Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7177

Datum uitspraak2008-04-10
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 07/3340
Statusgepubliceerd


Indicatie

geen samenvatting


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 07/3340 Uitspraakdatum: 10 april 2008 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiser, en de heffingsambtenaar van de gemeente, verweerder. Eiser wordt hierna aangeduid als belanghebbende. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 16 juni 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende in rekening gebrachte leges. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, alsmede de verweerder. 1. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. 2. Gronden 2.1. Belanghebbende heeft in november 2006 een verzoek ingediend voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet voor het bouwen van een loods op het perceel aan de [straat] te [woonplaats]. 2.2. Ter zake van het in behandeling nemen van voornoemd verzoek zijn aan belanghebbende op 31 december 2006 leges ten bedrage van € 3.440,09 in rekening gebracht. De leges zijn gebaseerd op de Legesverordening 2006 (Verordening), met de daarbij behorende Tarieventabel 2006 (Tarieventabel) van de gemeente [woonplaats]. 2.3. In geschil is de hoogte van de grondslag voor de bepaling van de bouwleges. Belanghebbende is van mening dat uitgegaan dient te worden van de werkelijke bouwkosten van de loods, ten bedrage van € 163.094,23, exclusief BTW. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bouwkosten, conform de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel en Bijlage 1, bepaald dienen te worden aan de hand van de oppervlakte van het bouwplan, vermenigvuldigd met een eenheidsprijs. Verweerder heeft de bouwkosten op deze basis berekend op € 229.376, exclusief BTW. 2.4. Niet in geschil is dat het bouwplan een oppervlakte van, afgerond, 1.024 m² omvat. Voorts is niet in geschil dat het een eenvoudige loods met beplating betreft. 2.5. In voornoemde Tarieventabel wordt in Hoofdstuk 5, Bouwvergunningen ca, onder het kopje ‘Bouwkosten’ in onderdeel 5.1 het volgende bepaald: ‘5.1. Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de eenheidsprijzen voor de bouwkostenberekening, exclusief BTW, zoals vastgesteld volgens bijlage 1 zijnde bouwkosten ten behoeve van de berekening voor de bouwleges-toets. De vermelde eenheidsprijzen gelden per eenheid van oppervlak, inhoud, lengte of plaats.’ 2.5.1. In bijlage 1 van de Tarieventabel is in onderdeel 5.39 een eenheidsprijs van € 224 per m² vastgesteld voor een eenvoudige loods, met beplating, met een oppervlakte van meer dan 500 m². 2.6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, binnen de grenzen van de wet, een autonome bevoegdheid heeft met betrekking tot de heffing van rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet. Die bevoegdheid strekt zich eveneens uit tot de in aanmerking te nemen heffingsmaatstaf. Het vaststellen van normatieve bouwkosten op een bedrag, dat hoger ligt dan de werkelijke kosten, noopt op zichzelf dan ook niet tot ingrijpen door de belastingrechter. 2.7. Verder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het bepalen van de bouwkosten op basis van normatieve kosten leidt tot een onredelijke belastingheffing nu bij het bepalen van die bouwkosten de lijst van het [overleg], als uitgangspunt heeft gediend en die lijst, naar heeft verweerder ter zitting heeft verklaard, is samengesteld op basis van actuele marktprijzen, die zijn gerealiseerd in de gemeenten die behoren tot het [overleg]. De omstandigheid dat de werkelijke bouwkosten in dit geval lager zijn dan de normatieve kosten, doet hier niet aan af. 2.8. Ook is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een willekeurige belastingheffing nu verweerder aan alle aanvragers van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Woningwet leges in rekening brengt op basis van deze normatieve kosten. 2.9. Nu het de rechtbank overigens niet is gebleken dat verweerder een onjuist tarief heeft toegepast, heeft verweerder op grond van de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel en bijlage 1 aan belanghebbende een juist bedrag aan leges in rekening gebracht. 2.10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard. 3. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2008 door mr. D. Hund, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.