Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0619

Datum uitspraak2008-09-12
Datum gepubliceerd2008-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710539-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen agenten die hem hadden aangehouden. Deze feiten dienen als zeer ernstig te worden aangemerkt en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank stelt deze gevangenisstraf vast op 33 dagen, wat overeenkomt met de termijn van voorlopige hechtenis. Om deze reden wordt bij vervroeging uitspraak gedaan.


Uitspraak

Bij vervroeging RECHTBANK ALMELO Parketnummer : 08/710539-08 Uitspraak d.d.: 12 september 2008. STRAFVONNIS De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafza¬ken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], (Litouwen) op [1972], verblijvende in de P.I. Overijssel – HvB Karelskamp – te Almelo, Bornsestraat 333, terechtstaande terzake dat, 1. hij op of omstreeks 9 augustus 2008 in de gemeente(n) Losser en/of Oldenzaal, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijnde inspecteur van politie Twente en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening) en/of overige inzittende(n) van een (politie)auto die werd bestuurd door [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] (terwijl deze als bestuurder van bedoelde auto reed over de rijksweg A1 met een snelheid van ongeveer 120 km per uur), (vanaf de achterbank van dat voertuig) tegen het (achter)hoofd en/of de schouder heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (parketnummer 710539-08) art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 9 augustus 2008 in de gemeente(n) Losser en/of Oldenzaal, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (zijnde inspecteur van politie Twente en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening) en/of overige inzittende(n) van een (politie)auto die werd bestuurd door [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (terwijl deze als bestuurder van bedoelde auto reed over de rijksweg A1 met een snelheid van ongeveer 120 km per uur), (vanaf de achterbank van dat voertuig) tegen het (achter)hoofd en/of de schouder heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (parketnummer 710539-08) art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 9 augustus 2008 in de gemeente(n) Losser en/of Oldenzaal, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de inspecteur van politie Twente genaamd [slachtoffer 1], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het (achter)hoofd en/of de nek heeft getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 710539-08) art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 9 augustus 2008 te De Lutte, gemeente Losser, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en), te weten de agent(en) van politie Twente genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door (met kracht) zijn bovenlichaam en/of arm(en) heen en weer te bewegen en/of door (met kracht) aan het (zich in de holster bevindende) dienstwapen van die [slachtoffer 2] voornoemd te trekken en/of door (een) trappende beweging(en) naar althans in de richting van het/de gezicht(en) en/of hoofd(en) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] voornoemd te maken; (parketnummer 710539-08) art 180 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 9 augustus 2008 te De Lutte, gemeente Losser, als bestuurder van een voertuig, (vrachtauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 955 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; (parketnummer 710539-08) art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 4. hij op of omstreeks 9 augustus 2008 te De Lutte, gemeente Losser, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A1, welke weg als auto(snel)weg was aangeduid, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, immers reed hij toen en daar op het weggedeelte dat bestemd was voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 710539-08) art 5 Wegenverkeerswet 1994 Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht; De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte sub 1 primair en subsidiair en sub 3 en sub 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte de opzet had [slachtoffer 1] en de overige inzittenden van de politieauto van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 augustus 2008 in Losser een vrachtauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, dan wel zich als bestuurder heeft schuldig gemaakt aan het “spookrijden”, zoals is tenlastegelegd. Indien in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 meer subsidiair en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 9 augustus 2008 in de gemeente Losser of Oldenzaal, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten de inspecteur van politie Twente genaamd [slachtoffer 1], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het achterhoofd heeft getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2. hij op 9 augustus 2008 te De Lutte, gemeente Losser, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten de agenten van politie Twente genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en door met kracht zijn bovenlichaam en arm heen en weer te bewegen en door met kracht aan het (zich in de holster bevindende) dienstwapen van die [slachtoffer 2] voornoemd te trekken. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte sub 1 meer subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrij gesproken. Het bewezene levert op - voor wat betreft sub 1 meer subsidiair - het misdrijf: "Mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening", strafbaar gesteld bij de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht; - voor wat betreft sub 2 - het misdrijf: "Wederspannigheid", strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken. De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft: De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het sub 1 primair, sub 2 en het sub 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 maanden ( primair voor feit 1 primair en subsidiair voor feit 4) en voor het sub 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een hechtenisstraf van 3 weken. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de civiele vordering van [slachtoffer 1] ad Euro 250,-- zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals hierna zal worden bepaald, waarbij de rechtbank ten aanzien van de op te leggen vrijheidsstraf in het bijzonder overweegt: Verdachte heeft zich aan een mishandeling van een politieagent schuldig gemaakt en daarnaast heeft hij zich verzet tegen agenten die hem hadden aangehouden. Deze feiten dienen als zeer ernstig te worden aangemerkt en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze gevangenisstraf zal de rechtbank op 33 dagen vaststellen, reden waarom er thans bij vervroeging uitspraak zal worden gedaan. (Civiele vordering) De rechtbank overweegt verder, dat, terzake feit 1, zich via het voorgeschreven 'voegingsformulier' ter terechtzitting (zie 51b, lid 2 Sv) als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces: [slachtoffer 1], p/a [woonadres], en hij op de voet van artikel 51b, lid 1 Wetboek van Strafvordering, opgave heeft gedaan van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij tot een totaalbedrag van Euro 250,--, ter zake fysiek ongerief en immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voornoemd gedeeltelijk gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het sub 1 meer subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De rechtbank zal die schade naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van 100,-- Euro en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht. De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. RECHTDOENDE: Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte sub 1 primair en subsidiair en sub 3 en sub 4 is tenlastegelegd; Spreekt hem daarvan vrij; Verklaart bewezen, dat het sub 1 meer subsidiair en het sub 2 tenlastegelegde in voege als boven¬om¬schreven door verdachte is begaan; Verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten, zoals hierboven vermeld; Verklaart verdachte deswege strafbaar; Veroordeelt hem te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van drieëndertig (33) dagen; Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 meer subsidiair en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Veroordeelt verdachte, terzake het bewezen feit sub 1 subsidiair, tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], p/a [woonadres], van een bedrag groot Euro 100,--. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsmede in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat verdachte verplicht is, terzake het bewezen feit sub 1 meer subsidiair, tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot Euro 100,--, zulks ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 2 dagen zal worden toegepast. Verstaat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van genoemd bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] voornoemd, dat daarmee de verplichting van verdachte om aan die benadeelde partij dat bedrag te betalen komt te vervallen, en andersom, indien verdachte aan genoemde benadeelde partij dat bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij komt te vervallen. Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1] voornoemd, voor een deel van Euro 150,-- niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd. Aldus gewezen door mr. Bordenga, voorzitter, mrs. Bloebaum en Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd, op 12 september 2008. De rechter mr. Taalman is wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.