Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF9267

Datum uitspraak2008-09-05
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5861 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen heffing (besparings)bijdrage. Een gemeentebestuur is vrij om te bepalen dat voor gebruikmaking van collectief vervoer (CV) een met het tarief voor openbaar vervoer vergelijkbare ritprijs verschuldigd is op de grond dat een ieder kosten moet maken voor gebruik van middelen van (openbaar) vervoer.


Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L van de mondelinge uitspraak ter openbare zitting op 5 september 2008 CENTRALE RAAD VAN BEROEP enkelvoudige kamer Datum: 5 september 2008 Aanvang: 10:15 uur Zitting heeft: M.I. ‘t Hooft, als voorzitter, griffier: C. de Blaeij 2e Zaak, reg.nr.:06 / 5861 WVG Inzake: [Naam appellante] wonende te [woonplaats], appellante, in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 augustus 2006, 06/5861 WVG (hierna: aangevallen uitspraak), gemachtigde M.J.G. Lammers, met bericht van verhindering niet verschenen, tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verschenen bij C. van Woudenberg, werkzaam bij de gemeente Almere (hierna: het College). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de bij het besluit van 19 augustus 2005 gehandhaafde heffing van een besparingsbijdrage bij de verstrekking van een scootmobiel gegrond verklaard met vernietiging van het bestreden besluit en opdracht tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar en met bepalingen over het griffierecht en de proceskosten. De Raad overweegt dat in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: de Wvg), zoals die wet destijds luidde, voor het heffen van een financiële bijdrage bij het verstrekken van een voorziening in natura, uitsluitend grondslag kan worden gevonden in het bepaalde bij en krachtens artikel 6 van de Wvg. De wet voorziet er niet in dat bij verordening in plaats dan wel naast de in artikel 6 van de Wvg bedoelde bijdrage een aan het gemeentebestuur verschuldigde (besparings)bijdrage van de gehandicapte wordt geheven op de grond dat het toekennen van de voorziening in natura tot besparing leidt van kosten die een ieder voor (openbaar) vervoer moet maken. Artikel 3.3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten Almere 2003, waarin de verschuldigdheid van een besparingsbijdrage bij de verstrekking van onder meer een scootmobiel is neergelegd, is mitsdien onverbindend wegens strijd met de wet. Daaraan doet niet af dat het een gemeentebestuur vrijstaat, naar de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 31 oktober 1997, LJN ZB7346, om te bepalen dat voor gebruikmaking van collectief vervoer (CV) een met het tarief voor openbaar vervoer vergelijkbare ritprijs verschuldigd is op de grond dat een ieder kosten moet maken voor gebruik van middelen van (openbaar) vervoer. De voor het gebruik van het CV aan de vervoerder verschuldigde ritprijs, zoals in die zaak en in daarmee vergelijkbare gevallen aan de orde, kan niet op een lijn worden gesteld met een door het gemeentebestuur bij besluit aan de gehandicapte opgelegde bijdrage voor dat vervoer. Hetgeen het College onder meer en met name met een beroep op de uitspraak van 31 oktober 1997, LJN ZB7346 heeft aangevoerd ziet voorbij aan de - op specifieke situaties als in dat geding aan de orde toegesneden - strekking van die uitspraak en aan de hiervoor vermelde reikwijdte van artikel 6 van de Wvg, zoals de Raad onlangs heeft overwogen in zijn uitspraak van 4 juni 2008, LJN BD4172. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden; De Raad draagt het College op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak; De Raad veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep van appellante, in het totaal € 322,-- te betalen door de gemeente Almere en bepaalt dat van de gemeente Almere een griffierecht van € 422,-- wordt geheven. De voorzitter sluit het onderzoek. Waarvan proces-verbaal. Utrecht, 5 september 2008 De plv. griffier. De fungerend voorzitter. C. de Blaeij M.I. ‘t Hooft Voor eensluidend afschrift de griffier van de Centrale Raad van Beroep. IJ