Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0654

Datum uitspraak2008-09-12
Datum gepubliceerd2008-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700773-07 en 22/005410-04 (tul)
Statusgepubliceerd


Indicatie

tandarts; niet-bevoegde tandarts; mishandeling met voorbedachte rade; Wet BIG; niet-ontvankelijkheidsverweer; bijkomende straf publicatie in vakbladen. de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem veroordeelt verdachte tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 5 jaar en gelast dat de uitspraak openbaar wordt gemaakt in een aantal vakbladen, wegens mishandeling met voorbedachte raad, meermalen gepleegd, valsheid in geschrifte, oplichting en handelen in strijd met artikel 4, tweede lid van de Wet op de beroepen in de Individuele gezondheidszorg gegeven verbod. Verweer dat officier niet ontvankelijk zou zijn ten aanzien van de feiten 1-4 verworpen nu het beschermd belang van de art. 300 en 201 Sr een andere is dan die van art. 96 wet BIG, zodat van de door de raadsvrouw gesuggereerde verhouding van artikel 96 Wet BIG - als lex specialis - ten opzichte van de art. 300 en 301 Sr - als lex generalis - geen sprake kan zijn. Verdachte heeft telkens de bedoeling gehad om zijn patienten tandheelkundig te behandelen, terwijl hij wist dat registratie in het BIG-register was doorgehaald en hij derhalve niet meer bevoegd en niet meer bekwaam was, gezien de reeks berispingen, waarschuwingen en schorsingen. Desondanks is verdachte overgegaan tot het verrichten van aan tandartsen voorbehouden handelingen. De algemene ervaringsregel leert dat deze behandelingen pijn en/of letsel toebrengen. Opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm is daarmee gegeven. Nu de patienten erop vertrouwden en ook mochten vertrouwen dat zij zich onderwierpen aan een bevoegd en bekwaam arts, mag er niet van uit worden gegaan dat wederrechtelijkheid ontbreekt. Verdachte heeft geenszins rekening gehouden met de belangen van zijn werkgevers en evenmin met die van de patienten die hij heeft behandeld. Verdachte heeft de reputatie die tandartsen genieten in het maatschappelijk verkeer eveneens schade aangedaan. Officier heeft nagelaten aparte strafeis te formuleren ten aanzien van feit 8, welk feit een overtreding betreft. De rechtbank zal verdachte ter zake dit feit schuldig verklaren zonder verdere oplegging van straf. Als bijkomende straf acht de rechtbank het van belang om deze uitspraak te publiceren in een aantal medische vakbladen/tijdschriften voor tandartsen, ten behoeve van het maatschappelijk belang om herhaling van verdachtes gedragingen te voorkomen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700773-07 en 22/005410-04 (tul) Uitspraakdatum: 12 september 2008 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2008 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat: Feit 1 hij in of omstreeks periode van 1 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer I], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, - een lachgassedatie heeft toegediend en/of heeft laten toedienen, zonder daarvoor een specifieke opleiding of benodigde bekwaamheid te beschikken en/of - een of meer aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handeling(en) heeft verricht, te weten: - het toedienen van een (verdovings)injectie en/of - het uitvoeren van een extractie van een kies en/of het trachten uit te voeren van een extractie van een kies en/of - het aanboren en/of kapot boren en/of door midden boren van een gebitselement, te weten een achtergebleven wortel van een kies in de mond van die [slachtoffer I] (kapot) te boren en/of - niet zorg heeft gedragen voor een tijdige en adequate pijnbestrijding na de extractie van een kies en/of het aanboren en/of kapot boren en/of door midden boren van een achtergebleven deel van een gebitselement tengevolge waarvan [slachtoffer I] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren en/of terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest en kon vermoeden, dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet (meer) bekwaam was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 2 hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2007 tot en met 20 september 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer II], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handeling(en) te verrichten, te weten: - het toedienen van een (verdovings)injectie en/of - het aanboren van een gebitselement, namelijk het eruit boren van een (kies)vulling in de mond van die [slachtoffer II] en/of - een nieuwe vulling in die kies heeft aangebracht, tengevolge waarvan [slachtoffer II] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren en/of terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest en kon vermoeden, dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet (meer) bekwaam was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 3 hij op of omstreeks 24 juli 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer III], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handeling(en) heeft