoffer] gestreeld en/of betast. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: met iemand van wie de dader weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van éénentwintig maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier heeft daarin onder meer betrokken de gewelddadigheid van dergelijk optreden en de impact die het gebeurde heeft gehad op [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] - getuige haar verklaring bij de rechter-commissaris en de schriftelijke slachtofferverklaring - en anderzijds de tijd die inmiddels is verstreken sedert het plegen van het onderhavige feit. Omdat er sprake is van welbewust misbruik acht de officier een taakstraf niet op zijn plaats. 2. De raadsman acht in algemene zin de strafeis te hoog. 3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 4. De rechtbank komt tot de hierna te noemen strafoplegging, die als volgt wordt toegelicht. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin aangeefster ten gevolge van overmatig drankgebruik verkeerde. De bewezen geachte handelwijze van verdachte valt onder het bereik van het strafrecht. Daarbij is dergelijk handelen ook in moreel opzicht verwerpelijk: verdachte heeft misbruik gemaakt van de toestand waarin aangeefster die nacht verkeerde, ten behoeve van de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Nog ter zitting heeft hij er blijk van gegeven het verwijtbare van zijn optreden niet of maar heel gedeeltelijk in te zien, wat de rechtbank zorgen baart. Anderzijds neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Aangeefster heeft, zoals uit diverse getuigenverklaringen blijkt, die avond de nodige alcohol gedronken: gesproken wordt over vier glazen apfelkorn, maar anderzijds (door de getuige [getuige 4]) ook over een hele fles van die drank. Aangeefster kende die drank van eerder gebruik. Zij had zich daarom bewust kunnen en moeten zijn van het mogelijke effect van de door haar die avond genuttigde hoeveelheid apfelkorn (die 18 tot 20 % alcohol bevat) op haar gedrag en algehele conditie. Zij is tengevolge van de door haar genuttigde hoeveelheid kennelijk buiten machte geraakt om adequaat te handelen. Zij heeft naar het oordeel van de rechtbank daarmee een aandeel gehad in de ontstane situatie. Voorts blijkt uit diverse getuigenverklaringen dat aangeefster in de loop van de avond toenadering tot verdachte heeft gezocht, ook nadat zij al een keer fysiek beroerd was aangetroffen. De rechtbank weegt die beide aspecten aldus, dat het handelen van verdachte strafrechtelijk zonder meer verwijtbaar is, maar anderzijds dit incident moet worden gezien tegen de achtergrond waarin het plaatsvond, te weten een jongerenfeest waarop veel alcohol werd gedronken, onder invloed waarvan de grens van het toelaatbare en wenselijke gemakkelijk wordt overschreden. Gelet op wat in het voorgaande is gezegd over het eigen aandeel van aangeefster, zou het naar het oordeel van de rechtbank niet juist zijn om alle (strafrechtelijke) verantwoordelijkheid voor het gebeurde af te wentelen op verdachte in de mate als door de officier van justitie geëist. De rechtbank deelt tenslotte niet de door de officier van justitie gehanteerde kwalificatie “gewelddadig” van het gebeurde. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte, afgezien van een veroordeling in 2005, een blanco strafblad (eindnoot 10) heeft. Tevens heeft zij acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank legt verdachte, om te trachten hem in de toekomst van dergelijk handelen te weerhouden, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op en daarnaast een taakstraf ter hoogte van 200 uur met aftrek voor de tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In beslag genomen voorwerpen Namens de verdachte is de teruggave gevraagd van een aantal onder verdachte in beslag genomen kledingstukken. De officier van justitie heeft zich daartegen niet verzet. Onder verdachte is een aantal kledingstukken veiliggesteld, te weten twee vesten, een spijkerbroek en een onderbroek. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van deze voorwerpen aan de verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 243 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank: • Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. • Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. • Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. • Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. • Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen. • Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht. • Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, voorwerpen aan veroordeelde, te weten twee vesten, een spijkerbroek en een onderbroek. Aldus gewezen door mrs. Roessingh, voorzitter, Hemrica en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2008. Eindnoten: 1. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0600/200202 van 10 januari 2007 (voorzover niet anders is vermeld) 2. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 19 3. Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 49 en 58 4. Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 20/22 5. Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 19 november 2007 6. Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] bij de rechter-commissaris op 19 november 2007 7. Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 20 november 2007 8. Proces-verbaal van verhoor [getuige 4], doorgenummerde dossierpag. 44/45 9. Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 57/58/59 10. Uittreksel justitiële documentatie 20 december 2006