
Jurisprudentie
BF9735
Datum uitspraak2008-09-08
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers246030 CV EXPL 07-2692
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-10-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers246030 CV EXPL 07-2692
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Vervroegd uittreden werknemer. Toepassing CAO-norm op algemene bepalingen pensioenregeling. Uitleg leidt ertoe dat eiser recht heeft op een bijdrage op gelijke voet als voor invoering van het nieuwe Ziektekostenstelsel.
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 246030 CV EXPL 07-2692
Uitspraakdatum: 8 september 2008
Vonnis in de zaak van:
[eiser], wonende te Enkhuizen
gemachtigde: C.T. Snijder, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
eisende partij, verder te noemen: [eiser]
tegen
de besloten vennootschap Pipelife Nederland B.V., gevestigd en kantoorhoudende
[adres] Enkhuizen
gemachtigde: mr. S. van Ketel, advocaat te Alkmaar
gedaagde partij, verder te noemen: Pipelife
Het procesverloop
[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding (met producties) d.d. 9 augustus 2007. Pipelife heeft bij antwoord verweer gevoerd met overgelegde producties. Vervolgens is gediend van repliek en dupliek. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Het geschil
1. Het gaat in deze zaak – kort en zakelijk samengevat – om het volgende. [eiser], geboren op 21 mei 1942, is van 7 maart 1968 tot 1 juli 2004 in dienst geweest van Pipelife. Met ingang van laatstgenoemde datum is hij vervroegd uitgetreden. Tijdens zijn dienstverband ontving [eiser] onder het toenmalige ziektekostenstelsel een bijdrage van Pipelife in de premie voor zijn particuliere ziektekostenverzekering. Pipelife heeft deze bijdrage aanvankelijk ook voortgezet nadat [eiser] gebruik ging maken van de prepensioenregeling. Met ingang van 1 januari 2006 is met de invoering van de Zorgverzekeringswet het ziektekostenverzekeringsstelsel ingrijpend gewijzigd. Het oude stelsel van ziekenfonds- en particuliere verzekeringen is komen te vervallen. Thans betaalt iedere werknemer een nominale premie voor de basisverzekering (plus eventuele modules) aan de zorgverzekeraar en een inkomensafhankelijke bijdrage aan de belastingdienst. Pipelife heeft na invoering van het nieuwe ziektekostenverzekeringsstelsel de werkgeversbijdrage in de ziektekosten afgeschaft. Deze wijziging is vastgelegd in de CAO Pipelife Nederland B.V. Pipelife heeft tenslotte met ingang van 1 januari 2006 een nieuwe collectieve ziektekostenverzekering afgesloten waaraan zowel actieven als inactieven kunnen deelnemen. [eiser] maakt weliswaar ook gebruik van deze collectieve verzekering, doch hij kan zich niet verenigen met de beëindiging door Pipelife van de bijdrage in zijn ziektekosten zoals die vóór 1 januari 2006 voor hem gold.
De vordering
2. [eiser] vordert dat de kantonrechter Pipelife bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot
primair
betaling aan [eiser] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 van de netto bijdrage van 58% van de premie voor de ziektekostenverzekering en de inkomensafhankelijke bijdrage van zijn pensioen en vanaf 65 jaar AOW, en de netto bijdrage van 50% voor zijn tandartsverzekering, gedurende zijn prepensioen en gedurende de periode dat de heer [eiser] ouderdomspensioen geniet vanaf 65 jaar op basis van de ziektekostenregeling van Pipelife;
subsidiair
betaling aan [eiser] met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 van de netto bijdrage van € 187,81 per maand in zijn ziektekostenverzekering en de inkomensafhankelijke bijdrage van zijn pensioen en vanaf 65 jaar AOW, en de netto bijdrage van € 4,54 per maand voor zijn tandartsverzekering, gedurende zijn prepensioen en gedurende de periode dat de heer [eiser] ouderdomspensioen geniet vanaf 65 jaar op basis van de ziektekostenregeling van Pipelife;
meer subsidiair
betaling aan [eiser] van de netto bijdrage van 58% althans € 187,81 per maand en de netto bijdrage van € 4.54 per maand met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 gedurende zijn prepensioenperiode tot 65 jaar op basis van de ziektekostenregeling van Pipelife,
te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en met veroordeling van Pipelife in de kosten van dit geding.
Het verweer
3. Pipelife heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. Daarop zal hierna bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De standpunten van partijen
4. De standpunten van partijen zijn bekend uit hun schrifturen. Een en ander wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
De beoordeling van het geschil
5. In deze procedure dient de vraag te worden beantwoord of Pipelife na invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet op 1 januari 2006 de bijdrageregeling in de ziektekostenverzekering zoals die vóór die datum op [eiser] van toepassing was, heeft mogen beëindigen. Anders dan [eiser] is Pipelife van mening dat zij daartoe gerechtigd was.
6. De kantonrechter vat het primair door [eiser] gevorderde zo op dat hij van mening is dat hij ook na de wijziging van het zorgverzekeringsstelsel na 1 januari 2006 onverkort aanspraak kan blijven houden op een onverkorte toepassing van de regeling zoals die vóór die datum gold. Daarvan kan in ieder geval geen sprake zijn omdat deze regeling was gebaseerd op een andersoortig verzekeringsstelsel. Het primair gevorderde komt derhalve reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
7. De kantonrechter zal derhalve vervolgens het subsidiair gevorderde moeten beoordelen. Deze vordering komt daarop neer dat [eiser] aanspraak maakt op een bijdrage naar eenzelfde bedrag als onder het vóór 1 januari 2006 geldende stelsel.
8. Pipelife heeft haar verweer dienaangaande opgesplitst naar de periode van prepensioen en de periode van pensioen. Voor beide perioden is Pipelife van mening dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen, zij het op andere gronden.
De prepensioenperiode
9. Voor wat betreft de prepensioenperiode van [eiser] heeft Pipelife zich primair gebaseerd op de zogeheten algemene bepalingen prepensioenregeling (hierna te noemen: de algemene bepalingen). Artikel 3.2 van deze algemene bepalingen luidt als volgt:
“Niet verplicht verzekerden
Niet verplicht verzekerden kunnen tijdens de prepensioen periode blijven deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering onder dezelfde voorwaarden als bij dienstverband.”
10. De kantonrechter stelt het volgende voorop. Bij de uitleg van artikel 3.2 van de algemene bepalingen – waarvan de toepasselijkheid door of namens [eiser] niet althans onvoldoende is weersproken - zal de kantonrechter de door de Hoge Raad in meerdere arresten ontwikkelde CAO-norm tot uitgangspunt nemen.
11. Voornoemde norm houdt in dat bij de uitleg van een CAO-bepaling de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop in beginsel doorslaggevend is. Het komt daarbij niet aan op de bedoelingen van de CAO-partijen voorzover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn. Het komt niet alleen aan op een grammaticale uitleg van de tekst, maar het gaat om het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Daarbij dient ook acht te worden geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden tekstinterpretaties zouden leiden.
12. Of voornoemde algemene bepalingen de status van een CAO hebben laat de kantonrechter in het midden, doch de Hoge Raad heeft ook aanleiding gezien om deze norm toe te passen op overeenkomsten of regelingen die naar hun aard bestemd zijn om de rechtspositie van derden te beïnvloeden zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die overeenkomsten (HR 20-02-2004, JOR 2004,157, sub 4.3). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan ten aanzien van de algemene bepalingen sprake.
