Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF7313

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers106.007.349/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Postcodeloterij heeft geen inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van eisers en ook overigens heeft Postcodeloterij niet onrechtmatig jegens eisers gehandeld.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: 1. [X], 2. [Y], wonend te [woonplaats], APPELLANTEN, mr. F.B. Falkena, advocaat te Amsterdam, t e g e n de naamloze vennootschap NATIONALE POSTCODELOTERIJ N.V., gevestigd te Amsterdam, GEÏNTIMEERDE, mr. B.J.H. Crans, advocaat te Amsterdam. Appellanten worden hierna gezamenlijk [X] c.s. genoemd en ieder afzonderlijk [X], respectievelijk [Y]. Geïntimeerde wordt Postcodeloterij genoemd. 1. Het geding in hoger beroep 1.1 Bij dagvaarding van 17 september 2007 is [X] c.s. in hoger beroep gekomen van het vonnis van de ¬rechtbank te Amsterdam van 20 juni 2007, in deze zaak onder num¬mer zaaknummer/rolnummer 360206/HA ZA 07-77 gewezen tussen [X] c.s. als eisers en Postcodeloterij als gedaagde. 1.2 [X] c.s. heeft bij memorie vier grieven geformuleerd en toegelicht, bescheiden in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd als aldaar vermeld. 1.3 Daarop heeft Postcodeloterij bij memorie geantwoord, beschei¬den in het geding gebracht en geconcludeerd als aldaar vermeld. 1.4 De partijen hebben de zaak op 30 mei 2008 doen bepleiten, [X] c.s. door mr. M.M. Enneking, advocaat te ’s Hertogen¬bosch, Post¬code¬loterij door mr. R.M. Schutte, advocaat te ‘s Graven¬¬hage. Beide advocaten hebben gepleit aan de hand van pleit¬notities die aan het hof zijn overgelegd. 1.5 Ten slotte is arrest gevraagd. 2. Grieven Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de desbetreffende memorie. 3. Beoordeling 3.1 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil tussen partijen zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. 3.2 Kort gezegd gaat het om het volgende. 3.3 Postcodeloterij organiseert sinds 1989 een loterij, hierna: de loterij, waarbij de lotnummers bestaan uit een combinatie van vier cijfers en twee letters, hierna: (de) combinatie of lot genoemd. Deelnemers kunnen zelf kiezen met welke combinatie zij willen meedoen. De gekozen combinatie hoeft niet overeen te komen met een bestaande postcode. Aan de loterij doen ruim 2,3 miljoen mensen in Nederland mee, vrijwel allemaal met als combinatie de postcode die hoort bij hun adres. Postcodeloterij beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de Kansspelen. 3.4 Iedere maand vindt er een trekking plaats waarbij geldprijzen worden uitgereikt aan de deelnemers met een winnende combinatie. Daarnaast wordt – sinds 2007 twee maal per jaar, daarvoor vier maal per jaar - een zogenaamde ‘Kanjerprijs’ getrokken, hierna: de Kanjerprijs. Dit is een aanzienlijk geldbedrag. Deelnemers kunnen met meer dan één lot tegelijk deelnemen. De Kanjerprijs wordt verdeeld over alle in de desbetreffende maand meespelende winnende loten. Postcodeloterij maakt eerst de vier cijfers van het winnende lot bekend en pas vijf dagen later de bijbehorende letters. Voor zover deelnemers met hun eigen postcode als combinatie meedoen, is bij de eerste bekendmaking bekend of de Kanjerprijs in hun wijk is gevallen. Pas bij de bekendmaking van de bijbehorende letters wordt bekend in welke straat, of welk gedeelte van de straat, de prijs is gevallen. 