verricht, te weten: - het toedienen van een (verdovings)injectie en/of - het aanboren van een gebitselement en/of - het aanbrengen van twee, althans een of meer vullingen in de kies(zen) tengevolge waarvan die [slachtoffer III] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren en/of terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest en kon vermoeden, dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet (meer) bekwaam was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 4 hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2007 tot en met 2 augustus 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [slachtoffer IV], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, (meermalen) een of meer aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handeling(en) te verrichten, te weten: - het toedienen van een (verdovings)injectie en/of - het aanboren van een gebitselement in de mond van die [slachtoffer IV] en/of boren in een of meer kies(zen) van die [slachtoffer IV] en/of - een of meer nieuwe vulling(en) in die kies(zen) heeft aangebracht, tengevolge waarvan [slachtoffer IV] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren en/of terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest en kon vermoeden, dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handeling(en) niet (meer) bekwaam was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 5 hij op of omstreeks 14 augustus 2007, althans in de periode 1 augustus 2007 tot en met 31 augustus 2007, te Leidschendam en/of Utrecht, althans elders in Nederland, een brief d.d. 14 augustus 2007, gericht aan mevrouw [naam], een inspecteur voor de gezondheidszorg - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk - zich in deze brief voorgedaan als zijn, verdachtes broer [naam broer], werkzaam als tandarts en als zodanig geregistreerd in het zogenaamde BIG-register en/of - het BIG-registratienummer van die [naam broer] gebruikt en/of - medegedeeld dat de tandartsenpraktijk Utrecht Noord was overgenomen door [naam broer] en/of - deze brief in naam van zijn, verdachtes broer, [naam broer] ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; Feit 6 hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en/of Voorhout en/of Utrecht, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels: - [tandarts I] (zijnde tandarts en de bestuurder van de tandartsenpraktijk te Halfweg) en/of - een of meer van diens patiënt(en) van de tandartsenpraktijk te Halfweg (onder meer [slachtoffer I] en/of [slachtoffer I] en/of F. [slachtoffer II] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer VI] en/of [slachtoffer III] en/of [slachtoffer VII] en/of [slachtoffer VIII] en/of [slachtoffer IX] en/of [slachtoffer X] en/of [slachtoffer XI] en/of [slachtoffer XII] en/of [slachtoffer XIII]) en/of - [tandarts II] (zijnde tandarts en eigenaar van de tandartsenpraktijk in Voorhout) en/of - een of meer patiënt(en) van de tandartsenpraktijk Utrecht-Noord (onder meer [slachtoffer XIV] en/of [slachtoffer XV] en/of [slachtoffer XVI] en/of [slachtoffer XVII]), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (in de vorm van waarnemingsvergoedingen en/of een contractueel afgesproken inkomen) en/of (telkens) diverse geldbedragen (ter betaling van behandelkosten die de tandartspraktijk(en) namens hem, verdachte, aan die patienten in rekening bracht(en)), in elk geval enig geldbedrag of goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) - ten onrechte en in strijd met de wettelijke bepalingen (artikel 4 lid 2 Wet BIG jo artikel 100 Wet BIG) zich tegenover voorgenoemde personen als tandarts heeft voorgedaan, terwijl bij vonnis van het Centraal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 4 september 2001 zijn inschrijving in het (zogenaamde) BIG-register is doorgehaald en hij tengevolge van dit vonnis en/of de bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg geen gebruik meer mocht maken van de (wettelijk beschermde) titel "tandarts" en/of - voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig bevoegd en bekwaam tandarts, terwijl verdachte wist dat hij niet meer bevoegd was tot het voeren van de wettelijk beschermde beroepstitel "tandarts" en/of - aan die [tandarts I] en/of diens assistente (die namens die [tandarts I] de inschrijving van verdachte in het register van de Wet op de Beroepen in de Individuel Gezondheidszorg (het zg BIG-register) moest controleren) het BIG-registratienummer van zijn, verdachtes, (tweeling)broer heeft opgegeven, waardoor die voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte; Feit 7 hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 01 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en/of Utrecht, althans in Nederland meermalen althans eenmaal, terwijl hij niet meer ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 eerste lid van de wet BIG), (telkens) buiten noodzaak handelingen heeft verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg, terwijl hij wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander of anderen zou