13. Uit de hiervoor geciteerde tekst van artikel 3.2 van de algemene bepalingen volgt dat Pipelife gehouden is degenen die met prepensioen zijn gegaan en op dat moment particulier verzekerd waren tijdens de prepensioenperiode deel te laten nemen aan de collectieve ziektekostenverzekering “onder dezelfde voorwaarden als bij dienstverband. “
14. Bij een grammaticale uitleg moet de zinsnede “als bij dienstverband” naar het oordeel van Pipelife worden gelezen als “onder dezelfde voorwaarden als waren zij in dienst”. Pipelife legt een en ander derhalve zo uit dat [eiser] tijdens zijn prepensioenperiode aanspraak kan maken op eenzelfde ziektekostenregeling als de werknemers die bij Pipelife in dienst zijn. Aangezien per 1 januari 2006 het zorgstelsel is gewijzigd en thans een nieuw collectieve ziektekostenverzekering geldt, kan er, aldus Pipelife, geen sprake van zijn dat [eiser] in zijn prepensioenperiode aanspraak blijft houden op een bijdrage in zijn ziektekostenverzekering op hetzelfde niveau als bij aanvang van zijn prepensioen. Daarmee zou immers ook inbreuk worden gemaakt op de ratio achter artikel 3.2, te weten de gelijkschakeling tussen actieven en inactieven. De kantonrechter kan Pipelife hierin evenwel niet volgen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
15. Bij gebreke van enig schriftelijk stuk uit – bijvoorbeeld – de onderhandelingsfase waarin de algemene bepalingen dan wel de ratio daarachter nader worden toegelicht dan wel uitgelegd (namens Pipelife is op dit punt immers niets overgelegd) komt het naar het oordeel van de kantonrechter aan op de betekenis die niet bij het opstellen van de tekst betrokken derden aan de bewuste tekst mogen geven. Gelijk hiervoor reeds is overwogen dient daarbij evenwel ook acht te worden geslagen op de systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort en in dit opzicht is het bepaalde in artikel 3.1 van de algemene bepalingen niet zonder belang. Dit artikel luidt:
“Verplicht verzekerden
Pipelife Nederland B.V. blijft tijdens de prepensioenperiode de werkgeversbijdrage in de ziekenfondspremie betalen.”
Gelet op de tekst van dit artikel dat samen met artikel 3.2 onder de kop “Ziektekostenverzekering” in de algemene bepalingen is opgenomen ziet de kantonrechter aanleiding om de zinsnede “onder dezelfde voorwaarden als bij dienstverband” anders uit te leggen dan Pipelife. Deze zinsnede duidt naar het oordeel van de kantonrechter – gezien de samenhang met de tekst van artikel 3.1 van de algemene bepalingen - veeleer op een toezegging van Pipelife om de particulier verzekerde die met prepensioen gaat aanspraak te laten houden op een bijdrage in de ziektekostenverzekering onder dezelfde voorwaarden als bij “zijn voormalige” dienstverband. Deze uitleg strookt – meer dan de door Pipelife gegeven interpretatie – met het bepaalde in artikel 3.1 van de algemene bepalingen waarin immers aan een ziekenfondsverzekerde tijdens de prepensioenperiode ook zonder voorbehoud door Pipelife de werkgeversbijdrage in de Ziekenfondspremie wordt toegezegd.
16. Pipelife heeft vervolgens met een beroep op artikel 6:248 BW aangevoerd dat [eiser] na invoering van de Zorgverzekeringswet en de daarmee verband houdende situatie geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst kon verwachten. Pipelife is van mening dat zij de bijdrage kon afschaffen, in het bijzonder omdat zij voor de komende jaren zal worden geconfronteerd met een stijging van de sociale lasten als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet. De kantonrechter kan Pipelife hierin evenwel niet volgen. Pipelife heeft een en ander uitsluitend in globale en algemene bewoordingen vanuit een macro-economisch perspectief benaderd zonder inzichtelijk te maken waarom van haar vanuit een financieel oogpunt juist ook ten aanzien van [eiser] niet gevergd zou kunnen worden om over zijn nog tot 1 mei 2007 lopende prepensioenperiode de in geding zijnde bijdrage op hetzelfde niveau voort te zetten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Pipelife daarom onvoldoende toegelicht waarom ten nadele van [eiser] zou moeten worden afgeweken van de hem in artikel 3.2 van de algemene bepalingen gegeven aanspraak daarop.
17. De conclusie moet dan ook zijn dat [eiser] gedurende de prepensioenperiode in aanmerking komt voor een bijdrage op gelijke voet als vóór invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel. Dat Pipelife op 30 november 2005 met de vakbonden een nieuwe CAO heeft gesloten doet daaraan niet af. Weliswaar is daarbij ook afgesproken om de tegemoetkoming in de collectieve ziektekostenverzekering voor particulier verzekerden per 1 januari 2006 te laten vervallen, doch niet is gebleken dat dit akkoord ook heeft geresulteerd in afspraken welke zien op de vergoeding van de ziektekostenpremie van prepensioengerechtigden zoals [eiser]. De VUT-regeling zoals deze gold op het moment dat [eiser] met prepensioen ging, is voor hem van kracht gebleven (conclusie van dupliek, onder 9, pag 6, laatste alinea). Ingevolge artikel 8 van deze regeling (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) blijven ingegane rechten verkregen op grond van deze regeling, ook na beëindiging van deze regeling, gehandhaafd. Niet valt in te zien op grond waarvan ten aanzien van de aan [eiser] krachtens deze regeling toegekende bijdrage in de ziektekostenpremie anders zou moeten worden geoordeeld.