3.5 Op 27 december 2005 heeft Postcodeloterij bekend gemaakt dat de Kanjerprijs was gevallen op de viercijfercombinatie [0000]. Op 1 januari 2006 werd bekend gemaakt dat de Kanjerprijs van totaal € 13,9 miljoen was gevallen op de combinatie [0000], overeenkomend met de postcode van (het deel van) de [straat] te [WOONPLAATS] waar [X] c.s. woont. Aan de deelnemers met een winnend lot werden bedragen variërend van € 740.000 tot verscheidene miljoenen uitgekeerd. De overige deel¬nemers met de viercijfercombinatie [0000] kregen ieder een troostprijs van € 5.591,69 per lot. 3.6 [X] c.s. heeft – naar eigen zeggen: bewust – niet meegedaan aan de loterij en dus ook niet aan de trekking van december 2005/januari 2006. Desondanks is [X] c.s. geconfronteerd met de gevolgen van het feit dat de Kanjerprijs op de combinatie is gevallen die overeenkomt met haar postcode. Zij stelt kort gezegd dat zij aldus ongewenst en ongevraagd betrokken is geraakt bij een loterij waar zij part noch deel van wenste uit te maken en waardoor haar leven in negatieve zin is beïnvloed (pleitnota, p. 2, onder 2). Zij vordert op grond daarvan vergoeding van geleden immateriële schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. 3.7 De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep de vordering van [X] c.s. afgewezen. 3.8 [X] c.s. baseert haar vordering op onrechtmatig handelen van Postcodeloterij. Dit onrechtmatige handelen bestaat uit het organiseren van een loterij waar ook niet-deelnemers bij worden betrokken, ook als zij dat zelf niet willen. Door mensen te stimuleren met een combinatie mee te doen die overeenkomt met hun postcode, creëert Postcodeloterij, aldus [X] c.s., bewust een situatie waarin niet-deelnemers direct in de buurt wonen van winnende deelnemers en zich dus niet of nauwelijks kunnen ontrekken aan de door Postcodeloterij georganiseerde uitreiking van de prijzen. De vraag is of dit een onrechtmatige inbreuk oplevert op het recht op eerbiediging van het privéleven van een niet-deelnemer als [X] c.s., of de door derden veroorzaakte overlast toerekenbaar is aan Postcodeloterij en tot slot of alle omstandigheden tezamen en in onderling verband beschouwd tot aansprakelijkheid van Postcodeloterij leiden. 3.9 Het hof ziet aanleiding de grieven 1 en 2 gezamenlijk te bespreken. 3.10 Met grief 1 komt [X] c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat het recht van [X] c.s. om alleen en met rust gelaten te worden haar niet is ontnomen door het op zichzelf kortstondige spektakel rondom de trekking van de Kanjerprijs omdat zij op eenvoudige wijze zich aan dit tijdelijke spektakel had kunnen onttrekken door er op dat moment bijvoorbeeld voor te kiezen om elders te vertoeven dan in haar woning. Ter toelichting op deze grief heeft [X] c.s. erop gewezen dat de uitreiking van de Kanjerprijs gepaard ging met een spektakel dat een week heeft geduurd. Zij werd in deze periode door Postcodeloterij tot verliezer gemaakt, hoewel zij (bewust) niet aan de loterij had deelgenomen. Niet meedoen blijkt echter geen optie, aangezien iedereen die in Nederland woont een postcode heeft en het niet mogelijk is daarvan afstand te doen. Anders dan andere loterijen weet je bij de loterij achteraf wat je gewonnen zou kunnen hebben, indien je wel zou hebben meegedaan. De door Postcodeloterij gekozen werkwijze leidt onvermijdelijk tot intense gevoelens van spijt, afgunst, ergernis, woede en verdriet. [X] c.s. verwijst in dit verband naar het resultaat van wetenschap¬pelijk onderzoek verricht aan de Universiteit van Tilburg (M. Zeelenberg en R. Pieters, “Consequences of regret aversion in real life: The case of the Dutch postcode lottery”, inleidende dagvaarding, productie 2, 11 e.v.). [X] c.s. beschouwt de werkwijze van Postcodeloterij als een vorm van emotionele chantage omdat de enige mogelijkheid om genoemde gevolgen te ontlopen het wel meedoen aan de loterij is. [X] c.s. erkent dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat er zich in het maatschappelijk verkeer gebeurtenissen voordoen die door sommige personen als onplezierig en ongewenst worden ervaren en dat deze enkele omstandigheid niet maakt dat de veroorzaker van een dergelijke gebeurtenis aansprakelijk is voor de daardoor veroorzaakte nadelige gevolgen. In het onderhavige geval gaat het echter om een werkwijze, zoals