kunnen veroorzaken, bestaande de aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander uit het door verdachte bij voorduren behandelingstechnisch en/of administratief onzorgvuldig en/of onkundig en/of ondeugdelijk verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, immers heeft verdachte voor dergelijk handelen reeds meerdere bestraffingen gekregen, te weten: - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-11-1998, waarschuwing; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-11-1998, berisping; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 20-01-1999, waarschuwing; - Gerechtshof 's-Gravenhage d.d. 31-01-2000, geldboete van 2500 gulden; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-10-2000, voorwaardelijke schorsing van 3 maanden (bij beslissing d.d. 04-09-2001 werd verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen deze beslissing); - Centraal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 4 september 2001, doorhaling van zijn, verdachtes, inschrijving in het (zogenaamde BIG) register; - Gerechtshof 's-Gravenhage d.d. 18-10-05, geldboete van 800 euro/subs 16 dgn hechtenis en 6 weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; Feit 8 hij in de periode van 01 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en/of Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal wetende dat en/of redelijkerwijs had moeten weten en/of begrijpende dat en/of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat - het Centraal Tuchtcollege bij beslissing van 19 juni 2001, uitgesproken op 4 september 2001, zijn inschrijving in het (zogenaamde BIG) register heeft doorgehaald en/of het Gerechtshof 's-Gravenhage bij beslissing van 18 oktober 2005 (onherroepelijk op 28 juni 2006) een geldboete van 800 euro/subs 16 dgn hechtenis en 6 weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar heeft opgelegd, - tengevolge van deze beslissing(en) en/of bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, hij sinds dat moment de titel 'tandarts' niet meer mocht voeren en/of hij, verdachte (telkens) in strijd met deze beslissing(en) en/of de bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg heeft gehandeld door meermalen, althans eenmaal: - te werken in een of meerdere tandartsenpraktijk(en) en/of - zich tegenover een of meerdere patiënten als tandarts bekend te maken en/of - met een of meerdere patiënten met hem in de rol als tandarts een afspraak te maken en/of te laten maken voor het behandelen van hun gebit en/of - een of meerdere declaraties bij een of meerdere verzekeringsmaatschappijen in te (laten) dienen voor zijn verrichte werkzaamheden als ware hij een volledig bevoegd en bekwaam tandarts en/of gebruik mocht maken van de titel 'tandarts'. 2. Voorvragen De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging van verdachte ten aanzien van de feiten 1 tot en met 4 – telkens overtreding van artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende: mishandeling met voorbedachte rade – omdat de overtreding van de wetsbepaling die in feit 7 is tenlastegelegd – overtreding van artikel 96, tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG), inhoudende: terwijl hij niet ingeschreven stond in het register bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak weten of redelijkerwijs vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt – een lex specialis is ten opzichte van de in de feiten 1 tot en met 4 tenlastegelegde mishandeling met voorbedachten rade, welke als lex generalis heeft te gelden. De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe dat de artikelen 300 en 301 Sr in algemene zin bescherming bieden tegen het wederrechtelijk en opzettelijk toebrengen van pijn of letsel door een ander aan het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit, met inbegrip van de gezondheid. Artikel 96 van de Wet BIG daarentegen beperkt zich tot het terrein van de individuele gezondheidszorg en biedt op dat gebied bescherming aan ‘patiënten’ tegen het buiten noodzaak schade veroorzaken aan de gezondheid door degene die op het gebied van de individuele gezondheidszorg handelingen verricht. Het artikel beoogt daarmee bescherming te bieden aan het vertrouwen dat ‘patiënten’ mogen stellen in de behandelaars die handelingen verrichten op het gebied van de individuele gezondheidzorg. Deze handelingen mogen geen schade toebrengen aan de gezondheid, anders dan voor de gezondheid noodzakelijk. Nu het beschermd belang derhalve een andere is, kan van de door de raadsvrouw gesuggereerde verhouding van artikel 96 van de Wet BIG – als lex specialis – ten opzichte van de artikelen 300 en 301 Sr –als lex generalis – geen sprake zijn. Hierna onder 4. zal de rechtbank nader op de verhouding tussen de genoemde artikelen ingaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Oordeel van de rechtbank 3.1. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat Feit 1 hij in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 juli 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend bij [slachtoffer I] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, een of meer aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handelingen heeft verricht, te weten: - het toedienen van een verdovingsinjectie en - het uitvoeren van een extractie van een kies en het trachten uit te voeren van een extractie van een kies en - het aanboren endoor midden boren van een gebitselement, te weten een achtergebleven wortel van een kies in de mond van die [slachtoffer I] kapot boren, tengevolge waarvan [slachtoffer I] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 2 hij op 20 juli 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend bij [slachtoffer II], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handelingen heeft verricht, te weten: - het toedienen van een verdovingsinjectie en - het aanboren van een gebitselement, namelijk het eruit boren van een kiesvulling in de mond van die [slachtoffer II], tengevolge waarvan [slachtoffer II] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 3 hij op 24 juli 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend bij [slachtoffer III], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handelingen heeft verricht, te weten: - het toedienen van een verdovingsinjectie en - het aanboren van een gebitselement, tengevolge waarvan die [slachtoffer III] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 4 hij in de periode van 17 juli 2007 tot en met 2 augustus 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend bij [slachtoffer I], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, meermalen aan de beroepsgroep 'tandartsen' voorbehouden handelingen heeft verricht, te weten: - het toedienen van een verdovingsinjectie en - het aanboren van een gebitselement in de mond van die [slachtoffer I] en het boren in kiezen van die [slachtoffer I], tengevolge waarvan [slachtoffer I] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, terwijl verdachte wist dat hij ten tijde van het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet meer bevoegd was om deze aan tandartsen voorbehouden handelingen uit te voeren; Feit 5 hij op 14 augustus 2007 te Leidschendam en/of Utrecht, althans in Nederland, een brief d.d. 14 augustus 2007, gericht aan mevrouw [naam], een inspecteur voor de gezondheidszorg – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk - zich in deze brief voorgedaan als zijn, verdachtes, broer [naam broer], werkzaam als tandarts en als zodanig geregistreerd in het zogenaamde BIG-register en - het BIG-registratienummer van die [naam broer] gebruikt en - medegedeeld dat de tandartsenpraktijk Utrecht Noord was overgenomen door [naam broer] en - deze brief in naam van zijn, verdachtes, broer [naam broer] ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; Feit 6 hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en Voorhout en Utrecht, althans in Nederland, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid - [tandarts I], zijnde tandarts en de bestuurder van de tandartsenpraktijk te Halfweg, en patiënten van de tandartsenpraktijk te Halfweg (onder meer [slachtoffer I] en [slachtoffer I] en [slachtoffer II] en [slachtoffer] en [slachtoffer VI] en [slachtoffer III] en [slachtoffer VII] en [slachtoffer VIII] en [slachtoffer IX] en [slachtoffer X] en [slachtoffer XI] en [slachtoffer XII] en [slachtoffer XIII]) en - [tandarts II], zijnde tandarts en eigenaar van de tandartsenpraktijk in Voorhout, en - patiënten van de tandartsenpraktijk Utrecht-Noord (onder meer [slachtoffer XIV] en [slachtoffer XV] en [slachtoffer XVI] en [slachtoffer XVII]), telkens heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen – in de vorm van waarnemingsvergoedingen en/of contractueel afgesproken inkomen en/of ter betaling van behandelkosten die de tandartspraktijken namens hem, verdachte, aan die patiënten in rekening brachten –, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid telkens - ten onrechte en in strijd met de wettelijke bepalingen (artikel 4 lid 2 Wet BIG jo artikel 100 Wet BIG) zich tegenover voorgenoemde personen als tandarts voorgedaan, terwijl bij vonnis van het Centraal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 4 september 2001 zijn inschrijving in het zogenaamde BIG-register is doorgehaald en hij tengevolge van dit vonnis en de bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg geen gebruik meer mocht maken van de wettelijk beschermde titel "tandarts" en - zich voorgesteld en/of uitgegeven en/of voorgedaan als ware hij een volledig bevoegd tandarts, terwijl verdachte wist dat hij niet meer bevoegd was tot het voeren van de wettelijk beschermde beroepstitel "tandarts" en - aan die [tandarts I] en diens assistente, die namens die [tandarts I] de inschrijving van verdachte in het register van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, het BIG-register, moest controleren, het BIG-registratienummer van zijn, verdachtes, tweelingbroer opgegeven, waardoor die voornoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte; Feit 7 hij op meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en/of Utrecht, althans