18. Het subsidiair gevorderde zal dan ook over de prepensioenperiode vanaf 1 januari 2006 tot 1 mei 2007 worden toegewezen. Dit geldt ook voor de meegevorderde wettelijke rente.
De pensioenperiode
19. [eiser] heeft gesteld dat Pipelife jegens hem gehouden is deze bijdrage ook voort te zetten na zijn pensioen. [eiser] baseert deze aanspraak kennelijk op het bepaalde in artikel 4.1 van de algemene bepalingen ingevolge waarvan de betrokken werknemer vanaf de prepensioendatum resp. de feitelijke ingangsdatum prepensioen de status van gepensioneerde heeft. Dit betekent, aldus [eiser], dat gepensioneerden ook een bijdrage moeten krijgen voor de ziektekostenverzekering en volgens [eiser] gebeurde dat in de praktijk ook.
20. Pipelife is daarentegen van mening dat er geen grondslag is voor de vordering van [eiser] voor zover deze betrekking heeft op een premiebijdrage in de ziektekostenverzekering vanaf de ingang van zijn ouderdompensioen per 1 mei 2007. Zo’n aanspraak is, aldus Pipelife, nooit overeengekomen. Pipelife betwist aan andere gepensioneerden wel een bijdrage te hebben betaald.
21. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser] op dit onderdeel niet voor toewijzing in aanmerking komt. Niet gebleken is dat door Pipelife – bijvoorbeeld in CAO-verband - over de vergoeding van de ziektekostenpremie voor gepensioneerden afspraken zijn gemaakt op grond waarvan [eiser] aanspraak kan maken op continuering van de bijdrage ook na zijn pensioendatum. Blijkens de aanhef van de algemene bepalingen zijn deze bepalingen uitsluitend van kracht gedurende de periode dat een werknemer gebruik maakt van de prepensioenregeling en in overeenstemming daarmee is de toepasselijkheid van artikel 3.2 van de algemene bepalingen ook met zoveel woorden beperkt tot uitsluitend de prepensioenperiode. Dat de betrokken werknemer in die periode ingevolge artikel 4.1 van de algemene bepalingen reeds de status van gepensioneerde heeft maakt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet anders. Van een individuele toezegging aan [eiser] is evenmin gebleken.
22. Weliswaar heeft [eiser] betoogd dat Pipelife in de praktijk aan gepensioneerden wel een bijdrage heeft verstrekt, doch door of namens [eiser] is op geen enkele wijze nader toegelicht op grond waarvan en onder welke voorwaarden een en ander geschiedde, zodat niet aannemelijk is geworden dat het – ook al zou Pipelife aan andere gepensioneerden wel een bijdrage hebben verstrekt – hier om gelijksoortige gevallen gaat. Bij gebreke van een voldoende adstruering zal de kantonrechter dan ook aan dit onderdeel van het betoog van [eiser] voorbij gaan.
De buitengerechtelijke incassokosten
23. Voor toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten is geen plaats aangezien niet is gebleken van een incassobemoeiing van een zodanige omvang dat deze voor vergoeding in aanmerking komt.
De proceskosten
24. Gelet op het resultaat van deze procedure zal Pipelife worden belast met de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt Pipelife om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 192,35 netto per maand vanaf 1 januari 2006 tot 1 mei 2007 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata der termijnen tot de dag der voldoening.
Veroordeelt Pipelife in de proceskosten, die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 633,31 [inclusief btw indien en voorzover door Pipelife verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 350,00 voor salaris van de gemachtigde van [eiser] [waarover Pipelife geen BTW verschuldigd is].
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2008.
De griffier, De kantonrechter,