Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7200

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709066/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg (hierna: het dagelijks bestuur) de stichting Beheerstichting Quo Vadis/Einde van de Wereld (hierna: Quo Vadis) onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven het vaartuig "Quo Vadis" voor 15 augustus 2005 te verhalen naar een ligplaats elders, inhoudende een ligplaats buiten het evenemententerrein van Sail 2005/de IJ-haven.


Uitspraak

200709066/1. Datum uitspraak: 8 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting Beheerstichting Quo Vadis/Einde van de Wereld, gevestigd te Amsterdam, appellante, tegen de uitspraak in zaak nr. AWB 06/1890 van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2007 in het geding tussen: de stichting Beheerstichting Quo Vadis/Einde van de Wereld en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg (hierna: het dagelijks bestuur) de stichting Beheerstichting Quo Vadis/Einde van de Wereld (hierna: Quo Vadis) onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven het vaartuig "Quo Vadis" voor 15 augustus 2005 te verhalen naar een ligplaats elders, inhoudende een ligplaats buiten het evenemententerrein van Sail 2005/de IJ-haven. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft het dagelijks bestuur het door Quo Vadis daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder wijziging van de locatie van het verhaal naar "een ligplaats aan de Sumatrakade". Bij uitspraak van 19 november 2007, verzonden op 20 november 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door Quo Vadis daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 februari 2006 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft Quo Vadis bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 januari 2008. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2008, waar Quo Vadis, vertegenwoordigd door [bestuursleden] van de stichting, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door C.R. de Waal en J.A. Stekelenburg, beiden ambtenaar in dienst van het stadsdeel Zeeburg, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 2.30 van de Verordening op de haven en het binnenwater (hierna: de verordening) is de kapitein of schipper dan wel de rechthebbende op een ander vaartuig of object te water verplicht dit naar elders te verhalen indien dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders in het belang van de ordening, openbare orde, veiligheid en milieu noodzakelijk is. 2.2. Quo Vadis is een stichting die tot doel heeft het in stand houden van het schip "Quo Vadis" als sociaal-culturele voorziening in Amsterdam. Zij exploiteert hiertoe zonder winstoogmerk een low budget horecagelegenheid in de IJ-haven aan de Javakade 61 te Amsterdam. Zij beschikt over een vergunning voor het innemen van deze ligplaats als bedrijfsvaartuig. Bij besluit van 1 juli 2005 heeft de burgemeester van Amsterdam aan de Stichting Sail Amsterdam vergunning verleend voor het organiseren van het evenement Sail 2005. Van 17 tot en met 22 augustus 2005 heeft dit evenement plaatsgevonden. De kade waar Quo Vadis ligplaats inneemt, was gedurende dit evenement in gebruik als ligplaats voor grote zeilschepen, zogeheten tall ships. Om plaats te maken voor deze schepen moesten alle aan de Javakade afgemeerde schepen tijdelijk vertrekken en is het schip "Quo Vadis" verplaatst naar de Sumatrakade. 2.3. Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 12 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat artikel 2.30 van de verordening van toepassing is, omdat voor een verantwoorde voortgang van de voorbereidingen op het evenement Sail 2005 de ligplaats benodigd was als ligplaats voor tall ships. Een andere locatie is, gelet op de diepgang van deze schepen, niet voorhanden in het evenementengebied. Voorts zou het ongestoord laten innemen van de eigen ligplaats door Quo Vadis tot een onveilige situatie leiden, dan wel onveilige situaties in de hand werken. Het ging daarbij niet alleen om de kans op ongevallen en calamiteiten. In de voorbereiding en bij de indeling van de haven speelden terreurdreiging, beveiliging en - mede in verband hiermee - de plaatsing van marineschepen en het bij elkaar plaatsen van andere boten uit bepaalde landen een rol, alsmede het feit dat bepaalde boten pas later gedurende het evenement werden verwacht. Voorts heeft het dagelijks bestuur overwogen dat nadeelcompensatie niet aan de orde is, nu op de tijdelijke ligplaats een omzet kan worden behaald die ruim boven de behaalde omzet in dezelfde periode van het jaar 2004 ligt en gelet op de doelstellingen van Quo Vadis. 2.4. Het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van 21 februari 2006 in stand zijn gelaten. Quo Vadis betoogt dat de rechtbank, voor zover is overwogen dat haar schip tijdens Sail 2000 ook is weggesleept, is voorbijgegaan aan het feit dat het schip toen nog de status "pleziervaartuig" had. De overweging van de rechtbank dat de onderhandelingen op niets uitliepen, is volgens Quo Vadis eveneens niet gebaseerd op een volledige voorstelling van de feiten. Volgens Quo Vadis heeft de rechtbank daarbij miskend dat de Quo Vadis in de voorbereiding van Sail als gevestigde horecagelegenheid kennelijk over het hoofd is gezien en dat over de verwijdering van het schip uit de IJ-haven niets te onderhandelen viel ondanks pogingen van Quo Vadis daartoe. Voorts heeft Quo Vadis betoogd dat de overweging van de rechtbank dat de Javakade de enige plek met voldoende diepgang voor de tall ships is en dat haar schip uit veiligheidsoverwegingen moest wijken, onjuist is. Er waren volgens Quo Vadis slechts acht tall ships in de IJ-haven die een diepgang nodig hadden van meer dan 4,5 meter, zodat de claim op de ligplaats van haar schip niet noodzakelijk was. Het schip "de Eendracht", dat tijdens Sail was ingedeeld op de ligplaats van Quo Vadis, had een diepgang van 5 meter en hoefde niet noodzakelijk op deze ligplaats te worden ingedeeld. Vervolgens heeft Quo Vadis betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat haar schip wanneer dat in de planning was opgenomen en tussen genodigde binnenvaartschepen of bij de andere horecaschepen was ingedeeld, langs de looproute had kunnen blijven liggen waar miljoenenpubliek wandelt. Een vergaande inbreuk op de rechten waarop zij op grond van haar vergunning had mogen vertrouwen, had moeten worden voorkomen. 2.5. Het betoog van Quo Vadis dat de rechtbank heeft miskend dat de Quo Vadis, die sinds 1998 ligplaats inneemt aan de Javakade, bij het evenement Sail 2000 is weggesleept, doch toen nog de status van "pleziervaartuig" had, slaagt niet. In verband met het evenement Sail 2005 dienden alle aan de Javakade afgemeerde schepen te vertrekken. Om de veiligheid te kunnen waarborgen was er volgens het dagelijks bestuur geen mogelijkheid om de Quo Vadis daar als enige te laten liggen. De rechtbank heeft dit standpunt van het dagelijks bestuur, dat gelet op de formulering van artikel 2.30 van de verordening een ruime beslissingsruimte bij de toepassing ervan toekomt, terecht deugdelijk gemotiveerd geacht. Bij de voorbereidingen van Sail 2005 heeft het dagelijks bestuur getracht Quo Vadis een nieuwe locatie aan te bieden waarop het de reguliere sociaal-culturele activiteiten kon blijven uitvoeren. Daarbij is onder meer onderzocht of de Quo Vadis kon worden verwijderd naar een locatie aan de Veemkade tussen twee andere horecaboten. Dit bleek echter niet mogelijk, omdat die ruimte reeds was gereserveerd voor schepen van het Varend Erfgoed. De omstandigheid dat de onderhandelingen op niets zijn uitgelopen, doet niet af aan de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om met bestuursdwang op te treden ten einde de Quo Vadis te verhalen naar een locatie buiten het evenemententerrein. Het betoog van Quo Vadis dat het schip "de Eendracht" met een diepgang van 5 meter niet noodzakelijk op de ligplaats van de Quo Vadis hoefde te worden ingedeeld, faalt eveneens. De Eendracht is een zogeheten tall ship, waarvoor het dagelijks bestuur het nodig kon achten dat de kade werd vrijgemaakt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat Quo Vadis verplicht was om haar schip naar elders te verhalen, nu het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dat in het belang van ordening, openbare orde en veiligheid noodzakelijk was. De conclusie is dat Quo Vadis handelde in strijd met artikel 2.30 van de verordening, zodat het dagelijks bestuur terzake handhavend kon optreden. 2.6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.7. Quo Vadis heeft betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat het feit dat zij zonder winstoogmerk haar doelstelling tracht te verwezenlijken, geen argument kan zijn om haar het recht te ontzeggen om zoveel mogelijk inkomsten te verwerven, zolang deze maar worden aangewend binnen de grenzen van de doelstelling van de stichting. De rechtbank had Quo Vadis als gevestigd exploitant moeten erkennen in haar bedrijfsvoering en het feit dat zij hiermee een buurtfunctie vervult, doet hier volgens Quo Vadis niets aan af. Quo Vadis heeft aangevoerd dat zij tijdens het evenement slechts een fractie van de inkomsten heeft kunnen verwerven van wat zij op haar eigen ligplaats had kunnen verwachten en stelt dat zij op zijn minst € 17.500 is misgelopen als gevolg van een onzorgvuldige aanpak van het stadsdeel in de voorbereidingen op Sail 2005. 2.8. Ook dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat verhaling van het schip naar de Sumatrakade niet heeft geleid tot nadelige gevolgen voor de brutowinst van Quo Vadis tijdens Sail in het jaar 2005 ten opzichte van dezelfde periode in het jaar 2004. De statutaire doelstelling van Quo Vadis in aanmerking genomen, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat het in bezwaar gehandhaafde besluit van 12 augustus 2005 niet zodanig onevenredige gevolgen voor de bedrijfsvoering van Quo Vadis heeft gehad dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten af te zien van vergoeding van de door Quo Vadis gestelde schade. 2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. 2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. De Leeuw-van Zanten voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2008 97.