Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7001

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/500096-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 21-jarige Leerdammer veroordeeld in verband met openlijke geweldpleging in de nieuwjaarsnacht 2008 te Leerdam. De rechtbank acht onder meer bewezen dat verdachte direct betrokken was bij het geweld tegen het in de tenlastelegging vermelde onopvallende dienstvoertuig van de politie.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/500096-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 oktober 2008 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren in 1987, wonende te [adres en woonplaats] De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. Incident 1 hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning van [slachtoffer 1], gelegen aan de[straatnaam] (168), welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)n(en) naar die woning en/of door/tegen (een) ruit(en) van die woning; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning, gelegen aan de [straatnaam] (168), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door het gooien van (een) ste(e)n(en) naar die woning en/of door/tegen (een) ruit(en) van die woning; 2. Incident 1 hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten in de omgeving van de kruising van de Populierstraat en de Beukstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een brandweerauto en/of een politieauto (merk: Mercedes, type: Vito), welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)n(en) en/of het gooien en/of afschieten van (aangestoken) (zwaar) vuurwerk naar die auto('s); 3. Incident 1 hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]en/of [slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5 ], ambtena(a)r(en) van politie Zuid-Holland-Zuid, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een of meer van zijn mededaders althans alleen, - (een) ste(e)n(en) en/of glas en/of hout en/of andere voorwerpen in de richting van die [slachtoffer 2 ]en/of [slachtoffer 3 ] en/of [slachtoffer 4 ]en/of [slachtoffer 5 ] heeft gegooid en/of - (een) (aangestoken) (zware) vuurpijl(en) en/of (aangestoken) (zwaar) knalvuurwerk in de richting van die [slachtoffer 2 ]en/of [slachtoffer 3 ] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5 ] heeft afgeschoten en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam], althans in de omgeving van het kruispunt Populierstraat/Esdoornstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]] en/of [slachtoffer 3]]en/of [slachtoffer4 ]en/of [slachtoffer 5 ], ambtena(a)r(en) van de politie Zuid-Holland-Zuid, welk geweld bestond uit het - met een grote groep rennen in de richting van en/of achter die [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 5 ] en/of (daarbij) schreeuwen van beledigende en/of uitdagende woorden naar die [slachtoffer 2 ]en/of [slachtoffer 3 ] en/of [slachtoffer 4 ] en/of [slachtoffer 5 ] en/of - gooien van (een) ste(e)n(en) en/of glas en/of hout en/of andere voorwerpen in de richting van die [slachtoffer 2 ]en/of [slachtoffer 3 ] en/of [slachtoffer 4 ]en/of [slachtoffer 5 ] en/of - afschieten en/of gooien van (aangestoken) (zwaar) vuurwerk in de richting van die [slachtoffer 2 ]en/of [slachtoffer 3 ] en/of [slachtoffer 4 ]en/of [slachtoffer 5 ]; 4. Incident 1 hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de[straatnaam], althans in de omgeving van het kruispunt Populierstraat/Esdoornstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) dienstvoertuig(en) van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, welk geweld bestond uit het gooien van ste(e)n(en) en/of hout en/of glas en/of het gooien en/of afschieten van (aangestoken) (zwaar) vuurwerk en/of andere voorwerpen in de richting van die/dat dienstvoertuig(en); 5. Incident 1 hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Leerdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de[straatnaam], althans in de omgeving van het kruispunt Populierstraat/Esdoornstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een dienstvoertuig van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid (Toyota Corolla), welk geweld bestond uit het - inslaan van (een) ruit(en) van die auto met een stalen pijp en/of - lopen over die auto en/of - schoppen en/of trappen tegen (een) ruit(en) van die auto en/of - in brand steken van die auto; 6. Incident 1 hij op of omstreeks 1 januari 2008 te Leerdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een politiepet en/of een zaklamp heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die politiepet en/of zaklamp wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding voor zover het feit 4 betreft nietig moet worden verklaard. In feit 4 zoals ten laste is gelegd, is niet aangegeven tegen welke dienstvoertuig(en) van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid geweld zou zijn uitgeoefend, terwijl feiten 2 en 5 een nadere aanduiding van het dienstvoertuig bevatten waartegen geweld zou zijn uitgeoefend. Daardoor is mede in het licht van het dossier niet duidelijk op welke gedraging(en) het onder 4 ten laste gelegde feit betrekking heeft. