Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8878

Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-10-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/997123-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft als medewerker bij de Belastingdienst zijn geheimhoudingsplicht geschonden door documenten met gevoelige informatie aan derden te verstrekken. In totaal gaat het om bijna 200 documenten. Valsheid in geschrifte niet bewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 09/997123-08 Datum uitspraak: 13 oktober 2008 Promis VONNIS De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboortedatum] 1956 op [geboorteplaats], adres: [adres]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 september 2008. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Paulus en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.H. Westendorp, advocaat te ‘s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot 17 oktober 2007 in de gemeente Den Haag en/of elders in Nederland (telkens) enig geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte, als medewerker van de Belastingdienst, in strijd met zijn geheimhoudingsplicht, 260, althans een of meer documenten, althans (voor derden) geheime informatie, uit een of meerdere computersystemen van de Belastingdienst aan derden verstrekt. 2. hij in of omstreeks de periode van 30 november 2006 tot en met 15 december 2007, in de gemeente ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, driemaal, althans een of meerdere ma(a)l(en), (telkens) de Voorlopige Teruggave(n) Inkomstenbelasting / Premie Volksverzekering 2007 (D-085/D-086 en/of D-087/D-088 en/of D 089/090), zijnde (een) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft verdachte, (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die Voorlopige Teruggave (n) Inkomstenbelasting / Premie Volksverzekering 2007 (telkens) (een) onjuist(e) aftrekpost(en) (alleenstaande ouderkorting en/of eigen woning) en/of een te hoog bedrag aan loon uit arbeid en/of ingehouden loonheffing, althans een onjuist belastbaar inkomen, vermeld / opgegeven / aangegeven, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken. 3. Het bewijs 3.1Het standpunt van de officier van justitie De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, en een aantal verzoeken tot Voorlopige Teruggave Inkomstenbelasting/Premie Volksverzekering 2007 valselijk heeft opgemaakt en geprobeerd heeft dit als echt te gebruiken. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte deze feiten heeft begaan. 3.2 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit handelen van verdachte geen schade berokkend zou hebben, nu het grotendeels onschuldige informatie betreft. Bovendien valt de Belastingdienst te verwijten dat zij signalen over het functioneren van verdachte heeft genegeerd. De raadsman bepleit dat de handelingen die onder feit 2 zijn tenlastegelegd dienen te worden gekwalificeerd op basis van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, aangezien artikel 69 lid 4 van deze wet artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht uitsluit. Het openbaar ministerie dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van dit feit. 3.3 De beoordeling van de tenlastelegging Verdachte heeft bij de politie toegegeven dat hij in strijd met zijn geheimhoudingsplicht aan derden informatie uit meerdere computersystemen van de Belastingdienst heeft verstrekt die hij als medewerker van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, niet had mogen geven1. Ter zitting heeft verdachte, nadat hij geconfronteerd werd met de documenten D-002, D-003, D-013a en D-045, deze bekentenis herhaald. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij hiermee in oktober 2007 is gestopt, nadat de FIOD in het kantoor van eerdergenoemde derden meerdere door hem verstrekte documenten in beslag had genomen. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij toen al ongeveer een jaar bezig was. Ten aanzien van het tweede feit overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte heeft toegegeven dat hij bij het op de computer invullen van een aantal verzoeken tot Voorlopige Teruggave ten onrechte de aftrekpost alleenstaande ouderkorting en/of eigen woning heeft opgevoerd en dat hij bij zijn laatste verzoek een veel te hoog inkomen heeft opgegeven. In het dossier bevinden zich enkele prints uit het systeem Aanslag Belastingen Systeem (D-085 tot en met D-090). In deze prints staan de gegevens verwerkt die verdachte in de computer heeft ingevuld bij zijn eerder genoemde verzoeken. Deze gegevens zijn vervolgens door de Belastingdienst verwerkt in de Voorlopige Teruggave Inkomstenbelasting. De in de dagvaarding opgenomen documenten D-085 tot en met D-090 zijn derhalve niet de documenten die de verdachte valselijk heeft opgemaakt. Gelet op de hiervoor genoemde stukken in het dossier komt de rechtbank tot de conclusie dat niet bewezen kan worden dat verdachte, zoals ten laste gelegd, een aantal malen de Voorlopige Teruggave Inkomstenbelasting valselijk heeft opgemaakt en daarmee valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen, dat hij in de periode van 1 december 2006 tot 17 oktober 2007 in de gemeente Den Haag enig geheim, waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft verdachte, als medewerker van de Belastingdienst, in strijd met zijn geheimhoudingsplicht documenten uit de computersystemen van de Belastingdienst aan derden verstrekt. 4. De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. 5. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6. De straf 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. 6.2. Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van feit 2 voert de verdediging aan dat de verdachte uiteindelijk uit eigen beweging aangifte heeft gedaan met de correcte gegevens. De verdediging benadrukt voorts dat verdachte vanaf het begin van de verhoren alle schuld op zich heeft genomen en openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Het handelen van verdachte is bovendien niet zonder gevolgen gebleven; zo is hij inmiddels oneervol ontslagen en heeft hij nog geen uitkering aangevraagd, zodat hij zonder inkomsten zit. 6.3. Het oordeel van de rechtbank Als medewerker bij de Belastingdienst was verdachte geautoriseerd om vertrouwelijke informatie op te vragen, in te zien en aan derden te geven. Er zijn duidelijke richtlijnen opgesteld, zodat het voor iedere medewerker duidelijk is welke informatie hij wel en welke informatie hij niet bekend mag maken en onder welke voorwaarden dit dient te gebeuren. Het hele systeem van de Belastingdienst is er op gebaseerd dat deze richtlijnen worden nageleefd. Verdachte kende deze richtlijnen en was zich er terdege van bewust dat hij deze regels overtrad. Verdachte heeft met zijn handelen het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. De raadsman bepleit dat de rechtbank mee laat wegen in de straf(maat) dat verdachte oneervol is ontslagen. De rechtbank acht het ontslag van verdachte echter een logisch gevolg van zijn handelen. Dit zal zij dan ook niet meewegen in de straf(maat). Wat de rechtbank ten nadele van verdachte wel mee zal wegen, is de frequentie waarmee verdachte zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door documenten met gevoelige informatie aan derden te verstrekken. In totaal gaat het om bijna 200 documenten. De rechtbank tilt er daarbij zwaar aan dat verdachte ook meerdere malen informatie aan derden heeft verstrekt over de zogeheten negatieve inkomensnorm. Kennis van dit normbedrag maakt het eenvoudig om te frauderen met BTW-teruggaven. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 27 juni 2008. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat verdachte een voorwaardelijke straf opgelegd dient te krijgen, teneinde hem te weerhouden nogmaals een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen. Aangezien de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het onder 2 ten laste gelegde, zal zij wel afwijken van de door de officier van justitie gevorderde duur van de op te leggen werkstraf. 7. De toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 8. De beslissing Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: OPZETTELIJKE SCHENDING VAN EEN AMBTSGEHEIM, MEERMALEN GEPLEEGD; verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 150 (honderdvijftig) UREN; bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 146 uren resteren; beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 73 (drieënzeventig) DAGEN; in verzekering gesteld op: 26 februari 2008, in vrijheid gesteld op: 28 februari 2008; veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot: een gevangenisstraf voor de duur van 6 MAANDEN; bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit vonnis is gewezen door mrs. De Graaff, voorzitter, Van Dorp en Royakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schuurmans-van Erkel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 oktober 2008. 1 proces-verbaal verhoor van verdachte, V01-01, blz. 6 en 7 van 9 en V01-03, blz. 3 van 7