
Jurisprudentie
BF9075
Datum uitspraak2008-09-26
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/368 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/368 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
Uitspraak
07/368 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 8 december 2006, 05/1384 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 26 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.C. van Keeken, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. W.G.L. Burgers, kantoorgenoot van mr. Van Keeken. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.M. Huijzer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 15 maart 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 16 mei 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 6 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het namens appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het ingestelde beroep ongegrond verklaard, waarbij zij voor wat betreft de medische kant van de schatting onder meer heeft overwogen (waarbij appellant is aangeduid als eiser en het Uwv als verweerder):
"Op 19 januari 2005 is eiser in het kader van een herbeoordeling door de verzekeringsarts onderzocht. Deze heeft de beperkingen van eiser vastgelegd in een FML, gedateerd 21 januari 2005. Uit overwegingen van zorgvuldigheid heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de behandelend sector. Bij brief van 26 januari 2005 heeft mw. A.M.F. Beekkerk-van Ruth, GZ-psycholoog en psychotherapeut bij De Grote Rivieren te Dordrecht, de verzekeringsarts medegedeeld dat eisers depressieve klachten gedeeltelijk in remissie zijn en waarschijnlijk zullen blijven verminderen gedurende een periode van twee tot drie maanden. Na het verdwijnen van de depressieve klachten kan verder gewerkt worden aan de PTSS klachten indien deze nog aanwezig zijn. Verwacht wordt dat deze klachten goed behandelbaar zijn. Deze behandeling zal vanaf 1 maart 2005 nog ongeveer twee maanden in beslag nemen. Er worden geen beperkingen in het verrichten van arbeid als gevolg van de psychische klachten verwacht. Naar aanleiding van deze informatie heeft de verzekeringsarts de FML in positieve zin aangepast. Deze bijgestelde FML, gedateerd 10 maart 2005, is door de arbeidsdeskundige als uitgangspunt genomen bij het door hem verrichte arbeidskundig onderzoek, neergelegd in een rapportage van 14 maart 2005".
2.1. Met de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding de juistheid van de door het Uwv aan het vorenomschreven onderzoek verbonden conclusies voor onjuist te houden. De Raad is van oordeel dat de beschikbare gegevens voldoende steun bieden aan de opvatting van het Uwv dat appellant op de in geding zijnde datum 16 mei 2005, gelet op zijn medische beperkingen in staat was de hem door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te vervullen en stelt zich daarmee achter de overwegingen van de rechtbank.
2.2. Aan de eigen, in hoger beroep niet meer met nadere medische gegevens onderbouwde, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand op de datum in geding, zoals die ook eerder reeds naar voren is gebracht, kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat hij daaraan gehecht wil zien.
2.3. De in de loop van de procedure namens appellant overgelegde informatie van zijn behandelaar mevrouw Beekkerk van Ruth, alsook van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige C.J. Mourik, die de Raad, evenals de rechtbank, in zijn beoordeling betrekt, bieden naar zijn oordeel onvoldoende aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen of tot het instellen van een nader medisch onderzoek.
3.1. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
3.2. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 september 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM