Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF9076

Datum uitspraak2008-10-02
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 08/327
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht op tegemoetkoming kinderopvang. Eiseres voert een buitenschuldprocedure voor afgifte van een verblijfsvergunning. Kind heeft een sociaal medische indicatie. Ondanks beleid blijven de algemene regels van WK van toepassing. Recht op een tegemoetkoming voor kinderopvang is een aanspraak van eiseres en beoogt niet het kind een zelfstandig recht op kinderopvang te geven.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 08/327 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 2 oktober 2008 inzake [naam eiseres], eiseres, wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. R.G.H.M. de Glas, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 21 december 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor tegemoetkoming kinderopvang op grond van artikel 8 en artikel 10, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 16 mei 2008. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R.G.H.M. de Glas. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. V.H.G. Rikken. Ter zitting was tevens aanwezig, mevrouw [naam medewerkster], werkzaam bij Stichting Vluchtelingenwerk. 3. Overwegingen Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres op grond van artikel 10, eerste lid van de Vreemdelingenwet (hierna: Vw 2000) geen aanspraak kan maken op een toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen, vanwege het feit dat zij geen geldige verblijfstitel heeft. Om deze reden ontvangt eiseres geen uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Dientengevolge valt eiseres niet onder de doelgroep zoals vermeld in artikel 6, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet kinderopvang (WK). Verweerder is niet bevoegd af te wijken van de wettelijke voorschriften. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft zich op het standpunt gesteld dat haar kind een sociaal medische indicatie voor kinderopvang heeft zodat op grond van het (buitenwettelijk) beleid van de gemeente Nijmegen recht bestaat op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Voorts betoogt eiseres dat de weigering een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verstrekken in het geval van het kind van eiseres, in strijd is met artikel 2 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: IVRK). Ingevolge artikel 22, tweede lid, van de WK bestaat aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor -voor zover hier van belang- de ouder die algemene bijstand ontvangt. Verweerder heeft voor de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang nadere geregeld in de Verordening Wet Kinderopvang (2005) (hierna: de Verordening). Ingevolge artikel 8 van de Verordening weigert het college de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet Kinderopvang. In artikel 18 van de Verordening is een hardheidsclausule opgenomen waarbij in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan worden afgeweken van de bepalingen in de Verordening, indien toepassing van deze Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Verweerder heeft verder beleidsregels Wet Kinderopvang (2007) vastgesteld. In artikel 2.1 van de beleidsregels is bepaald dat een tegemoetkoming voor kinderopvang mogelijk is naast de in de WK genoemde doelgroepen bij de aanwezigheid van een Sociaal Medische Indicatie (hierna: SMI). De algemene regels uit de WK zijn blijkens verweerders beleid van overeenkomstige toepassing op de aanvragen voor kinderopvang wegens een SMI. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres niet tot de doelgroep van de WK behoort, nu zij geen uitkering ingevolge de WWB ontvangt en daarop geen recht heeft en ook overigens niet behoort tot een categorie van personen genoemd in artikel 6 van die wet. Voorts wordt vastgesteld dat voor het kind van eiseres een SMI is afgegeven. Anders dan eiseres is de rechtbank is van oordeel dat eiseres aan de beleidsregels geen aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kan ontlenen. Nu blijkens de beleidsregels de algemene regels uit de WK van toepassing blijven, kan niet worden aangenomen dat verweerder heeft beoogd een regeling in het leven te roepen waarin wordt afgeweken van de WK ten gunste van personen als eiseres. Eiseres is een vreemdeling in de zin van artikel 1 aanhef en onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Uit de gedingstukken is gebleken dat eiseres in afwachting is op een verzoek om afgifte van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken. Overwogen wordt dat een dergelijk verzoek niet meebrengt dat eiseres rechtmatig in Nederland verblijft. Gelet op het bepaalde in artikel 8 aanhef en onder f, van de Vw 2000, kan uitsluitend sprake zijn van rechtmatig verblijf wanneer de vreemdeling in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in – voor zover hier van belang- artikel 14 van de wet, terwijl bij of krachtens deze wet dan wel op grond van een rechterlijke beslissing uitzetting van de aanvrager achterwege dient te blijven totdat op de aanvraag is beslist. Nu het verzoek van eiseres tot afgifte van een verblijfsvergunning geen aanvraag is in de zin van artikel 8 aanhef en onder f, van de Vw 2000, is van rechtmatig verblijf geen sprake. Dit brengt gelet op het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Vw 2000 mee dat eiseres geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan. Overwogen wordt dat een tegemoetkoming op grond van de WK een voorziening is als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Vw 2000. Gelet op het vorenoverwogene heeft eiseres op grond van de beleidsregels dus geen recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Eiseres heeft voorts betoogd dat de weigering van verweerder aan eiseres een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verstrekken, in strijd is met artikel 2 van het IVRK. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar betoog dat verweerder in strijd handelt met het in voormelde verdragsbepaling opgenomen verbod van discriminatie, door te eisen dat eiseres een verblijfsvergunning heeft. Overwogen wordt dat het recht op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang een aanspraak van eiseres is en niet beoogt het kind een zelfstandig recht op kinderopvang te geven. Daarbij komt dat, anders dan de Wet werk en bijstand (WWB), de WK niet kan worden gezien als een bodemvoorziening en de WWB daarenboven, onder omstandigheden, het kind wel als zelfstandig subject van bijstandverlening kent. Dit brengt mee dat er geen sprake is van verboden discriminatie in de zin van artikel 2, van het IVRK. Het beroep op artikel 3 IVRK kan eiseres evenmin baten nu deze verdragsbepaling gelet op haar formulering geen norm is die vatbaar is voor rechtstreekse toepassing door de rechter, aangezien zij niet voldoende concreet is voor zodanige toepassing en derhalve nadere uitwerking behoeft in nationale wet- en regelgeving. De grieven van eiseres tegen het bestreden besluit treffen derhalve geen doel. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. E. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van R. Bosman-Loonstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2008. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Verzonden op: 2 oktober 2008