Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8945

Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805179/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Papendrecht (hierna: de raad) bij besluit van 20 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Aan de Noord".


Uitspraak

200805179/2. Datum uitspraak: 7 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekers], beide gevestigd te [plaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Papendrecht (hierna: de raad) bij besluit van 20 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Aan de Noord". Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juli 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State eveneens ingekomen op 4 juli 2008, heeft de [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2008, waar de [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. drs. J.G.M. van Mierlo, en het college vertegenwoordigd door ing. E. Schepers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Verder is de raad, vertegenwoordigd door mr. C.A. Bouma, ambtenaar in dienst van gemeente, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor onder meer het bedrijventerrein Noordhoek. Dit bedrijventerrein maakt deel uit van een op basis van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein dat zich uitstrekt over het grondgebied van de gemeenten Papendrecht, Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht. 2.3. [verzoeker] voert aan dat de milieuvergunning voor haar bedrijf dat is gevestigd op het bedrijventerrein Noordhoek ten onrechte is geweigerd vanwege het aspect geluidhinder. Om te voorkomen dat andere bedrijven die ter plaatse zijn gevestigd geluidruimte innemen en dientengevolge geen (nieuwe) milieuvergunning meer voor haar bedrijf kan worden verleend, is volgens de [verzoeker] schorsing van het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" dat ziet op voormeld bedrijventerrein noodzakelijk. 2.4. [verzoeker] is niet gebaat bij schorsing van het bestreden plandeel. Schorsing van het bestreden plandeel is niet van belang voor de geluidszone die geldt voor het bedrijventerrein Noordhoek, aangezien het plan niet voorziet in een wijziging van de ligging van deze geluidzone. Met schorsing van het bestreden plandeel zou wel worden bereikt dat voor bedrijventerrein Noordhoek het op 28 april 1960 vastgestelde bestemmingsplan "Noordhoek/Nieuwland" voorlopig blijft gelden. Dit bestemmingsplan stelt evenwel minder beperkingen aan de mogelijkheid tot uitbreiding van de ter plaatse gevestigde bedrijven dan het thans aan de orde zijnde plan. Een voorlopige voorziening die het door de [verzoeker] beoogde doel mogelijk maakt acht de voorzitter te verstrekkend, aangezien dat doel niet met een uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure kan worden bewerkstelligd. In de bodemprocedure kan uitsluitend uitspraak worden gedaan in het geding over het bestreden besluit waarbij is besloten over de goedkeuring van het plan. 2.5. Gezien het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren w.g. Jansen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2008 399.