Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0968

Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708646/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 23 november 2006 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) het verzoek van [appellanten] om verlening van een monumentenvergunning voor het plaatsen van twee zonneschermen op de balkons van de appartementen [locaties] te [plaats] afgewezen.


Uitspraak

200708646/1. Datum uitspraak: 17 september 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 06/10416 van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 november 2007 in het geding tussen: [appellanten] en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 november 2006 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) het verzoek van [appellanten] om verlening van een monumentenvergunning voor het plaatsen van twee zonneschermen op de balkons van de appartementen [locaties] te [plaats] afgewezen. Bij uitspraak van 5 november 2007, verzonden op 9 november 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2007, hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2008, waar [appellanten] in persoon en de minister, vertegenwoordigd door mr. K. El Addouti, werkzaam bij de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning: a. een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Ingevolge artikel 59, eerste lid, van de Monumentwet beslist de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omtrent aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 zolang een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 15 niet van kracht is. 2.2. [appellanten] hebben een aanvraag om verlening van een monumentenvergunning ingediend voor het plaatsen van twee zonneschermen op de balkons van de bij hen in eigendom zijnde appartementen. Deze appartementen maken deel uit van het rijksmonument "Residence Monte Carlo", een voormalige als beschermd monument aangewezen bollenschuur (hierna: het gebouw), aan de [locatie] te [plaats]. 2.3. Vast staat dat ten tijde van het nemen van het besluit van 23 november 2006 geen gemeentelijke monumentenverordening als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 van kracht was waarin bepalingen omtrent rijksmonumenten waren opgenomen, zodat de minister bevoegd was dit besluit te nemen. Weliswaar is, zoals [appellanten] hebben gesteld, in juli 2007 een monumentenverordening door de raad van de gemeente Teylingen vastgesteld, maar deze had voor de hier aan de orde zijnde besluitvorming geen betekenis, reeds omdat zij dateert van na het besluit van 23 november 2006. 2.4. Het besluit van 23 november 2006 is namens de minister genomen door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans: de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten; hierna: de rijksdienst). Hierin heeft de rijksdienst zich op het standpunt gesteld dat het plaatsen van de twee zonneschermen de uniformiteit van de gevels van het gebouw doorbreekt. Daarnaast springen de zonneschermen aan de zuidgevel zeer in het oog en is het van invloed op de opbouw en beleving van deze gevel, die door de twee zijrisalieten, het terugliggende middendeel en het vooruitstekende kantoorgedeelte een duidelijke gelaagdheid en plasticiteit kent. Ook treedt schade aan de gevel op door de bevestiging van de zonneschermen. Derhalve is de rijksdienst tot de conclusie gekomen dat de cultuurhistorische waarden van het gebouw door het plaatsen van de zonneschermen wezenlijk zullen worden aangetast. 2.5. [appellanten] betogen dat de beleving van risalieten, gelaagdheid en reliëf van het gebouw niet wordt aangetast, omdat de zonneschermen slechts van tijd tot tijd uitgedraaid zullen zijn en ondergeschikt zijn aan het geheel. De architectonische aspecten van het gebouw blijven zichtbaar en waardeerbaar. Bovendien gaat het niet mogen aanbrengen van zonneschermen volgens hen ten koste van de bruikbaarheid van de balkons. 2.5.1. Tijdens de renovatie van het gebouw zijn aan de zuidgevel ervan twee balkons geplaatst. Dit werd kennelijk niet aangemerkt als een zodanige aantasting van de monumentale waarden van het gebouw dat daaraan geen medewerking kon worden verleend. Hoewel het enigermate arbitrair is of met het aanbrengen van zonneschermen in die mate sprake is van (verder gaande) aantasting van monumentale waarden dat medewerking daaraan moet worden onthouden, hebben [appellanten] hun stelling dat het tegenovergestelde het geval is niet onderbouwd. Zij stellen slechts dat bedoelde aantasting niet aanwezig is. Hiermee hebben [appellanten] niet aangetoond dat de rijksdienst niet tot de hiervoor bedoelde conclusie heeft kunnen komen. Zij hebben bovendien niet een rapport overgelegd waarin een deskundige op basis van onderzoek tot een andere conclusie is gekomen dan die van de rijksdienst. Hierbij dient de deskundigheid van de rijksdienst die zijn oordeel mede heeft gebaseerd op de registeromschrijving behorende bij het besluit tot aanwijzing van het gebouw als monument, in aanmerking te worden genomen. Dat de Stichting Dorp, Stad en Land en het college van burgemeester en wethouders van Teylingen een positief advies hebben verstrekt, doet aan het vorenstaande niet af, nu de rijksdienst hieraan niet gebonden is. Dat het niet aanbrengen van zonneschermen ten koste zou gaan van de bruikbaarheid van de balkons, maakt dit evenmin anders. Het betoog faalt derhalve. 2.6. Verder betogen [appellanten] dat de rijksdienst teveel waarde heeft gehecht aan een afsprakenlijst waarop is aangegeven dat geen buitenzonwering aan het gebouw mag worden aangebracht en dat zij daardoor in hun belangen zijn geschaad. Zij kenden deze lijst ten tijde van het indienen van de vergunningaanvraag niet. 2.6.1. Ter zitting is door de minister meegedeeld dat deze afsprakenlijst op verzoek van de rijksdienst en na overleg over de restauratie van het gebouw tussen vertegenwoordigers van de bouwer, de architect, de Stichting Dorp, Stad en Land en de voormalige gemeente Sassenheim is opgesteld. Het betoog van [appellanten] faalt reeds omdat aan de afsprakenlijst in deze procedure geen verderreikende betekenis toekomt dan dat de rijksdienst reeds ten tijde van de restauratie van het gebouw van mening was dat het aanbrengen van zonwering boven balkons aan de zuidgevel onaanvaardbaar was. Dat deze afspraak niet is vervat in de ten aanzien van de woningen gesloten koopovereenkomsten, maakt dit niet anders. 2.7. Dat, naar [appellanten] hebben gesteld, de verbouwing van het gebouw tot appartementencomplex door de eigenaren van de appartementen is betaald en de rijksdienst geen financiële bijdrage heeft verstrekt, is geen omstandigheid die bij beantwoording van de vraag of de twee zonneschermen de monumentale waarden van het gebouw aantasten, een rol kunnen spelen. 2.8. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat de minister de gevraagde vergunning heeft kunnen weigeren. 2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Groenendijk lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008 164.