hierboven omschreven, waarvan de gevolgen veel verdergaan dan wat in redelijkheid van mensen verwacht mag worden dat zij nog accepteren, zo begrijpt het hof de toelichting van [X] c.s. 3.11 Met grief 2 bestrijdt [X] c.s. het oordeel van de rechtbank dat voor zover al sprake zou zijn van een inbreuk op de privacy van [X] c.s. doordat bij haar een gevoel van spijt is opgewekt, een dergelijke inbreuk geen dusdanige ernstige aantasting van hun privacy vormt, dat dit onrecht¬matig is omdat niet iedere inbreuk op de persoonlijke levens¬sfeer onrechtmatig is. Ter toelichting heeft [X] c.s. aangevoerd dat iedere inbreuk op de privacy onrechtmatig is. Gradaties in de schending van de privacy bestaan niet. Het was aan Postcodeloterij een rechtvaardigingsgrond te stellen en zo nodig te bewijzen. Een rechtvaardigingsgrond is echter niet door Postcodeloterij gesteld en overigens ook niet gebleken. De inbreuk op de privacy van [X] c.s. bestaat niet alleen uit gevoelens van spijt, maar ook uit het door Postcodeloterij doorbreken van het “sociale weefsel van het globaal tot dezelfde sociaal-economische klasse behoren” (memorie van grieven, nr. 30). Dit laatste heeft bij [X] c.s. tot diepgewortelde frustraties geleid. Zij beroept zich daarbij onder andere op wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat statusverlies tot gezondheidsschade kan leiden. Het plotseling in rang of aanzien dalen is één van de grootste risicofactoren voor onder meer een hartinfarct door chronische stress. [X] c.s. stelt dat het vallen van de Kanjerprijs in haar straat tot statusverlies heeft geleid voor de verliezers (waartoe zij – zo begrijpt het hof – zich rekent) en “zeer waarschijnlijk” (memorie van grieven , nr. 32) dus ook tot gezondheidsschade, bij [X] blijkend uit stress en bij haar echtgenoot [Y] blijkend uit arbeidsongeschiktheid. 3.12 Vooropgesteld moet worden dat een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer moet worden aanvaard, dat naar zijn inhoud mede wordt bepaald door artikel 8 EVRM, waarvan moet worden aangenomen dat het ook werking heeft tussen burgers onderling. Een inbreuk op dit recht levert in begin¬sel, dat wil zeggen behoudens een rechtvaardigingsgrond, een onrechtmatige daad op in de zin van artikel 6:162 BW. De vraag die naar aanleiding van de grieven 1 en 2 moet worden beantwoord is of de gedragingen van Postcodeloterij zoals door [X] c.s. gesteld in strijd zijn met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [X] c.s. 3.13 Het eerste verwijt dat [X] c.s. Postcodeloterij maakt is dat zij tot verliezer is gemaakt. Feit is dat [X] c.s. naar eigen zeggen bewust niet heeft deelgenomen aan de loterij. Wie niet deelneemt kan geen winnaar worden, maar ook geen verliezer. [X] c.s. heeft niet verloren, zij heeft een kans gemist. Zij heeft deze kans gemist doordat zij (bewust) niet meedeed. Het missen van deze kans kan Postcodeloterij niet verweten worden. Zij is niet door Postcodeloterij ‘tot verliezer gemaakt’. 3.14 Tussen partijen staat onbetwist vast dat Postcodeloterij de uitreiking van de Kanjerprijs met enig spektakel gepaard heeft doen gaan. Aan dit spektakel heeft [X] c.s. zich moeilijk kunnen onttrekken. Zoals zij ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft aangegeven kon zij haar kinderen niet verbieden naar de door Postcodeloterij ter gelegenheid van de uitreiking van de Kanjerprijs georgani¬seerde activiteiten te gaan en aldus was zij praktisch verplicht daar ook bij aanwezig te zijn. Verder werd de uitreiking van de Kanjerprijs gedurende de vijf dagen daarvoor (het geheel heeft geduurd van 27 december 2005 tot en met 1 januari 2006 en dus niet een hele week, zoals [X] c.s. stelt) door Postcodeloterij min of meer luidruchtig aangekondigd. Beide elementen van wat [X] c.s. ‘een spektakel’ noemt, hebben mogelijk wel enig overlast bij haar veroorzaakt maar zijn naar het oordeel van het hof geen inbreuk geweest op haar recht tot eerbiediging van haar privésfeer en ook overigens niet onrechtmatig. Hiervoor is van belang dat enerzijds de door [X] c.s. genoemde activiteiten van Postcodeloterij zich buiten het huis van [X] c.s. afspeelden en dat zij, als zij dit per se had gewild, zich aan alle door Postcodeloterij georganiseerde activiteiten had kunnen onttrekken op de door de rechtbank aangegeven wijze en dat anderzijds Postcodeloterij de gelegenheid moet hebben de uitreiking van de Kanjerprijs met enige publiekelijk georganiseerde en bekendgemaakte activi¬teiten plaats te laten vinden. Hierbij merkt het hof op dat Postcodeloterij beschikte over een vergunning van de gemeente [WOONPLAATS] om de genoemde activiteiten te organiseren. 3.15 [X] c.s. verwijt Postcodeloterij dat zij gebruik maakt van een systeem waarbij niet-deelnemers zoals [X] c.s. achteraf te weten komen welke prijs zij hebben misgelopen. Dit roept bij de niet-deelnemers gevoelens van spijt, afgunst, ergernis, woede en verdriet op. Dit is volgens [X] c.s. een vorm van ‘emotionele chantage’. De door [X] c.s. genoemde emoties zijn voorstelbaar, zoals spijt niet te hebben meegedaan en afgunst ten aanzien van die buren die wel hebben meegedaan en een prijs hebben gewonnen. Hoe voorstelbaar ook, het levert naar het oordeel van het hof geen (al dan niet emotionele) chantage op. Het van tevoren inspelen op eventuele toekomstige gevoelens van spijt is niet als zodanig onrechtmatig of een inmenging in het privéleven van potentiële deelnemers. [X] c.s. heeft bewust niet deelgenomen waaruit blijkt dat zij tegen de door haar gestelde chantage bestand blijkt te zijn geweest. Ook het door [X] c.s. genoemde argument dat het niet mogelijk is van je postcode afstand te doen, levert geen inmenging in de privésfeer van niet-deelnemers op. Het gebruikmaken van een combinatie van vier cijfers en twee letters overeenkomend met iemands postcode als lotnummer in een loterij creëert ontegenzeggelijk de mogelijkheid dat een niet-deelnemer zich realiseert dat als hij met een combinatie had meegedaan overeenkomend met zijn postcode hij ook een (aanzienlijke) prijs had kunnen winnen. Dit kan echter niet als inbreuk op de privacy van de niet-deelnemer worden beschouwd. De postcode die hoort bij iemands adres maakt naar het oordeel van het hof geen deel uit van iemands privéleven in de zin van artikel 8 EVRM. 3.16 [X] c.s. stelt voorts dat zij sinds de uitreiking van de Kanjerprijs wordt lastiggevallen door Postcodeloterij, buurtgenoten die haar als een ‘slechte verliezer’ beschouwen, leveranciers van (luxe)producten, (verzenders van) bedelbrie¬ven en financiële instellingen. Van enige concreet lastig vallen van [X] c.s. door Postcodeloterij is in deze procedure niet gebleken. Vast staat dat een medewerker van Postcodeloterij, op een briefje kijkend waar blijkbaar de huisnummers van de winnende deelnemers op stonden, juist aan het huis van [X] c.s. is voorbijgelopen. Of buurtgenoten [X] c.s. als een ‘slecht verliezer’ beschouwen is evenmin komen vast te staan. Wel is een feit dat [X] zich kort na het uitreiken van de Kanjerprijs tegenover twee journalisten van het Brabants Dagblad negatief (“klote loterij”) heeft uitgelaten over de loterij. Het ontvangen van bedelbrieven en aanbiedingen voor (luxe)producten en financiële producten mag voor [X] c.s. onaangenaam zijn omdat het evenzovele herinneringen zijn aan het feit dat zij niet deelnam en dus geen prijs heeft gewonnen, het kan echter niet worden gezien als een inbreuk op haar privéleven en is ook overigens niet onrechtmatig. 