in Nederland, meermalen, terwijl hij niet meer ingeschreven stond in een register overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 eerste lid van de wet BIG, telkens buiten noodzaak handelingen heeft verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg, terwijl hij wist dat hij een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander of anderen veroorzaakte, bestaande de aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander of anderen uit het door verdachte bij voorduren behandelingstechnisch en/of administratief onzorgvuldig en/of onkundig en/of ondeugdelijk verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, immers heeft verdachte voor dergelijk handelen reeds meerdere bestraffingen gekregen, te weten: - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-11-1998, waarschuwing; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-11-1998, berisping; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 20-01-1999, waarschuwing; - Gerechtshof 's-Gravenhage d.d. 31-01-2000, geldboete van 2500 gulden; - Regionaal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 25-10-2000, voorwaardelijke schorsing van 3 maanden (bij beslissing d.d. 04-09-2001 werd verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen deze beslissing); - Centraal Tuchtcollege 's-Gravenhage d.d. 4 september 2001, doorhaling van zijn, verdachtes, inschrijving in het (zogenaamde BIG) register; - Gerechtshof 's-Gravenhage d.d. 18-10-05, geldboete van 800 euro/subsidiair 16 dagen hechtenis en 6 weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; Feit 8 hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 8 oktober 2007 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca en/of Utrecht, althans in Nederland, meermalen, wetende dat - het Centraal Tuchtcollege bij beslissing van 19 juni 2001, uitgesproken op 4 september 2001, zijn inschrijving in het zogenaamde BIG-register heeft doorgehaald en het Gerechtshof 's-Gravenhage bij beslissing van 18 oktober 2005, onherroepelijk op 28 juni 2006, een geldboete van 800 euro/subsidiair 16 dagen hechtenis en 6 weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar heeft opgelegd, - tengevolge van deze beslissingen en de bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, hij sinds dat moment de titel 'tandarts' niet meer mocht voeren en hij, verdachte, telkens in strijd met deze beslissingen en de bepalingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg heeft gehandeld door meermalen: - te werken in een of meerdere tandartsenpraktijk(en) en - zich tegenover meerdere patiënten als tandarts bekend te maken en - met meerdere patiënten met hem in de rol als tandarts een afspraak te maken of te laten maken voor het behandelen van hun gebit en - meerdere declaraties bij meerdere verzekeringsmaatschappijen in te (laten) dienen voor zijn verrichte werkzaamheden als ware hij een volledig bevoegd tandarts en alsof hij gebruik mocht maken van de titel 'tandarts'. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.2 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank, nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in de tweede volzin van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering is, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: Feit 1 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I] van 1 oktober 2007, (dossierpagina 82 e.v.); • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer I], patiëntnummer [nummer]; Feit 2 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van betrokkene [slachtoffer II] van 26 september 2007, (dossierpagina 86 e.v.); • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer II], patiëntnummer [nummer]; Feit 3 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige/benadeelde van [slachtoffer III] van 10 december 2007; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer III], patiëntnummer [nummer]; Feit 4 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I] van 13 december 2007; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van S.W. [slachtoffer I], patiëntnummer [nummer]; Feit 5 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • een schriftelijk bescheid, te weten een handgeschreven brief van verdachte aan Mw. [naam] van 14 augustus 2007 (dossierpagina 48); Feit 6 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [tandarts I] van 16 november 2007 (dossierbijlage AAA); • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I] van 1 oktober 2007, (dossierpagina 82 e.v.); • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer I] van 13 december 2007; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van betrokkene [slachtoffer II] van 26 september 2007, (dossierpagina 86 e.v.); • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 januari 2008; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer VI] van 7 december 2007; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige/benadeelde van [slachtoffer III] van 10 december 2007; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van A.M. van [slachtoffer VII], patiëntnummer [nummer]; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer VIII], patiëntnummer [nummer]; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer IX], patiëntnummer [nummer]; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer X], patiëntnummer [nummer]; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer XI], patiëntnummer [nummer]; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2007 met betrekking tot het telefonisch verhoor van [slachtoffer XII]; • een schriftelijk bescheid, te weten het medisch dossier uit praktijk Dr. [tandarts I] ten name van [slachtoffer XIII], patiëntnummer [nummer]; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [tandarts II] van 12 oktober 2007 (dossierpagina HH); • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer XIV] van 12 december 2007 (dossierpagina 5 van het proces-verbaal van 15 januari 2008 en bijlage KKK-1) • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2007 met betrekking tot het telefonisch verhoor van [slachtoffer XV]; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2007 met betrekking tot het telefonisch verhoor van [slachtoffer XVI]; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2007 met betrekking tot het telefonisch verhoor van [slachtoffer XVII]; Feit 7 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Regionaal Medisch Tuchtcollege 's-Gravenhage van 25 november 1998 (T96 H 176); • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Regionaal Medisch Tuchtcollege 's-Gravenhage van 25 november1998 (97 O 99); • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Regionaal Medisch Tuchtcollege 's-Gravenhage van 20 januari 1999; • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 31 januari 2000; • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Regionaal MedischTuchtcollege 's-Gravenhage van 25 oktober 2000; • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te 's-Gravenhage van 19 juni 2001, uitgesproken op 4 september 2001 (dossierpagina 52 e.v.); • een schriftelijk bescheid, te weten de uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 18 oktober 2005; Feit 8 • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • een schriftelijk bescheid te weten, de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te 's-Gravenhage van 19 juni 2001 (dossierpagina 52 e.v.); • een schriftelijk bescheid, te weten de uitspraak van het Gerechtshof 's-Gravenhage van 18 oktober 2005; • een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van het kasboek (dossierpagina BB-5); • een schriftelijk bescheid, te weten declaratieformulieren van AGIS zorgverzekeringen (dossierpagina’s BB-6 en BB-7); 3.3 Bewijsoverweging De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 4 aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld en evenmin dat er sprake is van wederrechtelijk handelen. De rechtbank volgt dit verweer van de raadsvrouw niet en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft telkens de bedoeling gehad om zijn patiënten tandheelkundig te behandelen. Hij wist echter dat zijn registratie in het BIG-register was doorgehaald en hij derhalve daartoe niet meer bevoegd was en ook niet (meer) bekwaam, gezien de reeks berispingen, waarschuwingen en schorsingen die hij reeds had ontvangen. Verdachte is onder die omstandigheden desondanks overgegaan tot het behandelen van mensen, bestaande uit ondermeer het verrichten van zogenaamde aan tandartsen voorbehouden handelingen, zoals het toedienen van injecties, het boren in gebitselementen en dergelijke. Van deze behandelingen leert de algemene ervaringsregel dat ze pijn en/of letsel toebrengen, zodat er bij verdachte op zijn minst sprake is geweest van aanvaarding van het toebrengen van die pijn of dat letsel. Opzet daarop, al dan niet in voorwaardelijke vorm, is daarmee dan ook gegeven. Met betrekking tot de wederrechtelijkheid overweegt de rechtbank dat in algemene zin kan worden gezegd dat wanneer een patiënt plaatsneemt in een tandartsstoel hij daarmee impliciet toestemming verleent aan de behandelend tandarts om pijn en/of letsel toe te brengen indien de noodzakelijke behandeling van het gebit dat vereist. Dit is evenwel anders wanneer de tandarts niet bevoegd en/of niet bekwaam is en deze zijn patiënten daarover voorafgaand aan de behandeling niet informeert. In dat geval mag er niet van worden uitgegaan dat de wederrechtelijkheid ontbreekt, nu de patiënten erop vertrouwden en ook mochten vertrouwen dat zij zich onderwierpen aan een bevoegd en bekwaam tandarts. De rechtbank merkt ten aanzien van het in de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 4 genoemde toedienen van lachgassedatie -als uitvoeringshandeling van de mishandeling- op, dat deze handeling naar haar oordeel geen mishandeling kan opleveren, nu daardoor geen of letsel wordt veroorzaakt. Met betrekking tot het in feit 1 van de tenlastelegging omschreven nalaten van zorg dragen voor tijdige en adequate pijnbestrijding merkt de rechtbank op dat dit nalaten op zichzelf geen pijn of letsel kan veroorzaken, doch er slechts toe kan bijdragen dat de door de verrichtte extractie of het boren in het gebit reeds veroorzaakte pijn langer voortduurt. Causaal verband tussen die gedraging en de pijn ontbreekt derhalve, zodat er in dit verband geen sprake kan zijn van een uitvoeringshandeling van mishandeling. 4. Strafbaarheid van de feiten De rechtbank is van oordeel dat de onder 3.1 bewezenverklaarde feiten 1 tot en met 4 enerzijds en feit 7 anderzijds op dezelfde gedragingen van verdachte zien, zodat er sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr. De rechtbank zal derhalve slechts kwalificeren volgens de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Het bewezenverklaarde levert op: Feiten 1, 2, 3, 4 en 7: telkens mishandeling gepleegd met voorbedachte raad, meermalen gepleegd; Feit 5: valsheid in geschrift; Feit 6: oplichting, meermalen gepleegd; Feit 8: handelen in strijd met een in artikel 4, tweede lid, van de wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg gegeven verbod , hoewel zijn inschrijving in het register als bedoeld in artikel 3 van de wet is doorgehaald ten gevolge van een onherroepelijk geworden maatregel, opgelegd overeenkomstig artikel 48, eerste lid, onder f van die wet , meermalen gepleegd. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 8 en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot - een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden – met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – waarvan 244 dagen voorwaardelijk met de maximum proeftijd van tien (10) jaren; - tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling tot zes weken hechtenis (parketnummer 22/005410-04); - openbaarmaking van het vonnis in deze zaak in een aantal vakbladen voor tandartsen en een aantal nationale dagbladen, te weten: NT: Nederlands Tandartsenblad, De Tandartspraktijk, Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde, Nederlands Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Het Medisch Contact, de Telegraaf, het Algemeen Dagblad, het Parool, de Volkskrant en het NRC-Handelsblad. 6.2. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 2 november 2007 en de daarop gevolgde aanvulling van 6 maart 2008 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Hoewel verdachte wist dat zijn registratie als tandarts, op grond van vele klachten, in het BIG-register was doorgehaald, heeft verdachte zich steeds weer voorgedaan als bevoegd tandarts en is hij in die hoedanigheid bij verschillende tandartspraktijken als waarnemend tandarts aan de slag gegaan. De tandartsen die hem hun praktijk toevertrouwden hebben geen juiste voorstelling van zaken gehad en als gevolg daarvan hun patiënten toevertrouwd aan een onbevoegd en onbekwaam tandarts. Deze tandartsen hebben hierdoor schade geleden nu naast hun goede naam ook het vertrouwen van de patiënten in hun praktijk ernstig is beschaamd. Verdachte heeft geenszins rekening gehouden met deze belangen van zijn ‘werkgevers’ en evenmin met die van de patiënten die hij heeft behandeld. Verdachte heeft slechts, zo heeft hij ter zitting nog eens bevestigd, gehandeld uit financieel gewin. Dat verdachte zich daartoe gedwongen zag vanwege zijn benarde financiële situatie mag geen rechtvaardiging zijn voor zijn handelen. Verdachte heeft immers niet alleen het vertrouwen van vele mensen beschaamd, hij heeft evenzeer de lichamelijke integriteit van het menselijk lichaam van zijn patiënten ernstig miskend. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan. Voor de slachtoffers moeten deze gebeurtenissen, nu zij achteraf zijn geconfronteerd met de wetenschap dat zij zijn behandeld door een onbevoegde tandarts, mogelijk traumatisch, althans op zijn minst zeer schokkend, zijn geweest. Het valt niet uit te sluiten dat de slachtoffers hiervan mogelijk nog geruime tijd psychisch nadeel ondervinden, terwijl ook in het algemeen het handelen als tandarts door een onbevoegde in de maatschappij tot gevoelens van onrust, angst en gebrek aan vertrouwen in het beroep van tandarts leidt. Verdachte heeft derhalve de reputatie die tandartsen genieten in het maatschappelijke verkeer eveneens schade aangedaan. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er tevens rekening mee dat verdachte blijkens het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 2 november 2007 heeft aangegeven dat wanneer het in Nederland niet lukt, hij in Spanje zijn toevlucht zal nemen tot het uitoefenen van het tandartsenvak, omdat ze hem daar met rust laten. Weliswaar heeft verdachte deze uitspraak in een later contact met de reclassering teruggenomen, maar naar het oordeel van de rechtbank kan hieraan, gelet op het feit dat verdachte in het verleden ondanks diverse berispingen, schorsingen en de uiteindelijke doorhaling, steeds het beroep van tandarts is blijven uitoefenen, vooralsnog weinig vertrouwen worden ontleend. De rechtbank acht mede in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 11 oktober 2007 in 2005 reeds eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en voor het voorwaardelijk gedeelte daarvan ook nog in een proeftijd