Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF8985

Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800118/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe (hierna: het college) wederom het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit van 2 maart 2004, waarbij het college heeft geweigerd aan [verzoeker] bouwvergunning te verlenen voor het vernieuwen/veranderen van een recreatiewoning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), ongegrond verklaard.


Uitspraak

200800118/1. Datum uitspraak: 15 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. het college van burgemeester en wethouders van Epe, 2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], appellanten, tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1320 van de rechtbank Zutphen van 22 november 2007 in het geding tussen: [verzoeker] en het college van burgemeester en wethouders van Epe. 1. Procesverloop Bij besluit van 9 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe (hierna: het college) wederom het bezwaar van [verzoeker] tegen het besluit van 2 maart 2004, waarbij het college heeft geweigerd aan [verzoeker] bouwvergunning te verlenen voor het vernieuwen/veranderen van een recreatiewoning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 22 november 2007, verzonden op 26 november 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 mei 2006 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2007, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 1 februari 2008. [appellant sub 2] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 5 februari 2008. [verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend. Het college heeft een reactie ingediend. [verzoeker] heeft een reactie ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2008, waar het college, vertegenwoordigd door A. Boerkamp-Oostwoud en J. van de Sluis, beide ambtenaar in dienst van de gemeente, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem, en [verzoeker], bijgestaan door mr. M.S van den Berg, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Epe-Noord" op het perceel rustende bestemming "Bos". 2.2. Ingevolge artikel 5.2, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften, voor zover van belang, mogen bouwwerken, welke op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp aanwezig zijn gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits daardoor de kwantitatieve afwijking niet wordt vergroot en de aard van het bouwwerk niet wordt veranderd. 2.3. Het gebouw waarop het bouwplan ziet was ten tijde van het ter visie leggen van het thans geldende bestemmingsplan - 13 november 1984 - aanwezig. 2.4. Het college en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen bouwvergunning kon worden verleend voor realisering van het bouwwerk, nu dit geen bescherming toekomt op grond van het overgangsrecht als neergelegd in artikel 5.2, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften. 2.4.1. Dit betoog slaagt. Daargelaten of het bouwwerk op de peildatum bouwkundig gezien als recreatiewoning was te beschouwen, volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2003 in zaak nr. 200205005/1 dat het karakter van - ook - het bouwovergangsrecht mee brengt dat met toepassing daarvan geen bouwvergunning kan worden verleend, indien het gebruik dat de aanvrager na realisering van de bouw - opnieuw - van het bouwwerk wenst te maken gedurende geruime tijd gestaakt is geweest. Nu het onderhavige bouwplan er op is gericht het gebouw te vernieuwen dan wel te veranderen teneinde het als recreatiewoning te kunnen gaan gebruiken en het gebruik van dit oorspronkelijk als stal/garage gebouwde gebouw als recreatiewoning - naar niet is weersproken - sinds 1977 is gestaakt, doet die situatie zich hier voor. Reeds hierom kon voor het bouwplan niet met toepassing van artikel 5.2, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften bouwvergunning worden verleend. 2.5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 9 mei 2006 ongegrond verklaren. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. In deze situatie is er geen aanleiding te bepalen dat het door [appellant sub 2] in hoger beroep betaalde griffierecht door de gemeente Epe wordt vergoed. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt mee dat - naar analogie van artikel 41, vijfde lid - het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan [appellant sub 2] wordt terugbetaald. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de hoger beroepen gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 22 november 2007 in zaak nr. 06/1320; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond; IV. bepaalt dat de Secretaris van de Raad van State aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt. Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat. w.g. Offers w.g. Van Heusden lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2008 163-552.