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier in combinatie met de samenhang met de tegelijkertijd ten laste gelegde feiten 2 en 5 vermeld op de dagvaarding volgt dat het onder 4 ten laste gelegde feit geen betrekking heeft op de dienstvoertuigen die specifiek zijn aangeduid in de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten, te weten de dienstvoertuigen Mercedes Vito respectievelijk Toyota Corolla. Uit het dossier blijkt dat buiten deze dienstvoertuigen in elk geval bij de Nieuwsjaarsrellen in de Molukse wijk aanwezig waren een opvallend AE voertuig en een ander opvallend dienstvoertuig, welke beide voertuigen volgens opgave van politieambtenaren voorwerp van geweld zijn geweest. Daarmee is de tenlastelegging ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit voldoende duidelijk. De tenlastelegging is zodanig geformuleerd dat de verdachte genoegzaam is geïnformeerd over hetgeen hem wordt verweten en waartegen hij zich heeft te verdedigen. Daarmee voldoet de dagvaarding ook wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit aan het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer. Ook overigens is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde onder feit 3, subsidiair, feit 4, 5 en 6 bewezen achtend- gevorderd verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de door verdachte reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd 3.2 De verdediging De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd en heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten. De raadsman heeft betoogd dat er voor feit 1, 2 en 4 onvoldoende wettig bewijs is. Er is geen enkele verklaring die duidt op de aanwezigheid van verdachte bij de gewelddadigheden bij het huis van de [slachtoffer 1], laat staan voor enig gewelddadig handelen van verdachte aldaar. Evenmin is er bewijs waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte die avond stenen heeft gegooid naar een ME-bus of enig ander voertuig. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 3, primair en subsidiair en 5 heeft de raadsman betoogd dat uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden bekomen dat verdachte enige gewelddadige handelingen heeft verricht tegen de politieambtenaren en/of de Toyota Corolla dan wel een andere bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde openlijke geweldplegingen. Het enkele getalsmatig versterken van de groep is daartoe niet voldoende. Ten aanzien van het ten laste gelegde feit 6 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte zo kort de beschikking over de politiepet heeft gehad – hij is immers slechts met de politiepet in zijn hand het huis van [medeverdachte 1] binnengelopen – dat niet kan worden gezegd dat verdachte de feitelijke heerschappij over de pet heeft gehad, zodat hij op die grond ook van dat feit dient te worden vrijgesproken. 3.3 De vordering van de benadeelde partij De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen ter zake van vergoeding van materiële en immateriële schade. -[slachtoffer 1] EUR 674,- -Politie Zuid-Holland-Zuid EUR 9.667,21 -[slachtoffer 5 ] EUR 500,- De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], tot toewijzing van de vordering van de politie Zuid-Holland-Zuid tot een bedrag van EUR 9.424,45 (uitgesloten de schade aan de Mercedes Vito) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft tenslotte geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van [slachtoffer 5 ], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid voor de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, primair en subsidiair, 2, 3, primair en subsidiair en 4 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is op te maken dat verdachte tijdens de Nieuwjaarsrellen op 1 januari 2008 in de Molukse wijk in Leerdam, nadat hij rond middernacht bij zijn opa was geweest, op straat is geweest. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat hij op het Tamarindeplein naar een vuurwerkshow heeft gekeken en dat hij pas bemerkte dat er iets mis was toen hij een groep mensen zag wegtrekken richting de kerk. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de gewelddadigheden rond het huis van de [slachtoffer 1] en het daarop volgende geweld richting de politiemensen en een dienstvoertuig. Hoewel de rechtbank op grond van verklaringen van medeverdachten er van uit gaat dat verdachte, in tegenstelling tot hetgeen hij hier zelf over heeft verklaard, zich wel in de directe omgeving van de gewelddadigheden bevond, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank wettig bewijs waaruit blijkt dat verdachte een voldoende wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan de hiervoor genoemde feiten, ook al hoeft die bijdrage niet noodzakelijkerwijs te bestaan uit het zelf verrichten van geweldhandelingen. De verklaringen van enkele medeverdachten, inhoudende dat verdachte wel aanwezig was in de [straatnaam] toen de ramen van [slachtoffer 1] werden ingegooid en dat hij vooraan stond kunnen niet tot die conclusie leiden. Dit geldt evenmin voor de verklaring waarin een medeverdachte verklaart dat hij verdachte én [medeverdachte 2]vooraan zag staan toen de agent zijn pistool in de lucht richtte en dat hij één van hen hoorde zeggen “schiet dan, schiet dan”. Deze verklaring laat immers ruimte voor twijfel over de feitelijke bijdrage van verdachte aan het geweld richting de politieambtenaren. Uit de omstandigheid dat verdachte de relschoppende groep getalsmatig heeft versterkt door naar het gebeuren te kijken, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verdachte een voldoende wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van deze feiten. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 5. op 01 januari 2008 te Leerdam met anderen, op de [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een dienstvoertuig van de regiopolitie Zuid-Holland-Zuid (Toyota Corolla), welk geweld bestond uit het - inslaan van ruiten van die auto met een stalen pijp en - lopen over die auto en - trappen tegen een ruit van die auto en - in brand steken van die auto; 6. op 1 januari 2008 te Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander, een politiepet en/of een zaklamp heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die politiepet en zaklamp wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. Nadere bewijsoverweging De raadsman heeft gesteld dat verdachte van feit 5 moet worden vrijgesproken nu – zakelijk weergegeven –het procesdossier geen overtuigend bewijs bevat dat verdachte feitelijk gewelddadigheden heeft gepleegd tegen het onopvallende politievoertuig. De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. Over het incident in de nieuwjaarsnacht 2008 waarbij een onopvallend dienstvoertuig (Toyota Corolla) werd vernield en vervolgens in brand werd gestoken zijn veel verklaringen afgelegd. Eén van de verbalisanten verklaart daarover dat hij een groep personen naar het onopvallende dienstvoertuig zag lopen, dat deze personen de portieren openden en dat zij de auto aan het slopen waren. Ook zag hij vlammen aan de binnenzijde van auto. Eén van de medeverdachten zegt hierover dat de groep naar de auto toe rende, dat de portieren werden open gedaan en dat er spullen uit de auto werden gehaald. De medeverdachte beschrijft vervolgens dat er tegen de voorruit en de deuren werd getrapt, dat er een brandende fakkel in de auto werd gegooid en de auto verder werd gesloopt. Medeverdachten verklaren ook over de rol van verdachte bij het incident. Eén van de medeverdachten verklaart dat hij verdachte bij de auto heeft zien staan. Een ander verklaart dat hij verdachte naar het onopvallende dienstvoertuig heeft zien rennen, een deur openmaakte en dat hij hem heeft zien graaien naar de spullen op de achterbank. Een derde zegt dat hij verdachte hoorde roepen “dat wordt knallen gek” en “hij gaat zo ploffen”. Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verdachte een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het tegen het politievoertuig gepleegde geweld en dat in samenwerking met zijn mededaders. De rechtbank acht de verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting afgelegd, dat hij ‘in groepsverband’ bij de brand aanwezig was maar daar geen geweld heeft gepleegd, op grond van het vorenstaande niet aannemelijk. De rechtbank ziet, anders dan door de raadsman van verdachte betoogd, voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachten. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 6 omdat hij geen feitelijke heerschappij heeft gehad over de politiepet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. In het dossier wordt door vijf medeverdachten verklaard dat verdachte samen met zijn medeverdachte binnenkwam in het huis van [medeverdachte 1] en dat verdachte en zijn medeverdachte daarbij een politiepet en een zaklantaarn bij zich hadden waarmee ze de aanwezigen in het huis lieten schrikken door zich voor te doen als politie. Hieruit volgt reeds dat verdachte de feitelijke heerschappij over de goederen heeft gehad, hoe kort die periode ook geweest is. De rechtbank merkt hierbij ten overvloede op dat voor het voorhanden hebben in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht het hebben van feitelijke heerschappij over het goed geen vereiste is. Het al dan niet via een ander (kunnen) beschikken over het voorwerp is voldoende voor het voorhanden hebben in de zin van voornoemd artikel. Het gaat er om dat men zeggenschap over het voorwerp heeft. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: FEIT 5: HET OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN; FEIT 6: MEDEPLEGEN VAN OPZETHELING. 6. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. In de Nieuwjaarsnacht van 2008 hebben zich in de Molukse wijk van Leerdam ernstige rellen voorgedaan waarbij een gezin uit die wijk en de hen te hulp geschoten politieagenten slachtoffer zijn geworden van een reeks ernstige gewelddelicten, gepleegd door een grote groep personen. Bij deze gebeurtenissen zijn politievoertuigen, een brandweerauto én het huis van het gezin – waar één van de politieambtenaren naar binnen is gegaan – bekogeld met stenen en vuurwerk. Later trekt een grote groep, in dichte mist, onder luid gejoel en gebrul en vuurwerk afstekend in de richting van de politie op waarbij de meeste groepsleden hun gezicht bedekt hebben met mutsen, capuchons en sjaals. De politieambtenaren en dienstvoertuigen worden vervolgens door deze groep belaagd en bekogeld met hout, glas, stenen en zwaar vuurwerk. De dreiging die hier van uit is gegaan, is zo groot dat één van de politieagenten zich genoodzaakt ziet zijn dienstwapen te gebruiken en een aantal waarschuwingsschoten te lossen. Als de groep ook nadien op de politieambtenaren af blijft komen, zien de politieambtenaren geen andere oplossing dan te vluchten. Als sluitstuk van deze geweldgolf wordt een onopvallend politievoertuig vernield en vervolgens in brand gestoken, nadat daaruit wat eigendommen zijn weggehaald, waaronder een politiepet en zaklamp. Bij deze rellen is verdachte aanwezig geweest en ter zake van het geweld uitgeoefend tegen een onopvallend dienstvoertuig heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd door onder meer een autoportier te openen en naar spullen te graaien terwijl een andere verdachte met hem samenwerkte en weer anderen geweldshandelingen tegen de auto verrichten. Daarmee is verdachte – buiten de aanzienlijke schade die door het geweld is berokkend – onderdeel geworden van een gebeuren dat vooral