Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF9265

Datum uitspraak2008-10-14
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1419 WWB-V
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het ingediende beroepschrift bevatte niet de gronden waarop het hoger beroep berust. Verzet ongegrond.


Uitspraak

08/1419 WWB-V Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 januari 2008, 07/406 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Datum uitspraak: 14 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 29 juli 2008 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2008 heeft appellant verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 september 2008, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 29 juli 2008 berust hierop, dat het ingediende beroepschrift niet de gronden bevat waarop het hoger beroep berust, en dat appellant, nadat hij de gelegenheid kreeg dit verzuim te herstellen, niet binnen de door de griffier van de Raad gestelde termijn de gronden heeft ingediend. In geding is de vraag of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard. In zijn verzetschrift van 2 augustus 2008 voert appellant aan dat hij de opvatting is toegedaan dat voor bezwaar, beroep en hoger beroep normaliter een termijn van zes weken gesteld is en dat voor het indienen van de gronden van het hoger beroep dezelfde termijn zou moeten gelden. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven is. In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2008. (get.) N.J. van Vulpen-Grootjans. (get.) R.B.E. van Nimwegen. IJ