Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1910

Datum uitspraak2008-09-23
Datum gepubliceerd2008-09-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607007-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

medeplegen van verduistering in dienstbetrekking


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr.: 07.607007-08 Uitspraak: 23 september 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2, 5 en 9 september 2008. De verdachte is op 2 en 5 september 2008 verschenen, bijgestaan door mr. B. van den Bos, advocaat te Amersfoort. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging, zoals gewijzigd ter terechtzitting van 2 september 2008) Bewijs en bewezenverklaring Als feit 1 is ten laste gelegd het op 3 januari 2008 medeplegen van primair diefstal en subsidiair verduistering. Na de wijziging van de tenlastelegging ter zitting van 2 september 2008 is het verwijt als onder 2 ten laste gelegd, eveneens medeplegen van primair diefstal en subsidiair verduistering, geconcretiseerd tot een drietal concrete partijen goederen, te weten: a) op of omstreeks 2 januari 2008 648 kazen (12 pallets) b) op of omstreeks 27 en/of 28 december 2007 810 kazen (15 pallets) en/of 864 kazen (16 pallets) c) op of omstreeks 16 en/of 17 december 2007 546 kazen (10 pallets) Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat diefstal naar haar mening niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank kan zich met dit standpunt van de officier van justitie verenigen en zal verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijspreken. De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn: - Het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van relaas met nummer 2008001082 met bijlagen, gesloten en getekend door [hoofd agent], hoofdagent van politie, werkzaam bij de Districtsrecherche Zuid van de regiopolitie Flevoland op 14 juli 2008 (indien hierna onder vermelding van een paginanummer wordt verwezen naar het PV, wordt verwezen naar het als doorgenummerde bijlage bij het relaas gevoegde zaaksdossier). - De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 2 september 2008. A. De vaststaande feite[benadeelde partij]dee[bedrijf]] in Zeewolde, waarin onder meer verdachte en [medewerker] werkzaam waren, waren grote hoeveelheden kaas opgeslagen in opdracht van [benadeelde partij]; de kazen waren eigendom van [benadeelde partij] of van [benadeelde partij], [benadeelde partij] of [benadeelde partij] In de ten laste gelegde periode is een aantal partijen kazen met pallets tegelijk weggenomen uit het magazijn van [bedrijf]. Daarbij waren onder meer verdachte betrokken, die de kazen klaar zette, dan wel liet zetten voor vervoer, [medeverdachte] als persoon die regelde door wie de goederen werden afgenomen en waar die afgeleverd moesten worden en [medewerker], die de kazen in nauwe samenwerking met [medeverdachte] vervoerde. Bij de verdere aflevering van die goederen zijn [betrokkene] en [betrokkene] betrokken. Verdachte heeft het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde volledig erkend. B. Het standpunt van het openbaar ministerie Op basis van verklaringen van verdachte en van diens medeverdachten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde (grotere) partijen kazen en worsten in vereniging heeft verduisterd. C. Het standpunt van de verdediging Verdachte heeft erkend op de ten laste gelegde data de genoemde kazen te hebben verduisterd, terwijl hij in dienstbetrekking was bij het bedrijf aan wie de kazen waren toevertrouwd. Zijn raadsman heeft ter terechtzitting van 5 september 2008 aangevoerd dat verdachte van het telkens primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de telkens subsidiair ten laste gelegde verduistering heeft de verdediging gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf. D. Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft in zijn verklaringen zoals afgelegd tegenover de politie en ter terechtzitting van 2 september 2008 erkend, dat hij op de in de tenlastelegging genoemde data bij [bedrijf] in Zeewolde, na afspraak met [medeverdachte] en in samenwerking met andere medewerkers van [bedrijf], die kazen heeft verduisterd. Zijn bekennende verklaringen vinden steun in de verklaringen die [medeverdachte] en [getuige] met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte tegenover de politie hebben afgelegd. Van de verduisterde kazen kan niet vastgesteld worden van welke kaaseigenaar deze zijn weggenomen, maar wel is op basis van de aangiften en de toelichting op de civiele vordering van [benadeelde partij] duidelijk dat de kazen eigendom waren van een van de vier in de bewezenverklaring genoemde bedrijven. E. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. subsidiair en 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: Feit 1 subsidiair: hij op 3 januari 2008 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 810 kazen, toebehorende aan [benadeelde partij] Zeewolde B.V. of [benadeelde partij] B.V. of [benadeelde partij] of [benadeelde partij] of [benadeelde partij], welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van magazijnmedewerker bij [bedrijf] Groep onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Feit 2 subsidiair: hij in de periode van 16 december 2007 tot en met 2 januari 2008 te Zeewolde, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk, a. op 2 januari 2008 648 kazen en b. op 27 of 28 december 2007 810 kazen en c. op 16 of 17 december 2007 546 kazen, toebehorende aan [benadeelde partij] Zeewolde B.V. of [benadeelde partij] B.V. of [benadeelde partij] of [benadeelde partij] of [benadeelde partij], welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van magazijnmedewerker bij [bedrijf] Groep onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1 subsidiair: Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, strafbaar gesteld bij artikel 321, juncto artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2 subsidiair: Medeplegen van verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 321, juncto artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF De officier van justitie, mr. S. Ouchan, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien die het volgen van een Training Cognitieve Vaardigheden en een ambulante behandeling bij De Waag inhouden. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, wegens de complexiteit van de zaken. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2008, waaruit de rechtbank is gebleken dat verdachte ter zake van vermogensdelicten niet eerder met justitie in aanraking is geweest, en met een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 22 april 2008, uitgebracht door Reclassering Nederland. Ten aanzien van de strafmaat en –modaliteit heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verduistering van een groot aantal kazen met een aanzienlijke handelswaarde. Door het handelen van verdachte is grote financiële schade ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan, dat hij, samen met medeverdachte [medeverdachte], nog daargelaten de vraag van wie het initiatief uitging, als organisator van de ten laste gelegde verduisteringen gezien moet worden en dat hij het door zijn werkgeefster in hem gestelde vertrouwen ernstig heeft beschaamd. Verdachte heeft slechts oog gehad voor eigen gewin. Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur én, teneinde verdachte er van te weerhouden wederom in de fout te gaan en de in voormeld voorlichtingsrapport genoemde bijzondere voorwaarde op te kunnen leggen, daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden. Door een lichtere straf zou de ernst van de feiten miskend worden. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen, omdat zij die opheffing niet opportuun acht. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De uitspraak is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partijen De officier van justitie heeft, zoals hierboven al is opgemerkt, gevorderd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen. Daarbij heeft zij aangevoerd, dat de zaak niet van eenvoudige aard is, waardoor op die vorderingen niet inhoudelijk kan worden ingegaan. De rechtbank kan zich met het standpunt van de officier van justitie verenigen en zij zal de benadeelde partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot drie maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien die het volgen van een Training Cognitieve Vaardigheden en een ambulante behandeling bij De Waag inhouden, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partijen [benadeelde partij]. en [benadeelde partij] B.V. worden niet ontvankelijk verklaard in hun vordering. De rechtbank wijst de vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis af. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en R.M. Berendsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.