Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF2162

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-09-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800614/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 31 mei 2007 heeft de korpsbeheerder van de provincie Fryslân [wederpartij] naar aanleiding van zijn verzoek om afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, een aantal gegevens verstrekt.


Uitspraak

200800614/1. Datum uitspraak: 24 september 2008.   AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de korpschef van de politie Fryslân, appellant, tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2355 van de rechtbank Leeuwarden van 17 december 2007 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats] en de korpsbeheerder (lees: de korpschef) van de politie Fryslân. 1. Procesverloop Bij besluit van 31 mei 2007 heeft de korpsbeheerder van de provincie Fryslân [wederpartij] naar aanleiding van zijn verzoek om afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, een aantal gegevens verstrekt. Bij besluit van 13 september 2007 heeft de korpschef van de politie Fryslân (hierna: de korpschef) beslist op het door [wederpartij] tegen het besluit van 31 mei 2007 gemaakte bezwaar, dat besluit gedeeltelijk herroepen en [wederpartij] een overzicht met gegevens verstrekt. Bij uitspraak van 17 december 2007, verzonden op 18 december 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 september 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de korpschef bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2008. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De korpschef heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. Bij brief van 15 mei 2008 heeft [wederpartij] toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2008, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. S. Denneman, werkzaam bij de politieregio Haaglanden, en [wederpartij], bijgestaan door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door: a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken, b. kennisneming van de inhoud toe te staan, c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of d. inlichtingen daaruit te verschaffen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: (…) e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; (…). Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. 2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft de korpschef [wederpartij] een overzicht verstrekt van het in het jaar 2006 afgegeven aantal verloven, inclusief de verlofnummers, het aantal wapens, de wapensoorten en de wapentypes. 2.3. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de korpschef ten onrechte niet is overgegaan tot verstrekking van de in de verloven vermelde gegevens woonplaats en geboortejaar van de verlofhouder en wapennummer en zaaknummer waarop de verloven betrekking hebben. 2.4. De rechtbank heeft aan haar oordeel dat de korpschef ten onrechte heeft geweigerd deze gegevens te verstrekken ten grondslag gelegd dat deze gegevens niet kunnen worden aangemerkt als persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp. 2.5. De korpschef voert aan dat wapen- en zaaknummer moeten worden aangemerkt als persoonsgegevens als bedoeld in de Wbp omdat verlofhouders aan de hand van deze gegevens geïdentificeerd kunnen worden. Hetzelfde geldt volgens hem voor de woonplaats en het geboortejaar van verlofhouders. Nu de verlofhouders indien zij geïdentificeerd worden een zeker veiligheidsrisico lopen, komt zijns inziens het openbaar maken van deze gegevens in strijd met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verlofhouders. Wat betreft wapen- en zaaknummer betoogt de korpschef verder dat het verzoek van [wederpartij] daar aanvankelijk niet op zag. Voorts is aan het verstrekken van informatie in de vorm van een overzicht of samenvatting, waartoe de Wob de mogelijkheid biedt, inherent dat niet alle informatie wordt verstrekt, aldus de korpschef. 2.5.1. Wat betreft de omvang van het verzoek van [wederpartij] wordt overwogen dat [wederpartij] bij mailbericht van 15 april 2007 heeft verzocht om een afschrift van alle verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen, als bedoeld in artikel 28 van de Wet wapens en munitie, die in de politieregio in het kalenderjaar 2006 zijn afgegeven en van alle afwijzingen van een verzoek een dergelijk verlof te ontvangen gedurende deze periode. Voorts staat in het mailbericht: "Uiteraard kunnen van deze stukken de naam, adres en postcode, alsmede eventueel telefoonnummer en de geboortedag en geboortemaand onleesbaar gemaakt worden. Gegevens als woonplaats en geboortejaar zijn voor mijn onderzoek wel van belang. Dat geldt ook voor het aantal en soort/type wapen waarvoor het verlof is afgegeven dan wel geweigerd." Gelet op het woord "als" in de tweede aangehaalde zin en in aanmerking genomen dat is verzocht om afschriften van de verleende en geweigerde verloven, kan niet met succes worden staande gehouden dat het verzoek van [wederpartij] beperkt is tot de gegevens over woonplaatsen, geboortejaren en soort wapens die in de verloven en weigeringsbesluiten staan vermeld. Dit geldt temeer nu [wederpartij] in bezwaar heeft aangevoerd dat op de hem verstrekte lijsten aanzienlijk minder gegevens staan dan op de door hem opgevraagde afschriften van verloven. Het betoog van de korpschef dat het verzoek van [wederpartij] aanvankelijk niet op zaak- en wapennummers zag, faalt. 