Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0567

Datum uitspraak2008-09-09
Datum gepubliceerd2008-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830099-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De Hoge Raad heeft beslist1 dat flessentrekkerij wordt gepleegd ter plaatse waar de bestellingen worden verzonden en waar de bestelde goederen worden geleverd. Met betrekking tot de bij [slachtoffer 1] (zaak 3), [slachtoffer 2] (zaak 5), [slachtoffer 3] (zaak 6), [slachtoffer 4] (zaak 9) en [slachtoffer 5] (zaak 12) bestelde goederen is uit het dossier niet op te maken waar de goederen zijn besteld en waar deze zijn afgeleverd. Met betrekking tot de bij [slachtoffer 6] (zaak 10) bestelde goederen blijkt uit de aangifte van [aangever] dat de goederen zijn afgeleverd te Nijeveen en te Meppel. De rechtbank kan daarom ten aanzien van het onder 1. onder a) tot en met g) tenlastegelegde telkens niet tot het wettig bewijs komen dat verdachte goederen heeft besteld en laten afleveren op de tenlastegelegde plaatsen. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte in Nederland een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19/830099-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, thans gedetineerd in het huis van bewaring te [plaats van detentie]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 8 juli 2008 en 26 augustus 2008. De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. R.F. Dirkzwager, advocaat te Meppel. Tenlastelegging De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting van 26 augustus 2008 gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat volgt tenlastelegging Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. In de tenlastelegging staat onder feit 1.in de eerste regel van het onder f) tenlastegelegde "in of omstreeks de periode van 22 juni 2006 tot en met 22 augustus 2007" in plaats van "in of omstreeks de periode van 22 juni 2006 tot en met 22 augustus 2006". Gelet op de datum waarop verdachte in staat van faillissement is verklaard, 22 augustus 2006, moet dit een kennelijke vergissing zijn. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden. Bewijsmiddelen De Hoge Raad heeft beslist1 dat flessentrekkerij wordt gepleegd ter plaatse waar de bestellingen worden verzonden en waar de bestelde goederen worden geleverd. Met betrekking tot de bij [slachtoffer 1] (zaak 3), [slachtoffer 2] (zaak 5), [slachtoffer 3] (zaak 6), [slachtoffer 4] (zaak 9) en [slachtoffer 5] (zaak 12) bestelde goederen is uit het dossier niet op te maken waar de goederen zijn besteld en waar deze zijn afgeleverd. Met betrekking tot de bij [slachtoffer 6] (zaak 10) bestelde goederen blijkt uit de aangifte van [aangever] dat de goederen zijn afgeleverd te Nijeveen en te Meppel. De rechtbank kan daarom ten aanzien van het onder 1. onder a) tot en met g) tenlastegelegde telkens niet tot het wettig bewijs komen dat verdachte goederen heeft besteld en laten afleveren op de tenlastegelegde plaatsen. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat verdachte in Nederland een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren. Bewijsmiddelen overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: volgt bewezenverklaring De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1., 2. en 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: valsheid in geschrift, strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht; onder 4: bedrieglijke bankbreuk, strafbaar gesteld bij artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie mr. G.C. Bruins Slot, luidende: 24 maanden gevangenisstraf waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder aftrek van voorarrest, en al dan niet gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partijen], tevens in de vorm van schadevergoedings-maatregelen, en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij] in diens vordering. - het pleidooi van de raadsman van de verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van valsheid in geschrift is veroordeeld. Flessentrekkerij is strafbaar gesteld om leveranciers te beschermen tegen het kopen op krediet met bedoeling het gekochte niet te betalen. Verdachte heeft bedrijven die uitgingen van zijn goede trouw ernstig benadeeld. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan. Voorts heeft verdachte op een offerte aan de familie [benadeelde familie] met betrekking tot een door verdachte te bouwen woning opgenomen dat zijn bedrijf [bedrijf verdachte] was aangesloten bij de GIW (garantie-instituut woningbouw), terwijl dat niet zo was. Tenslotte heeft verdachte, nadat hij in staat van faillissement was verklaard, zijn schuldeisers benadeeld door geldbedragen niet te verantwoorden en goederen te onttrekken aan de failliete boedel. Bedrog, valsheid in geschrift en benadeling van schuldeisers zijn zonder meer ernstige delicten. Als leveranciers niet meer kunnen vertrouwen op de kredietwaardigheid van hun klanten en men van de juistheid van bepaalde geschriften niet meer kan uitgegaan, raakt het maatschappelijk verkeer ontwricht, hetgeen een grote impact heeft op het functioneren van het economische leven. Er is sprake van ernstige feiten en de rechtbank acht een forse geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf daarom zeker op zijn plaats. Reclasseringstoezicht, waaronder gedragskundige behandeling en het volgen van een budgetteringscursus, zoals Reclassering Nederland in haar rapport adviseert, acht de rechtbank bij deze verdachte, die geen enkele verantwoordelijkheid wil dragen voor de delicten die hij heeft gepleegd en de schuld geheel op zijn ex-partner schuift, een gepasseerd station. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering omdat deze niet van eenvoudige aard is. Voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 4. bewezen verklaarde feit en de gestelde schade niet bewezen, nu de vordering uitsluitend betrekking heeft op een arbeidsconflict tussen Mulder en verdachte en Mulder niet op de lijst van preferente of concurrente schuldeisers voorkomt. De vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen. Overigens heeft de kantonrechter in de rechtbank Assen bij vonnis van 28 maart 2006 ten gunste van Mulder als eiser al uitspraak gedaan in het arbeidsconflict. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, gelet op de hoogte van het gehanteerde tarief en de aan het faillissement bestede uren, niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering omdat deze niet van eenvoudige aard is. Voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Schadevergoedingsmaatregelen Met betrekking tot de onder 1. en 4. bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers [slachtoffers] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. en 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. en 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 8.613,68 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 83.840,48 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] af omdat connextiteit met één van de bewezen verklaarde strafbare feiten ontbreekt. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 8.213,76 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 61.256,17 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 8.613,68 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 172 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 83.840,48 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 8.213,76 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 164 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag van € 61.256,17 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mr. L.J. Hofstra, rechter, en mr. A.M.E. van der Sluijs, rechter, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 9 september 2008. Mr. Van der Sluijs is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.