liep, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats. Gelet op het niet uit te sluiten recidivegevaar ziet de rechtbank tevens aanleiding thans een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige betekenis op te leggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw als tandarts handelingen te verrichten. Om het effect van het voorwaardelijke deel van deze straf zo groot en effectief mogelijk te laten zijn zal de rechtbank een langere dan de gebruikelijke proeftijd van twee jaren aan de straf verbinden. De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden gevorderd, waarvan 244 dagen voorwaardelijk. Deze eis acht de rechtbank, gelet op het vorenoverwogene, in overeenstemming met de straf die passend moet worden geacht ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken. De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie in haar vordering heeft nagelaten een aparte strafeis te formuleren voor het aan verdachte tenlastegelegde feit 8, welk feit ingevolge artikel 102, tweede lid, van de Wet BIG een overtreding betreft. Gelet op de omvang van de voor de overige bewezenverklaarde feiten op te leggen straf, zal de rechtbank verdachte terzake het bewezenverklaarde feit 8 schuldig verklaren zonder verdere oplegging van straf. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. 6.3. Bijkomende straf Voorts acht de rechtbank, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie, het van belang om deze uitspraak, te publiceren in een aantal medische vakbladen/tijdschriften voor tandartsen, ten behoeve van het maatschappelijk belang om herhaling van verdachtes gedragingen te voorkomen. De rechtbank bepaalt daarbij uitdrukkelijk dat alleen dat gedeelte van de uitspraak mag worden gepubliceerd dat ziet op het onder feit 6 tenlastegelegde feit, de oplichting. Openbaarmaking daarvan draagt er naar het oordeel van de rechtbank aan bij dat tandartsen die waarnemers zoeken gewaarschuwd zijn en zorgvuldig zullen controleren of hun waarnemer als bevoegd tandarts staat geregistreerd. De rechtbank zal daarom de openbaarmaking van haar uitspraak gelasten in na te noemen vakbladen/tijdschriften. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding ook openbaarmaking in nationale kranten te gelasten, nu een dergelijke publicatie naar het oordeel van de rechtbank niet het beoogde belang dient. 6.4. Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (algemene voorwaarde) Bij arrest van 18 oktober 2005 in de zaak met parketnummer 22/005410-04 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage verdachte ter zake van - handelen in strijd met het in artikel 4, tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gestelde verbod, hoewel zijn inschrijving in het register als bedoeld in artikel 3 van de wet is doorgehaald ten gevolge van een onherroepelijk geworden overeenkomstig artikel 48, eerste lid, onder f van die wet opgelegde maatregel en - handelen in strijd met het in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gestelde verbod, zestien maal gepleegd, veroordeeld tot – onder meer – voorwaardelijke hechtenis voor de duur van zes (6) weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke hechtenis gelasten, met bepaling dat in de plaats daarvan een taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden verricht van na te noemen duur. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 55, 225, 300, 301, 326 en 339 van het Wetboek van Strafrecht; 4, 96, 99 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 8 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens de feiten 1 tot en met 7 tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIEHONDERD EN ZESTIG (360) DAGEN. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tweehonderd en vierenveertig (244) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaar. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart verdachte schuldig voor het onder 3.1. bewezenverklaarde feit 8 en bepaalt dat daarvoor aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte. Gelast dat deze uitspraak openbaar wordt gemaakt in na te noemen vakbladen: - NT: Nederlands tandartsenblad - De Tandartsenpraktijk - Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde - Het Medisch Contact Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke hechtenis voor de duur van zes (6) weken, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage d.d. 18 oktober 2005 in de zaak met parketnummer 22/005410-04, met bepaling dat in de plaats daarvan een taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden verricht van 90 uren, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 45 dagen hechtenis. Gelast de teruggave aan degene bij wie de goederen inbeslag zijn genomen van: - dertien medische dossiers 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door Mr. Monster, voorzitter, mrs. Mateman en Minderhoud, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Verlinden, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2008. Mr. Minderhoud is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.