bij de direct betrokkenen, maar ook in de samenleving als geheel gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. Ook de betrokkenheid van verdachte bij de op het geweld volgende gebeurtenissen moeten in dit licht worden bezien. Na afloop van een voor velen ingrijpende en bedreigende situatie hebben verdachte en zijn mededader met een politiepet en een zaklantaarn, die even daarvoor uit het onopvallende dienstvoertuig waren weggenomen, geprobeerd om een groep vrienden, die in de nasleep van de rellen in het huis van één van hen waren samengekomen, aan het schrikken te maken door zich voor te doen als politie. De rechtbank neemt verdachte zijn directe betrokkenheid bij het in die nacht gepleegde geweld en zijn handelwijze kort daaropvolgend bijzonder kwalijk. Verdachte heeft met deze handelwijze getoond geen respect te hebben voor de bezittingen van een ander, in het bijzonder een politiepet, een herkenbaar teken van het gezag, te weten de politie. Voorts heeft hij hiermee veronachtzaamd dat de politie, als hulpverlenende instantie, zijn werk in een ongestoorde omgeving moet kunnen uitvoeren. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat uitgangspunt moet zijn dat het opleggen van een forse straf passend en geboden is. De rechtbank heeft met de officier van justitie oog voor het feit dat de rol van verdachte bij het gepleegde geweld minder groot is geweest dan de rol van zijn mededaders en houdt hiermee bij het opleggen van de straf rekening. Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest in verband met openlijke geweldpleging en zal deze omstandigheid in strafverhogende zin laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat aan verdachte een forse taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden opgelegd. 7.2 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij Politie Zuid-Holland Zuid,te Dordrecht, is ontvankelijk in de vordering, nu aan verdachte een straf wordt opgelegd en aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit 5. De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. De rechtbank is voorts van oordeel dat het gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot een bedrag van EUR 8.951,- ter zake van materiële schadevergoeding, nu, geheel onderbouwd met bewijsstukken, voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij tot dit bedrag schade heeft geleden. Hetgeen de benadeelde partij Politie Zuid-Holland Zuid meer of anders heeft gevorderd, zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu dit deel van de vordering deels niet eenvoudig van aard is en deels ziet op schade waarvoor aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Met betrekking tot de gevorderde kleding is de rechtbank van oordeel dat de Politie Zuid-Holland-Zuid niet de direct benadeelde is. De benadeelde partij kan dit slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Aangezien verdachte het strafbare feit waarop de vordering betrekking heeft met anderen heeft gepleegd en zij derhalve hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, zal de rechtbank in het dictum ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij telkens opnemen dat gehele of gedeeltelijke betaling door een medeverdachte aan genoemde benadeelde partij de veroordeling van verdachte tot betaling aan die benadeelde partijen met eenzelfde bedrag doet verminderen. Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde onder feit 1, primair en subsidiair, 2, 3, primair en subsidiair en 4 en hem derhalve voor die feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd zijn de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5 ] niet-ontvankelijk in hun vorderingen, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum is vermeld. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 141, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. 9. De beslissing De rechtbank verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, primair en subsidiair, 2, 3, primair en subsidiair en 4 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: ? een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ÉÉN (1) MAAND; bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; ? een TAAKSTRAF voor de duur van HONDERD (100) UREN, bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door VIJFTIG (50) dagen hechtenis; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit¬voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht; bepaalt de maatstaf voor de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op 2 uren per dag; veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan Politie Zuid-Holland-Zuid, te Dordrecht, een bedrag van EUR 8.951,- met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; bepaalt dat de benadeelde partij Politie Zuid-Holland-Zuid niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van verdachte tot betaling aan de benadeelde partij met eenzelfde bedrag doet verminderen; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 8.951,- ten behoeve van Politie Zuid-Holland-Zuid; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 74 dagen; verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van Politie Zuid-Holland-Zuid komt te vervallen voor zover een mededader aan diens betalingsverplichting jegens of ten behoeve van Politie Zuid-Holland-Zuid zal hebben voldaan; bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. A. Hello, voorzitter, Mr. F.G.H. Kristen en mr. S.H. Gaertman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2008. mr. Kristen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen