Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1066

Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-09-17
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 08/573
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 8:75a Awb. Geen kostenveroordeling nu beslistermijn niet is overschreden na eerdere uitspraak rechtbank.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Bestuursrecht Procedurenummer: AWB 08 / 573 Uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen [naam], wonend te [plaats], verzoeker, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vestiging Heerlen, verweerder. Datum bestreden besluit: fictieve weigering en 22 april 2008 Kenmerk: fictieve weigering 1. Procesverloop Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van verzoeker. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend. In het verweerschrift van 23 april 2008 heeft verweerder onder meer aangegeven dat op 22 april 2008 een besluit op het bezwaar ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong) is genomen. Verweerder heeft de rechtbank daarbij een kopie van het besluit doen toekomen. Desgevraagd heeft verzoeker bij brieven van 6 mei 2008 en 17 juni 2008 aan de rechtbank medegedeeld dat verweerder met het besluit van 22 april 2008 volledig aan de bezwaren van verzoeker is tegemoetgekomen en dat het beroep wordt ingetrokken. Tevens is daarbij verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:73a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 15 mei 2008 laten weten geen verweer ter zake te voeren. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:75a van de Awb kan het bestuursorgaan in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. De rechtbank dient daarbij het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht in acht te nemen. De vraag die hier aan de orde is, is of verzoeker terecht beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar. Daarbij is van belang de vraag of verweerder de beslistermijn heeft overschreden. In artikel 7:10, eerste lid van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld- binnen tien weken beslist na ontvangst van het bezwaarschrift. In artikel 70, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. In artikel 70, tweede lid, van de Wajong is bepaald dat indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit waaraan een medische of arbeidsdeskundige beoordeling ten gronslag ligt, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen een en twintig weken, na ontvangst van het bezwaarschrift beslist. Artikel 19 van de Beroepswet bepaalt dat de werking van een uitspraak met betrekking tot een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in onderdeel C, onder 1 tot en met 24, van de bijlage die bij deze wet behoort, wordt opgeschort, totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist. In de bijlage van de Beroepswet is in onderdeel C onder 3b de Wajong vermeld. Verweerder heeft in het verweerschrift terzake het niet tijdig nemen van het besluit aangegeven dat gelet op artikel 19 van de Beroepswet en artikel 7:10 van de Awb de beslistermijn op 15 april 2008 nog niet was verstreken. Volgens verzoeker is de beslistermijn wel overschreden en heeft hij van verweerder geen bericht van verdaging ontvangen, ondanks diverse verzoeken om een besluit af te geven. De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 november 2007, kenmerk Awb 05/1380, verzonden 16 november 2007, het beroep van verzoeker tegen het besluit op bezwaar van 31 mei 2005 gegrond verklaard, het besluit van 31 mei 2005 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van 4 januari 2005 tegen het besluit van 3 december 2004. De rechtbank heeft in genoemde uitspraak niet bepaald binnen welke termijn dit dient te geschieden. Verweerder heeft bij brief van 12 december 2007 aan verzoeker medegedeeld dat wordt berust in deze uitspraak en dat nog geen nieuwe beslissing kan worden genomen omdat nader medisch onderzoek is vereist. De rechtbank stelt allereerst vast dat in de Awb niet is voorzien in een beslistermijn in het geval het bestuursorgaan na een uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar dient te beslissen. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dient in zodanig geval het bestuursorgaan in beginsel de in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb genoemde termijn in acht te nemen (zie onder meer de uitspraak van 25 maart 2008, LJN: BC 7670). Deze termijn wordt, gelet op het bepaalde in artikel 19 van de Beroepswet, opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken (zie de CRvB bij uitspraak van 13 oktober 2005, LJN: AU4391). Aldus begint de termijn om te beslissen te lopen na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep, derhalve op 29 december 2007. Gelet op artikel 70, tweede lid van de Wajong is de termijn voor het nemen van een besluit waaraan een medische of arbeidsdeskundige beoordeling ten grondslag ligt, zeventien weken. Deze termijn loopt dan tot en met 25 april 2008. Verweerder heeft, nadat op 16 april 2008 een nader medisch onderzoek en op 17 april 2008 een onderzoek door de bezwaararbeidsdeskundige had plaatsgevonden, op 22 april 2008 een besluit op het bezwaar genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit prematuur geweest omdat op 15 april 2008 de beslistermijn nog niet was verstreken en verweerder op 22 april 2008, dus binnen de beslistermijn, een besluit op bezwaar heeft genomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Nu de in artikel 8:75a van de Awb bedoelde situatie zich hier niet voordoet, acht de rechtbank geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten, die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Gelet op de artikelen 8:54, 8:73a, 8:75 en 8:75a van de Awb wordt als volgt beslist. 3. Beslissing De rechtbank: wijst het verzoek af. Aldus gedaan door Y.J. Klik in tegenwoordigheid van R.G. Willems-Cremers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2008. w.g. R.G. Willems-Cremers w.g. Y. Klik Voor eensluidend afschrift, de griffier, Verzonden: 17 juli 2008 Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel van verzet open bij de rechtbank Maastricht. De termijn voor het doen van verzet bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij indiening van het verzetschrift kan de indiener vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.