Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3980

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754128-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is zich tijdens een bezoek van hem en [medeverdachte X] aan een bewoner van een pand te Noordwijkerhout al gauw gaan bemoeien met hem onwelgevallig gedrag van een andere bewoner van dat pand. Deze werd voor zijn gedrag door verdachte direct afgestraft met een vuistslag in het gezicht en even later door [medeverdachte X] in de houdgreep genomen. Zowel verdachte als zijn medeverdachte was zwaar onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank. Naar aanleiding van het handgemeen dat tussen verdachte en de andere bewoner was uitgebroken en de grimmige, bedreigende sfeer die hierdoor was ontstaan, waaraan bijdroeg dat werd waargenomen dat [medeverdachte X] een mes bij zich had, is door Poolse bewoners van het pand de hulp van twee andere Polen ingeroepen. Nieuw geweld breekt uit: een van de Polen die te hulp was gekomen wordt door verdachte met een mes bedreigd en [medeverdachte X] raakt in gevecht met [A]. In dit gevecht wordt [A] door [medeverdachte X] met een mes gestoken, waardoor hij ter plekke overlijdt. Zie ook: BF3977 (vonnis medeverdachte X).


Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT meervoudige kamer (verkort vonnis) parketnummer 09/754128-07 ’s-Gravenhage, 1 oktober 2008 De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte Y], geboren te [geboorteplaats] (Sovjet Unie) op [geboortedatum] 1978, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in De Geniepoort te Alphen aan den Rijn. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 september 2008. De verdachte is ter terechtzitting gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Beijen, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie, mr. Beliën, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken en dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in uitleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De tenlastelegging. Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde feiten. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. Verweer terzake van feit 2. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het hem onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Van een vechterij als bedoeld in artikel 306 van het Wetboek van Strafrecht kan volgens de raadsman slechts sprake zijn indien meer dan twee personen bij de vechtpartij betrokken waren. Ook zijn de getuigenverklaringen volgens de raadsman onvoldoende eenduidig. De rechtbank verwerpt dit verweer. Weliswaar dekken de verklaringen elkaar niet op alle onderdelen, maar dat maakt die verklaringen niet zonder meer onbetrouwbaar. Gelet op het geweld dat in het pand [adres 1] te Noordwijkerhout plotseling losbrak en de chaotische en bedreigende situatie die daarop volgde, is niet verwonderlijk dat de waarnemingen van hetgeen zich in dat pand afspeelde en de volgorde waarin een en ander zich voltrok niet geheel met elkaar overeenstemmen. Dat neemt echter niet weg dat de verklaringen van de getuigen op wezenlijke punten met elkaar overeenkomen en dat deze worden bevestigd door objectieve feiten. De rechtbank overweegt voorts als volgt. Uit de verklaringen van onder meer verdachte, [E] en [C] volgt dat tussen verdachte en [E] een handgemeen heeft plaatsgevonden in het pand. Het initiatief kwam van verdachte. Vervolgens heeft, gelet op de verklaring van [B] (p. 1638), een handgemeen plaatsgevonden tussen [medeverdachte X] en [E]. Ten slotte heeft de fatale vechtpartij plaatsgevonden tussen [medeverdachte X] en [slachtoffer A]. In het pand heerste een zeer agressieve en bedreigende sfeer, ingezet door het handelen van verdachte met een handgemeen tussen hem en [E] en versterkt door [medeverdachte X], die eveneens de confrontatie met [E] aanging en die zichzelf van een of meer messen had voorzien. Naar aanleiding daarvan heeft/hebben [E] en/of [A] de hulp ingeroepen van de Polen [G] en [H], die daarop omstreeks het tijdstip van het voor [A] fatale handgemeen in de woning verschenen. Op dat moment beschikte niet alleen [medeverdachte X] over een mes, maar ook verdachte. De rechtbank komt op grond van deze omstandigheden tot het oordeel dat de verschillende incidenten zodanig met elkaar en met de agressieve sfeer samenhangen dat zij niet los van elkaar kunnen worden gezien. Hieruit volgt dat meer dan twee personen bij de vechterij betrokken waren. Het verweer van de raadsman treft derhalve geen doel. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen –elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft– staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht –en als hier ingelast beschouwt– de inhoud van de tenlastelegging, zoals vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte. Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is strafbaar; ten aanzien van hem zijn geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandig-heden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte is zich tijdens een bezoek van hem en [medeverdachte X] aan [B] in het pand [adres 1] te Noordwijkerhout al gauw gaan bemoeien met hem onwelgevallig gedrag van een andere bewoner van dat pand, [E]. Deze werd voor zijn gedrag door verdachte direct afgestraft met een vuistslag in het gezicht en even later door [medeverdachte X] in de houdgreep genomen. Zowel verdachte als [medeverdachte X] was zwaar onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank. Naar aanleiding van het handgemeen dat tussen verdachte en [E] was uitgebroken en de grimmige, bedreigende sfeer die hierdoor was ontstaan, waaraan bijdroeg dat werd waargenomen dat [medeverdachte X] een mes bij zich had, is door Poolse bewoners van het pand de hulp van [G] en [H] ingeroepen. Nieuw geweld breekt uit: [G] wordt door verdachte met een mes bedreigd en [medeverdachte X] raakt in gevecht met [A]. In dit gevecht wordt [A] door [medeverdachte X] met een mes gestoken, waardoor hij, [A], ter plekke overlijdt. De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank rekent verdachte ernstig aan dat hij de aanstichter is geweest van de vechterij. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder wegens geweldsdelicten is veroordeeld en dat hij de onderhavige feiten in de proeftijd (vonnis rechtbank Haarlem van 22 augustus 2006) heeft gepleegd. De voorlopige hechtenis. Verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis ter zake van hetgeen hem bij dagvaarding onder 1 ten laste is gelegd. Aangezien de rechtbank verdachte van dat feit vrijspreekt, dient het bevel tot voorlopige hechtenis te worden opgeheven. De rechtbank zal evenwel de gevangenneming van verdachte bevelen ter zake van feit 2, welke beslissing afzonderlijk wordt geminuteerd. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen 57, 285, 300 en 306 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: feit 2: opzettelijk deelnemen aan een vechterij waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, terwijl de vechterij iemands dood ten gevolge heeft; feit 3: mishandeling; feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; verklaart het bewezene en verdachte strafbaar; veroordeelt verdachte voor deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden; bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in uitleveringsdetentie: 21 september 2007 in verzekering: 28 september 2007 in voorlopige hechtenis: 1 oktober 2007 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis; beveelt de gevangenneming van verdachte (afzonderlijk geminuteerd); verklaart niet bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. Hoek, voorzitter, mrs Van Engelen en Van der Putten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2008.