2.5.2. Wat betreft het betoog van de korpschef dat woonplaats, geboortejaar, zaak- en wapennummer moeten worden aangemerkt als persoonsgegevens als bedoeld in de Wbp wordt overwogen dat voor de vraag of openbaarmaking van gegevens in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob kan worden geweigerd niet bepalend is of sprake is van een persoongegeven als bedoeld in de Wbp. Bepalend is of bij openbaarmaking van een gegeven het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de orde is en zo ja, of dat belang zwaarder dient te wegen dan het belang van de openbaarheid. 2.5.3. Het in een verlof vermeld zaaknummer is een uniek nummer dat is toegekend aan een individuele verlofhouder. Dit brengt mee dat bij openbaarmaking van dit gegeven de identiteit van de verlofhouder achterhaald zou kunnen worden en dus dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verlofhouder bij openbaarmaking van dit nummer aan de orde is. Hetzelfde geldt voor het wapennummer, omdat dat nummer gekoppeld is aan een uniek wapen en middels het verlof voor het voorhanden hebben van dat wapen aan de individuele verlofhouder. Nu het verzoek van [wederpartij] betrekking heeft op verloven tot het voorhanden hebben van wapens als bedoeld in artikel 27 van de Wet wapens en munitie, het voorhanden hebben van wapens in die wet strikt is gereguleerd vanwege de gevaren die het voorhanden hebben met zich kan brengen en deze omstandigheden meebrengen dat van de wetenschap omtrent de identiteit van verlofhouders misbruik zou kunnen worden gemaakt, is aannemelijk dat aan het openbaar maken van zaak- en wapennummer, waardoor de mogelijkheid bestaat dat verlofhouders geïdentificeerd kunnen worden, een zeker veiligheidsrisico voor de verlofhouders is verbonden. Gelet hierop heeft de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van de openbaarheid. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat niet valt in te zien dat het belang van de openbaarheid juist door openbaarmaking van de nummers in het bijzonder zou worden gediend. Het betoog slaagt. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de korpschef het zaak- en wapennummer aan [wederpartij] had behoren te verstrekken. Gelet hierop behoeft het betoog van de korpschef dat alsnog verstrekken van zaak- en wapennummers zoveel extra werk kost dat daarom van openbaarmaking kan worden afgezien, geen bespreking. 2.5.4. Mede het aantal verloven waarop het verzoek van [wederpartij] ziet in aanmerking genomen, kunnen woonplaats en geboortejaar niet als zodanig unieke, persoonsgebonden gegevens worden aangemerkt dat aannemelijk is dat aan de hand daarvan de identiteit van de verlofhouders kan worden vastgesteld. Het betoog dat openbaarmaking van deze gegevens tot identificatie van de verlofhouders zou leiden omdat [wederpartij], als journalist, over meer mogelijkheden dan anderen beschikt om identificatie tot stand te brengen, slaagt reeds niet omdat dit betoog niet met concrete, objectieve gegevens is onderbouwd. Nu niet aannemelijk is dat verlofhouders door openbaarmaking van woonplaats en geboortejaar kunnen worden geïdentificeerd is bij openbaarmaking van deze gegevens het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verlofhouders niet aan de orde. Het betoog van de korpschef dat het openbaar maken van deze gegevens in strijd komt met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verlofhouders, faalt. Ten overvloede merkt de Afdeling op dat het oordeel van de rechtbank dat de korpschef in kleine gemeenschappen kan volstaan met het verstrekken van informatie over ofwel de woonplaats, ofwel het geboortejaar, in hoger beroep niet is bestreden en dus in stand blijft. 2.5.5. Wat betreft het betoog van de korpschef dat aan het verstrekken van informatie in de vorm van een overzicht of samenvatting inherent is dat niet alle informatie wordt verstrekt, wordt overwogen dat ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar dient te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 van de Wob opgenomen weigeringsgronden of beperkingen dient te of kan worden afgezien. Dit brengt mee dat het ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob verstrekken van de informatie in een andere dan door verzoeker gewenste vorm aanvaardbaar kan zijn, mits dezelfde informatie wordt verstrekt als het geval zou zijn bij verstrekking in de door verzoeker gewenste vorm - in dit geval bij verstrekking van geanonimiseerde afschriften. Bij verstrekking in de vorm van een overzicht mag dus geen relevante informatie ontbreken wanneer daaraan geen weigeringsgrond of beperking als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob ten grondslag kan worden gelegd. Het betoog faalt. 2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het besluit van 13 september 2007 is vernietigd voor zover daarbij de weigering zaak- en wapennummers openbaar te maken is gehandhaafd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen dat besluit in zoverre alsnog ongegrond verklaren. De uitspraak dient, voor zover aangevallen, voor het overige te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 december 2007 in zaak nr. 07/2355, voor zover het besluit van 13 september 2007 is vernietigd voor zover daarbij de weigering zaak- en wapennummers openbaar te maken is gehandhaafd; III. verklaart het beroep tegen het besluit van 13 september 2007 in zoverre alsnog ongegrond; IV. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, voor het overige. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Van Wagtendonk w.g. Klein voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008. 413.