
Jurisprudentie
BF7611
Datum uitspraak2008-10-10
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers194590 KG ZA 08-511
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-10-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers194590 KG ZA 08-511
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
"Overeenkomst tot mediation staat conservatoire beslaglegging niet in de weg."
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 194590 / KG ZA 08-511
Vonnis in kort geding van 10 oktober 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom,
eiser,
advocaat mr. P.P.J. van der Rijt,
tegen
1. de ontbonden vennootschap onder firma
MAYER & BAARTMANS FINANCIËLE DIENSTVERLENING V.O.F.,
laatstelijk gevestigd en kantoorhoudende te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom,
2. [gedaagde],
wonende te Mijnsheerenland, gemeente Binnenmaas,
gedaagden,
advocaat mr. M.P.K. Grootenboer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 september 2008 met producties, genummerd 1 tot en met 6,
- de bij fax van 2 oktober 2008 ingediende eis in reconventie,
- de bij fax van 3 oktober 2008 door [eiser] in het geding gebrachte productie,
-de bij brief van 3 oktober 2008 door [gedaagde] c.s. in het geding gebrachte producties, genummerd 1 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling op 6 oktober 2008,
- de pleitnota van [eiser],
- de pleitnota van [gedaagde] c.s.
1.2. De voorzieningenrechter heeft ter zitting beslist dat de eis in reconventie gelet op de eisen van een goede procesorde niet wordt toegelaten, omdat deze pas drie dagen voor de zitting is ingediend in de vorm van enkel een petitum, zonder enige onderbouwing.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, bij wege van voorlopige voorziening [gedaagde] c.s. te veroordelen om binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis de beslagen als vermeld in het verlof d.d. 25 september 2008 (kenmerk 194381 / 08-983) van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op te heffen onder verbeurte van een dwangsom van eur 10.000,-- per dag dat [gedaagde] c.s. daarmede in verzuim zullen blijven en [gedaagde] c.s. te gelasten en gebieden om de nog niet gelegde beslagen vermeld in het verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 25 september 2008 (kenmerk 194381 / 08-983) niet te effecturen onder verbeurte van een dwangsom ad eur 10.000,-- per beslag dat alsnog gelegd zal worden en per dag dat dit beslag gehandhaafd wordt en [gedaagde] c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen salaris advocaat.
2.2. [gedaagde] c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Eiser en gedaagde sub 2 zijn de voormalige vennoten van de op 13 juni 2008 ontbonden vennootschap onder firma [gedaagde] & [eiser] Financiële Dienstverlening V.O.F (gedaagde sub 1).
- In de vennootschapsovereenkomst is onder meer bepaald:
“Artikel 17: Geschillenregeling
Lid 1: Alle geschillen die tussen de vennoten mochten ontstaan naar aanleiding van of in verband met de uitvoering van deze overeenkomst of van andere overeenkomsten, zullen vennoten trachten in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation (…).
Lid 2: Indien het onmogelijk gebleken is een geschil als hiervoor bedoeld op te lossen met behulp van mediation, zullen alle geschillen die tussen de vennoten mochten ontstaan naar aanleiding van of in verband met de uitvoering van deze overeenkomst of andere overeenkomsten door een onafhankelijke arbiter worden beslecht overeenkomstig het Arbitragereglement van de Kamer van Koophandel in welk gebied de onderneming is gevestigd.”
- Partijen zijn verdeeld over de concept jaarstukken 2007 en de liquidatiebalans per 13 juni 2008.
- Nadat hen daartoe bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 25 september 2008 verlof is verleend, hebben [gedaagde] c.s. – volgens [eiser] op 29 september 2008 – ten laste van [eiser] conservatoir beslag doen leggen op enige goederen van [eiser]. In het daartoe strekkende verzoekschrift hebben [gedaagde] c.s., kort weergegeven, gesteld dat [eiser] op grond van de concept jaarrekening 2007 gehouden is een bedrag aan de vennootschap te voldoen.
3.2. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
3.3. [eiser] stelt: Partijen zijn overeengekomen dat geschillen beslecht dienen te worden middels mediation en, indien partijen geen overeenstemming weten te bereiken gedurende het traject van mediation, middels arbitrage. De voorzieningenrechter heeft aan het verlenen van verlof voor het leggen van beslag de voorwaarde verbonden dat binnen veertien dagen na de beslaglegging een eis in de hoofdzaak wordt ingesteld, maar dit is gedurende het mediationtraject niet mogelijk. Nu vast staat dat geen eis in de hoofdzaak kan worden ingesteld, althans dat het instellen van de eis in de hoofdzaak niet is gelukt, dienen de door [gedaagde] c.s. gelegde beslagen reeds om die reden te worden opgeheven.
3.4. Tussen partijen is in geschil of het mogelijk is conservatoir beslag te leggen gedurende het mediationtraject. De tekst van de vennootschapsovereenkomst bevat geen woordelijk verbod tot het treffen van bewarende maatregelen. De voorzieningenrechter stelt echter voorop dat het bij de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen – behalve op de taalkundige uitleg van de bewoordingen – ook aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over een weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voorts zijn bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de betreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben.
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een uitleg naar veronderstelde partijbedoeling, en redelijkheid en billijkheid, mee dat het treffen van bewarende maatregelen gedurende het mediationtraject mogelijk is. Indien een partij immers niet de mogelijkheid heeft tot het treffen van zekerheid gedurende een overleg met de wederpartij, loopt hij daarmee het risico dat wanneer het overleg niet slaagt een conservatoire maatregel te laat is. Partijen zullen dit als regel niet beogen. De overeenkomst staat dus wél toe dat beslag wordt gelegd en dat arbitrage als bodemprocedure aanhangig wordt gemaakt.
3.6. Ter zitting is het van toepassing zijnde arbitragereglement besproken en aan de voorzieningenrechter getoond. Uit dit reglement blijkt dat de arbitrageprocedure aanhangig wordt door het indienen van een arbitrageaanvraag bij het secretariaat van de Kamer van Koophandel. De termijn voor het instellen van de eis in hoofdzaak was in de eigen stellingname van [eiser] nog niet verstreken, zodat [gedaagde] c.s. nog de mogelijkheid hebben deze aanvraag in te dienen, waarbij zij aan de Kamer van Koophandel kunnen verzoeken de aanvraag in afwachting van het mediationtraject nog geen verder inhoudelijk gevolg te geven.
3.7. Ter zitting heeft [eiser] voorts aangevoerd dat het beslag opgeheven dient te worden, omdat de door [gedaagde] c.s. gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. [gedaagde] c.s. hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Bij dagvaarding heeft [eiser] zijn stellingname in zijn geheel niet onderbouwd. Op voorhand kan niet uitgesloten worden dat [gedaagde] c.s. enig bedrag van [eiser] te vorderen hebben. Dit dient te worden vastgesteld aan de hand van de definitieve jaarrekening over 2007 en de liquidatiebalans per 13 juni 2008. In zoverre is ook niet
summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering gebleken. [gedaagde] c.s. hebben hun belang bij zekerheidsstelling voldoende aannemelijk gemaakt en [eiser] wordt voorshands geoordeeld niet onevenredig in zijn belangen te zijn getroffen door het gelegde beslag. Deze stelling van [eiser] kan derhalve niet leiden tot opheffing van het beslag.
3.8. Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat een aantal van de gewenste beslagen niet kunnen worden geëffectueerd, omdat hij niet in het bezit is van een auto, merk Volvo type 960 GL, of een graasmaaier van het merk John Deere, heeft te gelden dat [eiser] geen belang heeft bij het vorderen van opheffing van deze beslagen, die immers geen doel treffen.
3.9. [eiser] heeft aangevoerd dat het beslag op de onroerende zaken niet geëffectueerd kan worden, omdat gepoogd is het beslag te leggen op de volledige (eigendom van) de onroerende zaak, althans het verlof conform het verzoek daartoe strekt, hetgeen niet mogelijk is nu [eiser] slechts eigenaar is voor de onverdeelde helft in de gemeenschappelijke eigendom van de onroerende zaken met zijn echtgenote.
Het is de voorzieningenrechter op basis van deze stelling niet duidelijk of en hoe beslag is gelegd op de onroerende zaken. De beslagstukken zijn niet overgelegd, zodat één en ander ook niet geverifieerd kan worden. Hierdoor kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of wellicht een gedeeltelijke opheffing van het beslag noodzakelijk is, zodat deze stelling van [eiser] evenmin kan leiden tot opheffing van het beslag.
3.10. Resteert het gevorderde verbod voor [gedaagde] c.s. om de nog niet gelegde beslagen vermeld in het verlof van de voorzieningenrechter van 25 september 2008 te effectueren. Vooropgesteld zij dat het een partij in beginsel vrijstaat om van de door de wet geboden middelen tot bewaring van zijn recht gebruik te maken. Volgens vaste jurisprudentie is een verbod slechts in uitzonderlijke gevallen op zijn plaats. Dat er sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden, heeft [eiser] niet onderbouwd en is ook niet aannemelijk geworden.
3.11. De vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen.
3.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- vast recht eur 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal eur 1.070,00
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op eur 1.070,00,
4.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Theuws op 10 oktober 2008.?