
Jurisprudentie
BF9494
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/75 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/75 AAW/WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzing (herhaald) verzoek om terug te komen van. De stukken hebben geen betrekking op de medische situatie dan wel belastbaarheid voor arbeid van betrokkene op de geding zijnde datum.
Uitspraak
07/75 AAWAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 november 2006, 06/1847 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 15 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 3 september 2008, waar partijen met kennisgeving niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 juli 1988 heeft de rechtsvoorganger van het Uwv geweigerd aan appellant een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, onder de overweging dat appellant niet gedurende een periode van 52 weken vanaf 20 februari 1987 onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest.
Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.2. Appellant heeft op 29 augustus 1999 de rechtsvoorganger van het Uwv verzocht om terug te komen van het besluit van 8 juli 1988, omdat er over het ziektebeeld fibromyalgie nieuwe inzichten bestaan. Dit verzoek is afgewezen, waarna appellant rechtsmiddelen heeft aangewend. De Raad heeft in deze zaak bij uitspraak van 6 juli 2004 het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard onder de overweging dat er geen sprake is van een nieuw feit of van een veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1. Namens appellant is bij brief van 21 juni 2005 andermaal verzocht om terug te komen van het besluit van 8 juli 1988.
Bij zijn verzoek heeft appellant een brief van de gemeente Utrecht van 28 januari 2005 en een expertiserapport van inspanningsfysioloog/bewegingswetenschapper drs. C.P. Kesselaar van 19 januari 2005 overgelegd. In de brief van de gemeente Utrecht wordt vermeld dat appellant als volledig arbeidsongeschikt wordt aangemerkt, als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA wordt beschouwd en als gevolg hiervan tot 1 november 2007 is vrijgesteld van de verplichtingen van de Wet Werk en Bijstand. In het expertiserapport wordt appellant slechts geschikt geacht tot het verrichten van werkzaamheden verbonden aan licht energetisch belastende functies gedurende maximaal 3 uur per dag.
2.2. Het Uwv heeft het verzoek van 21 juni 2005 afgewezen bij besluit van 28 september 2005 omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangegeven die zouden kunnen leiden tot een nieuwe beslissing.
2.3. Namens appellant is bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 20 maart 2006 is dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 20 maart 2006 ongegrond verklaard.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Overeenkomstig hetgeen voor herhaalde aanvragen is bepaald in artikel 4:6 van de Awb, mag van degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder genomen besluit terug te komen worden verlangd dat bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit.
4.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht overwogen dat de door appellant bij zijn aanvraag gevoegde stukken geen betrekking hebben op de medische situatie dan wel belastbaarheid voor arbeid van appellant op de in het besluit van 8 juli 1988 in geding zijnde datum, nu deze stukken betrekking hebben op appellants gezondheidstoestand in 2005. Er is derhalve geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in vorenbedoelde zin.
4.3. Het Uwv was dan ook bevoegd om met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek af te wijzen en voor de motivering van die beslissing te volstaan met te verwijzen naar het besluit van 8 juli 1988. Naar het oordeel van de Raad kan niet worden gezegd dat het Uwv niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel.
4.4. De aangevallen uitspraak komt, gelet op het vorenoverwogene, voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2008.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) R.L. Rijnen.
RB