Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF9084

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.497.312-2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

EAB vervolging, Duitsland, feiten zouden (deels) in Nederland zijn gepleegd, overlevering toegestaan


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13.497.312-2008 RK nummer: 08/3292 Datum uitspraak: 8 oktober 2008 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juni 2008 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 21 augustus 2006 door de justitiële autoriteit, Staatsanwaltschaft Berlin te Berlijn (Bondsrepubliek Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, [adres], hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 augustus 2008. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam gehoord. Ter zitting van 15 augustus 2008 is door de officier van justitie om aanhouding verzocht. De rechtbank heeft de zaak vervolgens voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie te vergaren omtrent de stand van zaken in zowel de Nederlandse als de Duitse strafzaak. De vordering is vervolgens opnieuw behandeld op de openbare zitting van 24 september 2008. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam gehoord. De rechtbank heeft op die zitting de termijn genoemd in artikel 22, eerste lid, van de OLW op grond van het bepaalde in artikel 22, vierde lid, van de OLW voor onbepaalde tijd verlengd. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een Haftbefehl van het Amtsgericht Tiergarten in Berlin (Bondsrepubliek Duitsland) van 17 augustus 2006 ten grondslag. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan zestien naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 4. Strafbaarheid 4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van de feiten, in het EAB aangemerkt als overtredingen van het Ausländergesetz, aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Uitgaande van de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. De feiten vallen onder nummer 13 op bijlage 1 bij de OLW, te weten: Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. 4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist De overige feiten zijn zowel naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland als naar Nederlands recht strafbaar. Op deze feiten is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld. De feiten leveren naar Nederlands recht op: Overtreden van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 5. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken. 6. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de OLW bedoelde garantie geeft. De Generalstaatsanwaltschaft Berlin - Dezernat Auslieferung/Einlieferung - heeft bij brief van 12 juni 2008 van de Oberstaatsanwalt de volgende garantie gegeven: Bei dieser Gelegenheit sichere ich zu, dass der Verfolgte zur Verbüßung einer nicht zur Bewährung ausgesetzten Freiheitsstrafe - sein Einverständnis vorausgesetzt – zurücküberstellt werden wird (Transferübereinkommen vom 21. März 1983). Ich sichere weiterhin zu, dass eine gegen den Verfolgten verhängte Sanktion im Falle der Rücküberstellung umgewandelt werden darf (Artikel 9 Abs. 1 b), 11 des Transferübereinkommens vom 21. März 1983. Uit artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren. Aan deze voorwaarde is voldaan. Ook de onder 4.1 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op: Er een beroep/gewoonte van maken een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid (te) doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is. en Overtreden van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, meermalen gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het VOGP zal kunnen worden omgezet. 7. Verweren De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering ingevolge artikel 13, eerste lid, van de OLW dient te worden geweigerd. De rechtbank begrijpt het betoog van de raadsman aldus, dat de overlevering van opgeëiste persoon wordt gevraagd voor een feit dat in werkelijkheid is gepleegd door een derde, te weten [persoon 1]. Deze [persoon 1] heeft daarbij gebruik gemaakt van de Duitse rechtspersoon van opgeëiste persoon. [persoon 1] is immers in Nederland voor het plegen van strafbare feiten van gelijke aard, gepleegd tussen 2003 en 2007 in Nederland, vervolgd en veroordeeld. Gelet op het dossier van [persoon 1], dat door de raadsman deels is overgelegd, moet er, aldus de raadsman, vanuit worden gegaan dat ook het feit waarvoor thans overlevering wordt gevraagd, in Nederland is gepleegd. De rechtbank overweegt als volgt. De veronderstellingen van de raadsman zijn, nog daargelaten dat zij zien op een andere pleegperiode, voor de rechtbank onvoldoende aanleiding om - in afwijking van de informatie uit het EAB - vast te stellen dat de strafbare feiten waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, in Nederland zijn gepleegd. Uit het EAB blijkt overigens niet dat de strafbare feiten waarvan de opgeëiste persoon in Duitsland wordt verdacht, in Nederland zijn gepleegd. De overlevering wordt verzocht in verband met de verdenking dat de opgeëiste persoon, kort gezegd, als enig aandeelhouder en directeur van een in Berlijn gevestigde vennootschap de Duitse belastingwet zou hebben overtreden, alsmede in dezelfde hoedanigheid buitenlanders te werk zou hebben gesteld in Duitsland terwijl hij wist dat deze personen geen werkvergunning in Duitsland hadden. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de OLW. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen de raadsman met betrekking tot de vordering ex artikel 13, tweede lid, van de OLW heeft opgemerkt geen bespreking. 8. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 9. Toepasselijke wetsartikelen artikel 197c van het Wetboek van Strafrecht; artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 van de OLW. 10. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Staatsanwaltschaft Berlin (Bondsrepubliek Duitsland) ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. M.F.J.M. de Werd, voorzit¬ter, mrs. C. Klomp en A.A. Spoel, rech¬ters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, grif¬fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2008. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.