Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF2158

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800117/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 juni 2007 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid (hierna: de korpsbeheerder) aan [appellant] naar aanleiding van zijn verzoek om afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, een aantal gegevens verstrekt. Bij besluit van 22 augustus 2007 heeft de korpsbeheerder het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) afgewezen.


Uitspraak

200800117/1. Datum uitspraak: 24 september 2008. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1396 van de rechtbank Maastricht van 5 december 2007 in het geding tussen: [appellant] en de korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid. 1. Procesverloop Bij besluit van 6 juni 2007 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid (hierna: de korpsbeheerder) aan [appellant] naar aanleiding van zijn verzoek om afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, een aantal gegevens verstrekt. Bij besluit van 22 augustus 2007 heeft de korpsbeheerder het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) afgewezen. Bij uitspraak van 5 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 4 april 2008 heeft [appellant] de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. A.P.C.W. Tummers, werkzaam bij de politieregio, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Wob (hierna: de Wob) verzoekt, indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam. Ingevolge het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door: a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken, (…) c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of (…). Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden. 2.2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 6 juni 2007 heeft de korpsbeheerder [appellant] een overzicht verstrekt van de in 2006 verleende verloven waarin per verlof de woonplaats en het geboortejaar van de verlofhouder en het aantal wapens en de wapensoort is vermeld. 2.3. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven en voor zover hier van belang, overwogen dat de korpsbeheerder door het verstrekken van het overzicht aan het verzoek van [appellant] heeft voldaan en dat van de korpsbeheerder, gelet op de daarmee gepaard gaande tijdsinvestering, niet kon worden gevergd de informatie in de door [appellant] gewenste vorm - geanonimiseerde verloven - te verstrekken. 2.4. [appellant] bestrijdt dit oordeel. Hij stelt dat de rechtbank zelf geen kennis heeft genomen van de stukken waarop zijn verzoek betrekking heeft en dat hij om aanmerkelijk meer gegevens heeft verzocht dan hem zijn verstrekt. 2.4.1. In het dossier van de rechtbank bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat (afschriften van) de verloven aan haar zijn overgelegd. Evenmin bevinden zich in het dossier stukken waaruit blijkt dat de rechtbank [appellant] heeft verzocht om toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb of dat [appellant] deze toestemming heeft verleend. Blijkens de pleitnota van mr. Van Drunen heeft deze ter zitting bij de rechtbank aan de orde gesteld dat de korpsbeheerder de rechtbank niet in de gelegenheid heeft gesteld kennis te nemen van de verloven. Uit het proces-verbaal van de zitting, noch uit de aangevallen uitspraak, blijkt hoe de rechtbank op deze stelling van mr. Van Drunen heeft gereageerd. Nu voorts ter zitting van de Afdeling zijdens de korpsbeheerder is verklaard dat de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op door [appellant] overgelegde stukken, houdt de Afdeling het ervoor dat de korpsbeheerder de verloven niet aan de rechtbank heeft overgelegd. Nu deze stukken evenmin aan [appellant] zijn verstrekt en dus niet via hem in bezit van de rechtbank kunnen zijn gekomen, is de conclusie van de Afdeling dat aannemelijk is dat de rechtbank haar oordeel niet heeft gebaseerd op kennisname van de verloven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 mei 2005 in zaak nr. 200404773/1) dient de rechter, binnen het kader van de in artikel 8:29 van de Awb opgenomen procedure, in welk verband alleen de rechter kennis neemt van de geheimgehouden documenten, te beoordelen of met betrekking tot die documenten tot een juiste beslissing inzake de openbaarmaking is gekomen. Deze beoordeling kan niet plaatsvinden indien de rechter, zoals in dit geval, geen kennis heeft kunnen nemen van de geheimgehouden stukken. In zoverre er van uit moet worden gegaan dat de rechtbank niet zelf van die stukken heeft kunnen kennisnemen, is haar oordeel dat de korpsbeheerder door het verstrekken van het overzicht aan het verzoek van [appellant] heeft voldaan dan ook onbegrijpelijk. Het betoog slaagt. 2.4.2. Bij mailbericht van 15 april 2007 heeft [appellant] verzocht om een afschrift van alle verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 28 van de Wet wapens en munitie, die in de politieregio in het kalenderjaar 2006 zijn afgegeven en van alle afwijzingen van een verzoek een dergelijk verlof te ontvangen gedurende deze periode. Voorts staat in het mailbericht: "Uiteraard kunnen van deze stukken de naam, adres en postcode, alsmede eventueel telefoonnummer en de geboortedag en geboortemaand onleesbaar gemaakt worden. Gegevens als woonplaats en geboortejaar zijn voor mijn onderzoek wel van belang. Dat geldt ook voor het aantal en soort/type wapen waarvoor het verlof is afgegeven dan wel geweigerd." Gelet op het woord "als" in de tweede aangehaalde zin en in aanmerking genomen dat is verzocht om afschriften van de verleende en geweigerde verloven, kan niet met succes worden staande gehouden dat het verzoek van [appellant] beperkt is tot de gegevens over woonplaatsen, geboortejaren en aantal en soort wapens die in de verloven en weigeringsbesluiten staan vermeld. Dit geldt temeer nu [appellant] in bezwaar heeft aangevoerd dat hem door toezending van de lijst essentiële informatie is onthouden. Mocht naar aanleiding van het bezwaarschrift bij de korpsbeheerder nog onduidelijkheid hebben bestaan over de omvang van het verzoek van [appellant], dan had het ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Wob op zijn weg gelegen om [appellant] te vragen zijn verzoek te preciseren. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van het door de korpsbeheerder overgelegde verlof, dienend als specimen van een groot aantal qua opzet en gegevensverstrekking gelijksoortige besluiten, constateert de Afdeling dat dit meer informatie bevat dan de gegevens die door de korpsbeheerder zijn verstrekt en de gegevens waarvan openbaarmaking blijkens het verzoek van [appellant] achterwege kon blijven. Zo is in het verlof onder meer de geldigheidsduur van het verlof en het wapenmerk vermeld. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat met de verstrekking van een lijst met gegevens over woonplaats, geboortejaar en soort en aantal wapens is voldaan aan het verzoek van [appellant]. Het betoog van [appellant] dat hij om aanmerkelijk meer gegevens heeft verzocht dan hem zijn verstrekt, slaagt. 2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte aannemelijk heeft geacht dat met het anonimiseren van de verloven per verlof tien minuten gemoeid is. 2.5.1. Dit betoog treft geen doel. De benodigde tijdsinvestering voor het anonimiseren is naar het oordeel van de Afdeling een schatting waarvan niet kan worden geoordeeld dat de korpsbeheerder deze niet in redelijkheid aan het besluit van 22 augustus 2007 ten grondslag heeft kunnen leggen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het verzoek van [appellant] betrekking heeft op meer dan 1200 documenten die - zelfs als ervan uit wordt gegaan dat alleen die gegevens waarvan [appellant] heeft gesteld dat zijn verzoek er niet op ziet niet verstrekt hoeven te worden - op meer dan één plaats voor anonimisering in aanmerking komen. Dat, zoals [appellant] stelt, in andere politieregio's minder tijd is gemoeid met het anonimiseren van verloven is niet van doorslaggevende betekenis nu de inschatting van het tijdsbeslag van de ene politieregio niet bepalend hoeft te zijn voor de werkwijze en de inschatting van het tijdsbeslag van een andere politieregio. 2.6. Tenslotte voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn beroepsgrond dat de weigering een afschrift te verstrekken van het in 2006 in één geval geweigerde verlof niet is gemotiveerd. 2.6.1. Dit betoog slaagt. In de aangevallen uitspraak is niet op deze beroepsgrond ingegaan. Voor zover de uitspraak zo moet worden begrepen dat het oordeel van de rechtbank mede betrekking heeft op het geweigerde verlof, wordt overwogen dat dat oordeel zonder nadere motivering geen stand kan houden omdat het weigeringsbesluit meer en andere informatie bevat dan hetgeen staat vermeld op de aan [appellant] verstrekte lijst en voorts uit deze lijst niet blijkt dat hij tevens betrekking heeft op het geweigerde verlof. 2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de door [appellant] in beroep aangevoerde gronden beoordelen, voor zover daarop, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist. 2.8. [appellant] heeft aangevoerd dat het afwijken van de voorkeur in de wijze van informatieverstrekking op grond van artikel 7 van de Wob niet tot gevolg mag hebben dat informatie waarvoor geen weigeringsgrond geldt, niet openbaar wordt gemaakt. 2.8.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob dient informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 van de Wob opgenomen weigeringsgronden of beperkingen dient te of kan worden afgezien. Dit brengt mee dat het ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob verstrekken van de informatie in een andere dan door verzoeker gewenste vorm aanvaardbaar kan zijn, mits dezelfde informatie wordt verstrekt als het geval zou zijn bij verstrekking in de door verzoeker gewenste vorm - in dit geval bij verstrekking van geanonimiseerde afschriften. Bij verstrekking in de vorm van een overzicht mag dus geen relevante informatie ontbreken wanneer daaraan geen weigeringsgrond of beperking als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob ten grondslag kan worden gelegd. Het betoog slaagt. 2.9. [appellant] heeft voorts aangevoerd dat de korpsbeheerder de weigering hem een geanonimiseerd afschrift van het in 2006 geweigerde verlof te verstrekken ten onrechte niet heeft gemotiveerd. 2.9.1. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.6.1. is overwogen slaagt ook dit betoog. 2.10. Aan de hiervoor niet besproken bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden komt de Afdeling niet toe. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geding. 2.11. Het inleidende beroep is gegrond. Het besluit van 22 augustus 2007 komt voor vernietiging in aanmerking. 2.12. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat zij in hetgeen door de korpsbeheerder is aangevoerd geen aanleiding ziet om mr. Van Drunen niet als beroepsmatig rechtsbijstandverlener aan te merken zoals zij tot nu toe steeds heeft gedaan. Evenmin wordt de korpsbeheerder gevolgd in zijn standpunt dat van een proceskostenveroordeling dient te worden afgezien omdat met de door [appellant] geëntameerde procedure geen rechtens te beschermen belang wordt gediend. Bij de berekening van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] door de enkele overlegging van een overzicht van adviestarieven van de Vlaamse Vereniging van Journalisten en de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem werkelijk gemaakte verletkosten € 65,00 per uur bedragen. Voorts wordt in aanmerking genomen dat deze kosten, evenals de reiskosten en de kosten voor de aanwezigheid van de rechtsbijstandverlener ter zitting deels voor vergoeding in aanmerking zijn gebracht in de uitspraak in zaak nr. 200800706/1 van heden. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 december 2007 in zaak nr. 07/1396; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van de korpsbeheerder van 22 augustus 2007, kenmerk 07/LZB01800; V. veroordeelt de korpsbeheerder tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.151,21 (zegge: eenduizendhonderdeenenvijftig euro en eenentwintig cent), waarvan € 1.127,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de politieregio Limburg Zuid aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI. gelast dat de politieregio Limburg Zuid aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Klein voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008. 413.