
Jurisprudentie
BF9107
Datum uitspraak2008-09-26
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/415 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/415 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. Aangewezen op eenogig zien, zonder blootstelling aan stof of prikkelende gassen of dampen van zijn overgevoelige rechteroog. Voldoende duurzame benutbare mogelijkheden. Zal medische toestand leiden tot excessief ziekteverzuim?
Uitspraak
07/415 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 6 december 2006, 06/849 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 26 september 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C.R. Molenaar, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. W.H.A. de Graaf, juridisch medewerkster ten kantore van mr. Molenaar. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.M.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 december 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 9 februari 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 1 maart 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant gericht tegen het besluit van 8 december 2005 ongegrond verklaard.
1.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat hij medisch ernstiger beperkt moet worden geacht als gevolg van met grote regelmaat optredende hoofdpijnklachten die gepaard gaan met hevige koortsaanvallen.
2.2. Door het Uwv is bij verweerschrift naar voren gebracht dat appellant niet heeft onderbouwd dat hij medisch ernstiger beperkt is dan waarvan het Uwv is uitgegaan. En voorts dat hij niet voldoet aan de uitzonderingscategorieën van het Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (Maoc).
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Uit het rapport van 26 september 2005 van verzekeringsarts J.C.M. Hehenkamp blijkt dat appellant, die na een chemisch bedrijfsongeval vanaf 1996 arbeidsongeschikt was wegens met name ernstige psychische klachten en daarnaast ook pijnklachten, nog wel aanzienlijke beperkingen heeft maar dat zijn oog- en geestelijke toestand zoals te verwachten na zoveel jaren gestabiliseerd is en dat hij ook niet meer onder psychiatrische behandeling, noch onder behandeling van zijn oogarts is. Appellant is nog wel aangewezen op eenogig zien, zonder blootstelling aan stof of prikkelende gassen of dampen van zijn overgevoelige rechteroog. Mede mentaal bepaald ook zonder langdurig scherp gefocust zien. Vanwege medicamenteus verminderd vermogen mag hij niet autorijden of andere hoge alertheid vereisende taken verrichten. Tenslotte is er een noodzaak van een rustige en kleinschalige werksetting. Bezwaarverzekeringsarts
J.C.H. Schnitger-Horsthuis heeft op grond van het in bezwaar aangevoerde en de overgelegde informatie van de voorheen behandelend oogarts P.A.W. Lindenburg geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 september 2005 in stand kan blijven.
3.2. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt. De Raad ziet geen aanleiding om wat betreft het medische aspect van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling anders te oordelen dan de rechtbank, nu in hoger beroep de medische grieven van appellant niet met gegevens die zien op de in geding zijnde datum zijn onderbouwd. Ook uit de in een laat stadium van de procedure ingebrachte informatie van appellant´s huisarts S.S. Neelakandan valt niet af te leiden dat de met betrekking tot de diverse rapportages opgesteld door de verzekeringsartsen van het Uwv zou moeten worden geoordeeld dat deze onzorgvuldig, onvolledig of anderszins gebrekkig tot stand zijn gekomen.
3.3. Te dien aanzien vermeldt de Raad in het bijzonder nog in de stukken geen enkel aanknopingspunten te hebben gevonden die steun geven aan de gedurende de loop van de procedure steeds prangender geformuleerde stelling dat appellant´s medische toestand zal leiden tot excessief ziekteverzuim.
3.4. Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv, uitgaande van de vastgestelde functionele mogelijkheden, voldoende aannemelijk gemaakt dat appellant op 9 februari 2006 op medische gronden naar objectieve maatstaf gemeten in staat moet worden geacht de hem door de arbeidsdeskundige C.P.J. van Toren voorgehouden functies te vervullen en met die functies ten minste 85% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
3.5. Gelet op het voorgaande moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
3.6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 26 september 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
TM