Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0420

Datum uitspraak2007-06-07
Datum gepubliceerd2008-09-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06/11215
Statusgepubliceerd


Indicatie

De omstandigheid dat de beschikking waarbij de woz-waarde is vastgesteld niet reeds is bekendgemaakt aan eiser staat er niet aan in de weg dat de vastgestelde woz-waarde als heffingsmaatstaf voor de aanslag waterschapsbelasting wordt gehanteerd.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/11215 Uitspraakdatum: 7 juni 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, wonende te Z, eiser, en de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag waterschapsbelastingen opgelegd ten bedrage van € 148,57. Deze aanslag is gedagtekend 30 april 2006. 1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 oktober 2006 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 29 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank op 31 oktober 2006, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2007 te Haarlem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen A, B en C. Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. 2. Tussen partijen vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast: 2.1. Uit het aanslagbiljet en de hierop gegeven toelichting blijkt dat verweerder voor het vaststellen van de aanslag als heffingsmaatstaf hanteert de door de gemeente Z vastgestelde woz-waarden van de volgende in Z gelegen onroerende zaken waarvan eiser eigenaar is: 1. a-straat 1 2. b-straat 2 3. b-straat 2 Bove 4. c-straat 3 5. c-straat 3 Bov 6. d-straat 4 2.2. De beschikking waarbij de waarde van c-straat 3 Bov. te Z op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) is vastgesteld op € 43.417 en de daarmee corresponderende aanslag onroerende zaakbelasting zijn gedagtekend 29 december 2006 en op 15 december 2006 aan eiser verzonden. 3. Geschil 3.1. In geschil is of de aanslag waterschapsbelastingen 2006 juist is vastgesteld. 3.2. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de aanslag, voor zover deze betreft c-straat 3 Bov., niet kon opleggen nu eiser ten tijde van het opleggen van deze aanslag nog geen waardebeschikking of een aanslag onroerende zaakbelasting had ontvangen. 3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslag correct is vastgesteld. De heffingsambtenaar van de gemeente Z heeft de vastgestelde waarde van c-straat 3 Bov. vóór het vaststellen van de in geding zijnde aanslag aan verweerder doorgegeven. De omstandigheid dat eiser ten tijde van het opleggen van de aanslag waterschapsbelastingen voor c-straat 3 Bov. nog geen waardebeschikking had ontvangen is niet te wijten aan verweerder. Het staat verweerder vrij om bij het vaststellen van de aanslag uit te gaan van de vastgestelde woz-waarde ook al heeft eiser nog geen waardebeschikking ontvangen. 3.4. Voorts heeft eiser verzocht een rentevergoeding toe te kennen ter zake van de door verweerder verleende vermindering van de aanslag waterschapsbelastingen voor het jaar 2005 betreffende de onroerende zaak e-straat 5 te Q. 3.5. Tenslotte wenst eiser van de rechtbank een uitspraak over de door hem gestelde schending van zijn privacy door verweerder. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Ingevolge artikel 120, tweede lid van de Waterschapswet is de heffingsmaatstaf voor het opleggen van onderhavige aanslag de op de voet van de Wet woz vastgestelde waarde van de desbetreffende onroerende zaken. 4.2. Door verweerder is onweersproken gesteld, en de rechtbank heeft geen reden hier anders over te oordelen, dat hij ten tijde van het opleggen van de aanslag de beschikking had over de door de heffingsambtenaar van de gemeente Z vastgestelde waarde van c-straat 3 Bov. Hieruit leidt de rechtbank af dat deze heffingsambtenaar de beschikking waarbij de waarde van c-straat 3 Bov. is vastgesteld vóór het vaststellen van de in geding zijnde aanslag waterschapsbelastingen heeft genomen. Verweerder heeft dan op goede gronden deze waarde als heffingsmaatstaf voor het opleggen van de aanslag waterschapsbelastingen gebruikt. De rechtbank verwerpt de stelling van eiser dat artikel 120, tweede lid van de Waterschapswet zo moet worden uitgelegd dat slechts de in een bekendgemaakte woz beschikking vastgestelde waarde kan dienen als heffingsmaatstaf voor een aanslag waterschapsbelastingen (Hoge Raad 13 mei 2005, nr. 39569). 4.3. Nu de vastgestelde en op 15 december 2006 aan eiser bekend gemaakte waarde van c-straat 3 Bov. niet door hem wordt betwist moet dit tot de conclusie leiden dat de aanslag niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. 4.4. Ter zake van de gevorderde rentevergoeding door eiser overweegt de rechtbank dat hier geen in artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde aanslag of beschikking aan ten grondslag ligt, zodat eisers beroep op dit punt niet-ontvankelijk zal worden verklaard. 4.5. Een procedure voor de belastingrechter leent zich niet voor het beoordelen van het door eiser aan de orde gestelde geschilpunt met betrekking schending van de privacy, zodat het beroep ook op dit punt niet-ontvankelijk zal worden verklaard. 4.6. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk te worden verklaard. 5. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep voor zover dat zich richt tegen het besluit van 3 oktober 2006 betreffende de aanslag 2006 ongegrond; - verklaart het beroep overigens niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan op 7 juni 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.