3.17 De stelling van [X] c.s. dat Postcodeloterij met het uitreiken van de Kanjerprijs het “sociale weefsel van het globaal tot dezelfde sociaal-economische klasse behoren” heeft doorbroken, wordt door [X] c.s. onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat de sociale structuur van de [straat] te [WOONPLAATS] ontwricht is doordat sommige bewoners wel een aanzienlijke geldprijs hebben gewonnen en andere niet. 3.18 Verder heeft [X] c.s. zich op het standpunt gesteld dat het uitreiken van de Kanjerprijs aan de winnaars tot statusverlies heeft geleid bij de niet-winnaars, volgens wetenschappelijke literatuur een risicofactor voor lichame¬lijke en geestelijke klachten. Zonder nadere toelich¬ting, die ontbreekt, moet deze stelling als onvoldoende geadstrueerd worden verworpen. Dat er een oorzakelijk verband bestaat tus¬sen de uitreiking van de Kanjerprijs aan enkele straatgeno¬ten van [X] c.s. en de door [X] c.s. gestelde lichamelijke en/of geestelijke klachten van haar en haar echt¬ge¬noot, is, gezien de gemotiveerde betwisting door Postcode¬lote¬rij, onvol¬doen¬de onderbouwd. Het had op de weg van [X] c.s. gelegen de gestelde klachten nader te adstrueren. De enkele verwij¬zing naar het onderzoek van de Britse epidemio¬loog dr. M. Marmot is in dit verband onvoldoende. 3.19 De conclusie is dat de gedragingen van Postcodeloterij niet in strijd zijn met het recht van [X] c.s. op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De grieven 1 en 2 falen. 3.20 Met grief 3 klaagt [X] c.s. over het oordeel van de rechtbank dat de overlast, bestaande uit het commentaar van de winnaars, mailings van derden, het bestedingspatroon van de deelnemers aan de loterij en het overige gedrag van dorpsgenoten, bezwaarlijk aan Postcodeloterij kan worden toegerekend. [X] c.s. acht Postcodeloterij aansprakelijk voor door haar ondervonden overlast als gevolg van het vallen van de Kanjerprijs op een combinatie die overeenkomt met haar postcode en de landelijke bekendheid die daaraan door Postcodeloterij zelf is gegeven door middel van (publicaties in) landelijke dagbladen en de nationale televisie. Nu Postcodeloterij dit veroorzaakt heeft, is het ook toerekenbaar, aldus [X] c.s. Zij beroept zich onder andere op HR 9 juli 2004, NJ 2005, 391 (Oudejaarsrellen Groningen). De door [X] c.s. ondervonden overlast wordt niet veroorzaakt doordat Z een kleine gemeenschap vormt, al was het maar omdat een aanzienlijk deel van de ondervonden overlast niet van inwoners van [WOONPLAATS] afkomstig is, aldus [X] c.s. 3.21 De vraag die in dit verband eerst moet worden beantwoord is of Postcodeloterij aansprakelijk kan worden gehouden voor het gedrag van derden. Dat kan alleen indien de desbetreffende derden zelf onrechtmatig jegens [X] c.s. hebben gehandeld. Immers indien de door [X] c.s. gestelde handelingen van derden niet onrechtmatig zijn jegens haar, kunnen deze gedragingen ook niet aan Postcodeloterij als onrechtmatig worden toegerekend. Het hof beantwoordt de gestelde vraag negatief. De door [X] c.s. in dit verband genoemde gedragingen van derden betreft commentaar van winnaars, mailings van derden en het gedrag van dorpsgenoten. Dit zijn geen gedragingen die, hoe onaangenaam deze mogelijk voor [X] c.s. zijn geweest, tot civielrechtelijke aansprakelijk¬heid van deze derden leiden. Het commentaar van de winnaars was mogelijk niet altijd even fijngevoelig en kan op [X] c.s. als onaangenaam zijn overgekomen, het blijft echter binnen de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen grenzen van wat betamelijk is jegens anderen. De door [X] c.s. ontvangen mailings waren niet van andere reclamefolders te onderscheiden pogingen van producenten om hun waar te slijten. In beginsel, bijzondere omstandigheden daargelaten die hier gesteld noch gebleken zijn, zijn dergelijke mailings – zoals reeds hierboven overwogen - niet onrechtmatig, ook niet nu [X] c.s. door deze mailings herinnerd werd aan het voor haar pijnlijke feit dat zij geen prijs in de loterij had gewonnen en een deel van haar buren wel. Hetzelfde geldt voor het bestedingspatroon van (het hof begrijpt: winnende) deelnemers aan de loterij. Het door buren van [X] c.s. (met het gewonnen geld) kopen van campers, auto’s en dergelijke kan niet als onrechtmatig jegens [X] c.s. worden beschouwd. Ook door het geven van landelijke bekendheid aan de winnende combinatie door middel van publicaties in landelijke dagbladen en de nationale televisie heeft Postcodeloterij jegens [X] c.s. geen zorgvuldigheidsnorm overschreden. Grief 3 faalt derhalve. 3.22 Met grief 4 bestrijdt [X] c.s. het eindoordeel van de rechtbank dat de vordering van [X] c.s. dient te worden afgewezen. [X] c.s. beoogt, gezien haar toelichting, met deze grief een integrale beoordeling te krijgen van de door haar aangevoerde argumenten voor aansprakelijkheid van Postcodeloterij in onderling verband beschouwd. De klacht van [X] c.s. is dat de rechtbank (ten onrechte) de door [X] c.s. geformuleerde argumenten elk afzonderlijk heeft beoordeeld. 3.23 Aan [X] c.s. kan worden toegegeven dat het voor de beoordeling van de door haar gestelde schade van belang is het geheel van gedragingen van Postcodeloterij naar aanleiding van het toeval dat de Kanjerprijs van 1 januari 2006 op een combinatie is gevallen die overeenkomt met haar postcode, in onderling verband te beoordelen. Voor zover [X] c.s. stelt dat ook de gedragingen van derden in dit verband van belang zijn, moet die stelling worden verworpen aangezien, zoals naar aanleiding van grief 3 is overwogen, de gedragingen van derden zoals door [X] c.s. gesteld op zich niet onrechtmatig zijn en deze dus reeds om die reden niet aan Postcodeloterij kunnen worden toegerekend. 3.24 Tezamen en in onderling verband beschouwd leveren de gedragingen van Postcodeloterij voor [X] c.s. onmiskenbaar enige hinder op, hinder waar [X] c.s. zich niet eenvoudig aan kan onttrekken. Zo is de confrontatie met de publicaties van Postcodeloterij in de landelijke media moeilijk te vermijden. Hetzelfde geldt voor de festiviteiten die Postcode¬loterij heeft georganiseerd ter gelegenheid van de prijsuit¬rei¬king op 1 januari 2006, daarbij in achtgenomen hetgeen [X] c.s. ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft gesteld, dat zij kinderen heeft die zij moeilijk kan verbieden aan de door Postcodeloterij georganiseerde activiteiten deel te nemen. Dat met deze publicaties en feestelijke activiteiten [X] c.s. herinnerd wordt aan het feit dat zij niet heeft deelgenomen aan de loterij en dus geen prijs heeft gewonnen, is onvermijdelijk. Echter, ook tezamen en in onderling verband beschouwd leveren de gedragingen van Postcodeloterij in het kader van de uitreiking van de Kanjerprijs aan de winnende deelnemers op 1 januari 2006 geen onrechtmatige daad jegens [X] c.s. op en kwalificeren zij ook niet als een inbreuk op het recht van [X] c.s. tot eerbiediging van haar privéleven. Niet-deelnemers aan een loterij, en dat geldt ook voor de Kanjerprijs van Postcodeloterij, hebben te accepteren dat zij geconfronteerd kunnen worden met de (effecten van de) publiciteit naar aanleiding van het winnen van een aanzienlijke geldprijs door anderen. De door [X] c.s. gestelde omstandigheden maken dat niet anders. Ook na afweging van alle door [X] c.s. gestelde omstandigheden tezamen wordt naar het oordeel van het hof door Postcodeloterij jegens [X] c.s. niet de grens overschreden van wat nog als maatschappelijk aanvaardbaar gedrag kan worden gekwalificeerd. Ook grief 4 faalt daarom. 4. Slotsom en kosten De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden bekrachtigd. [X] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van Postcodeloterij worden veroordeeld. 5. Beslissing Het hof: bekrachtigt het vonnis waarvan beroep; verwijst [X] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van Postcodeloterij gerezen, op € 300,- voor verschotten en € 2.682,- voor salaris van de advocaat; verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs A.D.R.M. Boumans, R.J.Q. Klomp en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2008.